- blad nr 20
- 15-12-2012
- auteur T. Rolvink
- Redactioneel
Bezuiniging op zwakke vo-leerlingen
Het is een beetje een déjà vu: er staat al een bezuiniging ingeboekt maar de uitvoering moet nog verzonnen worden. Dat was met passend onderwijs zo bij het vorige kabinet en herhaalt zich nu bij het praktijkonderwijs (pro) en leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) bij het kabinet Rutte-Asscher. Volgens de Wet passend onderwijs zouden deze twee onderwijsvormen budgetfinanciering krijgen, maar in plaats van nul euro erbij, prijkt er opeens een min van vijftig miljoen in de onderwijsbegroting. De nieuwe staatssecretaris, Sander Dekker, schreef eind november een brief aan de Tweede Kamer dat hij ‘deze afspraak uit het regeerakkoord gaat uitwerken met de sectororganisaties’.
Kans op diploma
“Waar gaan wij in vredesnaam op bezuinigen”, vraagt een lerares van een praktijkschool zich af na het horen van de bezuinigingsplannen. “Nog meer leerlingen in de praktijklessen? Goedkopere theorielessen in plaats van praktijk? Minder stagebegeleiding? De kans op een diploma of baan wordt voor deze zwakke groep alleen maar kleiner. Terwijl juist voor deze jongeren investeren in arbeidstoeleiding of een assistentenopleiding in het mbo de enige kans is dat ze aan werk komen.”
In de Wet passend onderwijs is voor het voortgezet onderwijs afgesproken dat ook daar samenwerkingsverbanden komen om zorgleerlingen op te vangen. Het voortgezet speciaal onderwijs (vso) wordt losgekoppeld van het primair onderwijs. Ook het leerwegondersteunend onderwijs en de praktijkscholen voor kinderen met een laag IQ (pro 60-80, lwoo 75-90) gaan deel uitmaken van de zorgstructuur. Op zich is dat een logische keuze, maar het betekent voor het voortgezet onderwijs nog een forse operatie.
Het vso is soms zelfstandig en soms onderdeel van een stichting die ook speciaal onderwijs voor basisschoolleerlingen verzorgt. Er zijn zelfstandige praktijkscholen en pro-scholen deel uitmaken van een grotere scholengemeenschap. Leerwegondersteunend onderwijs wordt vaak aan groepen vmbo-leerlingen gegeven op scholengemeenschappen of bestaat uit klassen binnen zelfstandige vmbo-scholen. Daarbovenop komt dat pro en lwoo ook voorkomen in het agrarisch onderwijs, dat weer losstaat van de meeste ‘gewone’ scholen.
Duur
Die ingewikkelde operatie belasten met een bezuiniging van 50 miljoen ‘is een mokerslag voor praktijkonderwijs en lwoo’, stelt AOb-bestuurder Ben Hoogenboom. Het gaat namelijk om ongeveer 10 procent van het totale budget voor deze twee schoolsoorten. Bovendien opmerkelijk omdat pro en lwoo relatief goedkope zorg bieden ten opzichte van het vso. Natuurlijk zijn de kleinere groepen en meer praktijklessen duurder, maar een leerling in het vmbo kost gemiddeld 7.400 euro, die in lwoo/pro 11.900 euro; in het vso loopt dat op tot 22.100 euro. Het overgrote deel van de zorg vindt nu plaats in lwoo en pro, bijna 13 procent van de leerlingen in de middelbareschoolleeftijd volgt deze vormen van onderwijs. De deelname aan lwoo en pro is stabiel of daalt, terwijl de druk op het vso nog steeds fors toeneemt. Daar is de deelname gegroeid en dat gaat al jaren lang zo.
Wanneer de samenwerkingsverbanden goed gaan functioneren, zouden de leerlingenstromen misschien kunnen veranderen van zware naar lichtere vormen van zorg, omdat het aanbod passender is geworden. “Maar dat gaat niet lukken als daar een bezuinigingsopdracht aan hangt”, aldus Hoogenbom.
Onacceptabel
De AOb staat niet alleen in het verzet tegen deze bezuinigingsoperatie op het onderwijs aan zwakke leerlingen in het voortgezet onderwijs. De voorzitter van de VO-Raad, Sjoerd Slagter, heeft de korting onacceptabel genoemd. Hij vreest dat zwakke leerlingen daardoor juist eerder in duurdere vormen van zorg (lees: het vso) terechtkomen. Een vrees die de AOb deelt. Bij het vormen van samenwerkingsverbanden ziet de bond juist kansen voor praktijkscholen en lwoo.
Hoogenboom: “Bij scholengemeenschappen zien we namelijk toch ook wel eens dat geld van deze zorg wordt afgeroomd om elders kleine klassen overeind te houden voor weinig gekozen vakken. Dat gaat ten koste van de begeleiding van zwakke leerlingen. Wanneer de samenwerkingsverbanden gaan werken, versterkt dat de aandacht voor goede zorg. Dat moet ook verder gaan dan het voortgezet onderwijs. Doorlopende leerlijnen richting mbo kunnen betekenen dat deze leerlingen eerder een plek op de arbeidsmarkt krijgen. Maar dat alles dan wel als de samenwerkingsverbanden zonder bezuinigingsopdracht vooraf aan die toekomst kunnen werken.”
[grafics]
Kosten per leerling
brugklas € 7.000
havo/vwo € 6.800
vmbo € 7.400
lwoo/pro € 11.900
vso € 22.100
Bron OCW 2011
Deelname aan lwoo en pro
2010 deelname % 2011 deelname %
totaal voortgezet onderwijs 982.487 993.486
voortgezet speciaal onderwijs 34.621 3,5% 35.865 3,6%
Lwoo 99.862 10,2% 99.464 10,0%
praktijkonderwijs 26.623 2,7% 26.813 2,7%