- blad nr 18
- 17-11-2012
- auteur L. Douma
- Redactioneel
Na je vijftigste afbouwen?
Welnee! Begin iets nieuws
@T:‘Er zijn veel oudere docenten werkzaam in het onderwijs. Uit ervaring weet ik dat het werk steeds zwaarder wordt en ik ben benieuwd hoe scholen hun ouderenbeleid vormgeven. Als er tenminste al ouderenbeleid is. Op mijn school is dat een onbekend woord. Het enige dat op ouderenbeleid zou kunnen duiden is de aanschaf van een AED-machine die in de personeelskamer hangt.’
Een mail aan het Onderwijsblad. Of er niet een artikel kan komen over ouderenbeleid. De afzender is Arie de Zeeuw, 63 jaar, en sinds tien jaar docent informatica op een havo/vwo-school. De Zeeuw was eerder geschiedenisdocent. Hij loopt tegen de grenzen van zijn kunnen aan voor de klas. “Ik had twee jaar geleden een dag waarop ik lesgaf tot en met het negende uur. Ik realiseerde me toen dat ik afknapte op zo’n lange dag. Ik heb niet meer de reserves die ik voorheen had.” Sinds vorig schooljaar neemt De Zeeuw zijn bapo (bevordering arbeidsparticipatie ouderen) op, waardoor zijn baan van 0,75 fte slonk naar 0,6 fte. Dat bleek niet genoeg. Vanaf dit schooljaar heeft hij een kleinere aanstelling. Op eigen verzoek. “Ik heb nu een aanstelling van 0,5 fte, dat kost me 300 euro in de maand. Maar ik voel me bekocht. Ik betaal mijn eigen taakverlichting en heb vervolgens van de school een vreselijk slecht rooster met acht tussenuren gekregen.”
De informaticadocent vervolgt: “Het klinkt natuurlijk verwend, een halve baan en toch klagen over de drukte. Maar het zijn jonge mensen waarmee je werkt, het onderwijs is een aandachtvretende business. Ik heb last van de chaos, het geroezemoes. Aanvankelijk dacht ik met 65 met pensioen te gaan. Nu realiseer ik me dat ik dat niet volhoud. Ik stop er mee aan het einde van dit jaar.”
Is De Zeeuw niet meer in staat te werken? “Naast mijn werk op de scholengemeenschap heb ik een dag per week een coördinerende functie op een soort volksuniversiteit. Dat werk kan ik tot mijn tachtigste blijven doen. En dat had in het reguliere onderwijs ook gekund, als de dingen anders geregeld zouden zijn.”
De school had haar docent langer kunnen behouden als er gericht personeelsbeleid was geweest, denkt De Zeeuw. “Ik zou graag erkend worden in het feit dat het minder makkelijk gaat. Maar ik voel me daarin niet erkend, en dat is wat mij doet afknappen. Ik zou willen dat de schoolleiding op elke oudere afstapt en vraagt wat de wensen zijn. Ikzelf zit bijvoorbeeld 38 jaar in het vak. Nog steeds heb ik fatsoenlijk contact met leerlingen. De school had haar voordeel kunnen doen met mijn ervaring. Ik wil bijvoorbeeld graag jonge docenten begeleiden en had ook wel andere klussen willen doen. Maar dat wordt niet van me gevraagd.”
Flow
De leeftijd waarop onderwijspersoneel met pensioen gaat is de laatste vijf jaar fors gestegen van iets onder de 61 naar rond de 63 jaar. En die stijging zet door. Daar moet het onderwijs wat mee, zou je zeggen. Toch gebeurt dit slechts sporadisch.
Uit onderzoek van het Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt* blijkt dat slechts 12 procent van de scholen voor voortgezet en primair onderwijs leeftijdsfasegericht personeelsbeleid voert. Wel wordt er op de meeste scholen extra aandacht besteed aan oudere werknemers. Dit zijn meestal regelingen die men in de wereld van de p&o ‘ontziemaatregelen’ noemt: taakverlichting, extra vrije dagen en deeltijdpensioen.
