- blad nr 20
- 15-12-2012
- auteur J. van Aken
- Aan de telefoon
Al dertig jaar een migrantenschool
Ik heb goed nieuws, meester
De Burgemeester de Vlugtschool in Amsterdam heeft veel kinderen van Marokkaanse en Turkse komaf. Dat is al dertig jaar zo. Toch heeft het personeel niet de indruk dat de kinderen inmiddels beter Nederlands spreken. Het is eerder slechter geworden. “Ze spreken nu én slecht Turks én slecht Nederlands.” Maar er is niemand die wanhoopt. Gewoon iedere week vier nieuwe woorden erbij, dan moet het goed komen.
Tekst Gaby van der Mee Beeld Fred van Diem
De vierjarige kleuters van meester Stefan Hoven hebben hun jas al aan, maar doen nog even vol overgave mee aan het vraagstuk ‘Staan de schoenen opvallend genoeg om vannacht door Sint opgemerkt te worden?’ Als alles in orde lijkt, zingen ze uit volle borst Sinterklaas kapoentje, krijgen een hand van de meester en worden overgegeven aan hun wachtende vader of moeder. Mohammed, die op zijn eerste schooldag iedereen verraste met de volzin ‘Ik heb goed nieuws, meester’ mag nog even zeggen wat vandaag het goede nieuws is: “Dat Sinterklaas komt.”
Het is duidelijk Sinterklaastijd op de Burgemeester de Vlugtschool in de Amsterdamse wijk Slotermeer, waar het merendeel van de leerlingen van Marokkaanse of Turkse komaf is. Met verder nog zo’n twintig andere nationaliteiten is het niet waarschijnlijk dat het oer-Hollandse Sinterklaasfeest thuis ook wordt gevierd. Een juf hoorde een meisje tegen haar vriendin zeggen: ‘Sinterklaas bestaat niet, hoor, alleen Allah bestaat.’ Maar iedereen vindt het best zo. Sinterklaas hoort erbij en vandaag gaat het hele personeel gewoon met de oudere leerlingen na schooltijd surprises maken.
Woordenschat
Stefan Hoven kwam tien jaar geleden uit Drenthe op deze school lesgeven en is er niet meer weggegaan. “Het mooie is hier dat er heel veel kan. Ik doe deze klas samen met iemand anders en ben daarnaast docent drama, daar heb ik een opleiding voor gedaan. Drama is heel goed voor hun taalgebruik en sociale vaardigheden. In groep 8 maken ze zelf een mini-script.”
Hij deed mee aan het woordenschatonderzoek van Sylvia Bacchini (zie interview op de volgende pagina’s). “Het klopt dat hier veel kinderen met een grote taalachterstand zijn. Ik heb nu 21 kleuters waarvan sommigen zelfs helemaal geen Nederlands spreken. Die zet ik niet apart, ik neem ze overal in mee, ik praat veel, herhaal veel woorden.”
Het uitbreiden van de woordenschat van de kinderen is een belangrijk onderdeel van het taalbeleid van de hele school. Iedereen beseft dat de kinderen daarvan afhankelijk zijn om verder te kunnen leren. “Sommige leerlingen houden we nog een jaartje bij groep 1 en 2. Dat is niet leuk, maar wanneer ze de taal onvoldoende beheersen, kunnen ze niet leren lezen en schrijven.”
Beetje speels
Onder het bestuur van de school, Stichting Westelijke Tuinsteden, valt een aantal vve-voorzieningen. Is het te merken wanneer een kind van de voorschool komt?
“Ja, ik merk het verschil wel. Ze zijn toch meer gewend aan structuur. Voorwaarde voor de deelname aan de voorschool is dat de ouders een taalcursus doen. Dat is natuurlijk ook een voordeel, hoewel het er helemaal van afhangt hoe intensief ze dat zelf aanpakken.”
Kregen jullie scholing om deze kleuters te begeleiden?
