- blad nr 3
- 8-2-2013
- auteur A. Jonkman
- Column
Status
Op 29 juni 2012 stelde de toenmalige staatssecretaris van OCW, Halbe Zijlstra, de Onderwijsraad de vraag: Wat zijn de sturingsmogelijkheden om te zorgen voor voldoende en goede leraren op de langere termijn? Redenen om die vraag te stellen waren volgens de staatssecretaris, zo lees ik,
-de angst dat het lerarentekort zou leiden tot concessies aan de kwaliteit van het onderwijzend personeel
-onderzoeken die uitwezen dat docenten de werkdruk en regeldruk te hoog vonden
-de zorgen die docenten zich maakten over het toenemend aantal taken dat zij toebedeeld kregen
-het feit dat de moderne tijd hogere eisen stelt aan het onderwijs, maar er tegelijkertijd bezuinigd moet worden.
Hoe los je dat allemaal tegelijk op, was eigenlijk de vraag en de minister wordt in het advies ‘Kiezen voor kwalitatief sterke leraren’ aangeraden te zoeken naar duizendpoten die alles doen en kunnen, liefst voor weinig. Kortom, de werkdruk is niet te hoog, de eisen die gesteld worden niet onmogelijk, maar de kwaliteit van de docenten is gewoon te laag. Voor trouwe lezers van mijn stukjes val ik in herhaling als ik zeg: In het huidige systeem, onder de huidige voorwaarden zijn er geen betere docenten te vinden dan er nu zijn. Het advies deugt in mijn ogen dus niet.
Eigenlijk zegt de Onderwijsraad dat zelf ook. Op bladzijde 16 van de 62 pagina’s dikke onderbouwing van het advies staat dat er steeds minder eerstegraads docenten in het onderwijs werkzaam zijn en dat het onderwijs kennelijk niet aantrekkelijk genoeg is voor hoger opgeleiden. Op pagina 21 lees ik dat de eerste ervaringen met nieuwe opleidingsvarianten als de academische pabo en Eerst de klas suggereren dat het weliswaar mogelijk is een nieuwe doelgroep van ‘slimmere studenten’ aan te boren, maar dat het nog onzeker is of deze groep uiteindelijk voor een langere periode in het onderwijs gaat werken. Vooralsnog zegt een kwart van de studenten ongeveer één tot drie jaar voor de klas te gaan staan na afloop van het programma. Of ze langer blijven, zal afhangen van hoe stimulerend en uitdagend de werkplek voor hen zal zijn, zegt de Onderwijsraad.
Ook in dit blad las ik dat studenten van de academische pabo niet van plan zijn ooit echt les te geven. Conclusie: het onderwijs is niet aantrekkelijk voor getalenteerde masters. Wij zijn gek dat wij er werken.
Om ‘gevoel’ van ‘feiten’ te scheiden, heb ik vorige week bijgehouden waar ik voor mijn werk tijd aan heb besteed: 35 uur aan het voorbereiden en geven van wiskundelessen, 22 uur aan sociaal-emotionele problemen van leerlingen, vergaderen, mailen, oudergesprekken en steunlessen aan leerlingen die alleen met stevig duwen en trekken van ons net een voldoende zullen halen. Het academisch gehalte van mijn baan is te verwaarlozen. Zolang de werkdruk, de regeldruk en onze uiteenlopende taken niet afnemen, zullen er nooit genoeg gekken te vinden zijn die ons weer in de top drie van de PISA-studies zullen laten belanden. En al helemaal geen academici, laat staan voor weinig.
De Onderwijsraad pleit verderop ook voor het stimuleren van onderwijskundig schoolleiderschap, management dat docenten betrekt bij het uitdagender en aantrekkelijker maken van de werkplek. Scholen ‘moeten organisaties worden waarin professionele normen gelden, met bijbehorende status, verantwoordelijkheden, beloning en mogelijkheden tot ontwikkeling. Op termijn zal dit het aantal leraren doen toenemen; er gaat immers een aanzuigende werking uit van een beroep met status en aanzien’, staat op bladzijde 41. Daar ben ik het mee eens, al hoop ik dat mensen die op zoek zijn naar status, voetballer, ceo of chirurg worden en geen collega van mij.