- blad nr 18
- 17-11-2012
- auteur S. Ridder
- hier & daar
Een cultuur van ‘wij’ en ‘zij’
De eerste maanden in Nederland beleeft Marianne als in een droom. “Mijn moeder wilde graag weer naar Nederland omdat mijn broer hier studeerde en omdat mijn oma ernstig ziek was. Maar vlak voordat we hier kwamen overleed ze al. Alles was opeens anders. Oma dood, mijn vader en mijn oudere broer nog in Frankrijk, een school waar ik me niet lekker voelde en gepest werd - dat waren geen fijne maanden.” Haar moeder knikt. “Gelukkig is de overstap naar RSG Magister Alvinus in Sneek een goede keus geweest. Ik werk er zelf als lerares Nederlands en ik kan als moeder en als werknemer zeggen dat er hier een prettige open cultuur heerst. Ook pesten wordt goed aangepakt.”
Contact
Dat was in Frankrijk wel anders. “Ik gaf daar ook les en een collega vertelde me dat hij had gezien dat mijn zoon werd gepest. Toen ik vroeg wat hij er aan had gedaan, keek hij verbaasd. Niets dus en hij vond dat ook heel normaal.”
“Er is geen wij-gevoel”, concludeert Johanna dan ook. “Hier in Nederland maken we samen de school: leerlingen en leraren samen. In Frankrijk is er meer een cultuur van ‘wij’ en ‘zij’. De docenten zijn er om hun kennis over te dragen en de leerlingen moeten zich gedragen. Als docent vond ik het ook altijd moeilijk om echt contact met leerlingen te maken. Wat denken ze, wat voelen ze? Je komt er niet achter. Je krijgt vooral de antwoorden waarvan zij denken dat wij ze willen horen. Wat dat betreft vind ik het in Nederland veel fijner. Er is meer frictie misschien, maar het contact is echter.” Marianne: “Hier kun je buiten de les een docent aanspreken, of hem een vraag stellen, op de gang of in de lerarenkamer. Dat hoef je in Frankrijk niet te proberen. De lerarenkamer is daar ook echt verboden terrein voor leerlingen. En even blijven hangen na schooltijd mag ook niet. Je wordt echt weggekeken.”
De wij-zij-cultuur uitte zich ook in de communicatie tussen ouders en docenten. Johanna: “Hiervoor hebben ze het cahier de correspondance. Alle leerlingen hebben zo’n schrift waarin staat of er huiswerk is, of een kind absent of ziek is geweest en dergelijke. Op zich prima, ware het niet dat het schriftje zo’n beetje het enige contactmiddel is. Tienminutengesprekken kennen ze niet, en een belletje of mailtje van een ouder wordt niet op prijs gesteld. Als je kind twee weken ziek thuis zit, moet je niet denken dat de docent contact met je opneemt. Heel afstandelijk allemaal.”
Marianne vertelt dat ze iedere dag het cahier moest laten zien om de school binnengelaten te worden. “Heel surrealistisch. Je moet eerst door een eerste hek, dan moet je het schriftje laten zien - eigenlijk om te bewijzen dat je een van hun leerlingen bent - en dan pas mag je door het tweede hek. En na schooltijd gaat het precies hetzelfde.”
Strak keurslijf
Hoewel Marianne haar Franse vrienden wel mist, zou ze niet terug willen. “Ik heb hier nu ook mijn vrienden en sta niet te springen om iedere dag weer zo’n kleffe opgewarmde hap eten voorgeschoteld te krijgen.” Ze gruwelt er weer van als ze vertelt wat ze tussen de middag op school te eten kreeg. ”Wat ze daar vlees noemen, is een taai stuk ouwe zool. Bah.” Ook vindt ze het onderwijs hier prettiger geregeld. “In Frankrijk zitten kinderen van alle niveaus bij elkaar in de klas, niet zoals in Nederland gescheiden tussen vmbo, havo en vwo. Het idee is dat Franse docenten in de lessen het hoogste niveau aanbieden en dat ieder kind oppikt wat hij aankan. Maar in de praktijk maken ze de lesstof zo simpel dat iedereen het begrijpt. Ik heb me ook best veel verveeld.”
Johanna: “Dit is natuurlijk een typisch uitvloeisel van het Franse motto Liberté, égalité, fraternité. Het is prachtig om ieder kind dezelfde kansen te geven, maar of dit op deze manier moet vraag ik me inderdaad ook af.” Volgens Johanna word je als docent in een strak keurslijf geperst. “Letter voor letter wordt van overheidswege bepaald wat je de kinderen moet leren. Enige creativiteit in het aanbieden van de lesstof wordt ook door je collega’s niet aangemoedigd, of je moest geluk hebben met een directie die durfde te vernieuwen. Nee, twintig jaar Frankrijk is genoeg. Ik blijf lekker in Nederland.”
Toch moet Johanna nog één ding van het hart: “Wij zouden wel iets mogen leren van hoe trots Fransen zijn op hun literatuurgeschiedenis en hun schrijvers. Nederlanders springen daar maar slordig mee om, terwijl het toch een onderdeel van je cultuur is.”