“Bij de taalmethode Piramide die we in de eerste groepen gebruiken, hebben we dat gehad en bij de nieuwe aanpak voor het uitbreiden van de woordenschat ‘Met woorden in de weer’* worden we begeleid door mensen van het ABC.”
Eigenlijk is hij de hele dag met taal in de weer. “Je moet dat ook een beetje speels aanpakken. Ik ga dan in groepjes van drie of vier een prentenboek lezen, benoem de woorden, vraag aan ze welke woorden ze onthouden hebben, die schrijven we op. Omdat het niveau in de groep heel verschillend is, werk ik niet meer in de kring maar alleen met kleine groepjes. Met ‘Met woorden in de weer’ selecteer je iedere week vier woorden. Nu hebben we dak, dakgoot, schoorsteen en dakpan. Ze worden opgehangen en elke dag een paar keer herhaald. Zo gaat het ook met gevoelens, bijvoorbeeld ‘gespannen’.” Dat hij een woord liever twintig keer dan zeven keer moet herhalen, zoals blijkt uit Bacchini’s onderzoek, begrijpt hij wel. “Ik herhaal wel veel, maar ik loop niet de hele dag hetzelfde woord te roepen.”
Technisch lezen
Er komen al heel lang kinderen van Marokkaanse of Turkse origine naar deze school. Waarom spreken ze nog steeds niet of slecht Nederlands?
“Wij krijgen nu ouders binnen die én slecht Turks spreken én slecht Nederlands”, vertelt René Mos, adjunct-directeur en taalcoördinator. Hij werkt al meer dan twintig jaar op deze school en heeft de indruk dat de kwaliteit van het Nederlands van de ouders eerder slechter dan beter wordt. “Hoewel er natuurlijk ook kinderen tussen lopen die behoorlijk Nederlands spreken en op school spreekt ook iedereen Nederlands met elkaar.”
Volgens Hoven komt het vooral omdat de meeste immigranten van het platteland van Turkije of Marokko afkomstig zijn en weinig scholing hebben gehad. “Voor Turken is Nederlands heel moeilijk omdat zij een heel andere grammatica hebben. Ze plakken alles aan elkaar, kennen geen bezittelijk voornaamwoord. Marokkanen pikken het toch sneller op. Soms vertellen ouders in heel gebrekkig Nederlands dat ze thuis Nederlands met hun kind spreken. Ze denken dat dat helpt. Dan zeg ik dat ze echt beter Turks of Marokkaans kunnen spreken, zodat het kind in ieder geval één taal goed leert. En dat ze natuurlijk naar een taalcursus moeten.”
Omdat Mos al een tijdje meeloopt, heeft hij ook al veel verschillende adviezen zien langs komen. “Dan hadden we opeens een periode waarin er veel aandacht aan het begrijpend lezen gegeven moest worden. Nu ontdekken we dat je toch ook met achtjarigen weer meer moet doen aan het technisch lezen, omdat ze anders vastlopen met de zaakvakken. Het overheersende idee is momenteel dat taal in alles zit. Dus ook als je buiten bent of aan het klussen bent met ze, moet je ermee bezig zijn.”
Helemaal opnieuw
Iedere klas heeft drie of vier computers, overal zijn digiborden. Volgens Hoven gebruiken de kleintjes de computers ook. Regelmatig wordt hun vooruitgang getoetst. “Dat doe ik echt niet iedere twee weken, hoor, dan blijf ik aan het toetsen. Maar ik moet natuurlijk wel de vooruitgang testen. Aan het eind van het schooljaar zijn er redelijk wat woorden geleerd, vervolgens gaan ze zes weken naar Turkije op vakantie.” De collega’s die er omheen zijn komen zitten, herkennen het verschijnsel. “Dan kan ik, als ze weer terug zijn, weer helemaal opnieuw beginnen”, zegt Hoven met gevoel voor drama. Iedereen knikt, dat is de harde werkelijkheid, je doet er niets aan.
{noot}
*’Met woorden in de weer’, door Dirkje van den Nulft en Marianne Verhallen. Uitgeverij Coutinho, ISBN 9789046901571.