• blad nr 18
  • 17-11-2012
  • auteur W. de Lange, de 
  • Column

 

Wat Willem zegt

Vlak voor de herfstvakantie wilde ik in deze tweede klas een vrolijk nummer doen: de Franse Revolutie naspelen in vier of vijf korte bedrijven. Dat gaat eigenlijk altijd goed, ook in drukke klassen. Dit roerende en bloederige stuk staat al jaren op het repertoire. Ik heb de lezers van dit blad er al eerder mee lastiggevallen. Het was zelfs in mijn eerste rampzalige onderwijsjaar, op mijn vorige school, leuk. Nou is er wel het een en ander op ‘leuk’ aan te merken. Maar wie geschiedenis geeft aan aankomende bakkers, koks en kelners ontkomt er niet aan om ‘leuk’ in de beschouwingen te betrekken.
Terug naar die vrijdag vlak voor de vakantie. Ik leg uit wat de bedoeling is. Voor de eerste scène heb ik iemand nodig die een arme boer of boerin wil spelen die de koets van de koning ziet langsrijden en in woedende monoloog uitbarst. “Je moet je voorstellen dat je je kinderen niet meer fatsoenlijk te eten kan geven. De oogst is al een paar jaar mislukt. Je moet wel meer belasting betalen. En dan zie je die dure koets met al dat bladgoud langskomen. Opeens heb je het niet meer van kwaadheid”, leg ik uit.
En dan gebeurt wat ik nog niet eerder heb meegemaakt, maar wel iedere keer vrees. Niemand wil. Geen van de lefgozers meldt zich. De meisjes willen alleen als Marie Antoinette in de koets zitten, op een tafeltje met de voeten op een stoel, eindelijk mag het. Wat ik ook probeer, hoe ik ze ook paai, niemand durft een rol te spelen waarvoor je hardop iets moet zeggen. Ik twijfel.
“Doet u het zelf eens voor”, zegt Willem. Hij kan heel pesterig zijn, die Willem. Maar het klinkt niet alsof hij dit gemeen bedoelt. Ik prop een stevige Marie Antoinette en een broodmagere Lodewijk XVI in de koets onder de stellige verzekering dat ze alleen maar vaagjes hoeven te wuiven en barst uit in een hartstochtelijke woedeaanval, hier en daar zelfs iets te grofgebekt, ik zeg het met schaamte.
Het valt goed. Voor de volgende scène melden zich wel vrijwilligers. De koning roept de Staten-Generaal bijeen om het volk om hogere belastingen te vragen, maar dat parlement stuurt hij onmiddellijk weer naar huis als de vertegenwoordigers in ruil een grondwet eisen. Khalid verzamelt moed voor de rol van de koning. Willem speelt de aanvoerder van de rumoerige volksvertegenwoordigers. De hele klas helpt mee door te pas en te onpas ‘boe’ te roepen. Het werkt. Hierna zijn de mislukte vlucht van de koning en de guillotine-scène een makkie.
Het is een klein deelsucces. Ik ga de vakantie in met de zekerheid dat ik het hart van deze tweede klas hiermee niet heb gestolen. De eerste les na de vakantie gaat uiterst moeizaam. Maar Willem denkt ook deze keer mee in plaats van mee te gaan zieken met zijn makkers. “Die tekst is te lang voor één les, juf. U moet het afwisselen. En meer zelf vertellen, denk ik.” Ik doe voortaan gewoon wat Willem zegt.

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.