Niets mis met ontziemaatregelen, zeggen deskundigen, maar het is niet voldoende. “In het onderwijs is jarenlang geaccepteerd dat docenten vanaf hun vijftigste afbouwen. Maar je moet ze vanaf hun vijftigste juist extra uitdagen”, zegt Pieter Diehl, organisatieadviseur bij Edux onderwijsadvies en auteur van het boek Leeftijdsfasebewust personeelsbeleid in het onderwijs**. “Vraag ze een groter project op zich te nemen, of om jongeren te begeleiden, je zult zien dat oudere werknemers daarvan opbloeien. Wanneer een docent alleen met afbouwen bezig is en niet meer in de flow zit, kan hij die halve dagen dat hij werkt net zo goed thuisblijven. Wanneer een docent zich daarentegen uitgedaagd voelt, en aangesproken wordt op zijn ervaring, krijgt hij ook meer energie voor de klas.”
Ook Louis Thijssen, consultant bij het arbeidsmarktkenniscentrum voor voortgezet onderwijs Voion, betoogt dat taakverlichting alleen onvoldoende is. Uit onderzoek van Voion wordt duidelijk dat docenten van vijftig jaar en ouder privé vaak heel ondernemend zijn. Hun kinderen zijn het huis uit, of vragen niet meer zoveel aandacht. Er is meer bestedingsruimte, het inkomen is vaak bovenmodaal. Gezond leven en vrije tijd zijn belangrijk. Genieten is of wordt het motto. Vijftigplussers hebben behoefte aan een betere afstemming tussen lesgeven en neventaken. Ze willen taakdifferentiatie, bijvoorbeeld een coachingproject volgen om jongere collega’s te kunnen ondersteunen. Ook willen ze dat er meer aandacht is voor individuele wensen en vaardigheden. En ze willen niet meer aan elke vernieuwing meedoen.
Dat laatste draagt bij aan het beeld dat onderwijswerkgevers van de oudere docent hebben. Thijssen: “Werkgevers denken dat ouderen zich minder inzetten. Ook vinden zij ouderen minder bevlogen. Uit onderzoek blijkt dat dit niet waar is. Schooldirecties hebben onevenredig veel klachten over oudere werknemers. Ik denk dat scholen zich te veel laten afleiden door een groep ouderen die hangt in het cynisme. En die groep is er. Maar die groep is niet zo heel groot. Ouderen zijn inderdaad minder flexibel, ze hebben meer moeite met verandering en hun commerciële vaardigheden zijn minder. Daar staat tegenover dat ouderen meer vakkennis hebben, beter met verantwoordelijkheden omgaan en deskundiger zijn. Dat vinden de werkgevers ook. En daar moeten zij hun voordeel mee doen. Want een docent wordt inderdaad cynisch als de werkgever zijn capaciteiten niet erkent. Als hij zich onbegrepen voelt. Dan isoleert de docent zich. En stort zich of met verve op de klas, doet goede dingen, maar sluit zich af voor alles wat daaromheen gebeurt. Of hij meldt zich ziek.” Overigens is het niet zo dat oudere docenten zich vaker ziek melden dan jongere. Als zij zich ziek melden, zijn ze wel langer ziek.
Ouwelullendagen
Op het Kaj Munk College in Hoofddorp (vorig jaar Beste werkgever in het voortgezet onderwijs) peilt de schoolleiding welke behoeften de werknemer heeft en hoe deze passen in de doelstellingen van de school. “Wij nemen de gesprekscyclus heel serieus”, vertelt conrector Marijke Genuit. “Mensen die hier werken, ervaren dat zij invloed hebben op hun eigen situatie en dat is heel prettig. Waar het op fysieke kracht aankomt, houd je rekening met iemands leeftijd. En verder verschilt het per docent. Laatst nog hebben wij een zeventigjarige collega uitgezwaaid die van geen enkele regeling ooit gebruik heeft gemaakt. Maar er zijn ook oudere collega’s die aangeven geen knip voor de neus waard te zijn als ze meer dan zes lesuren op een dag hebben. Daar houden we dan rekening mee, voor zover de grenzen van de organisatie dat toelaten. Bij ons ‘moet’ niets, behalve dan dat iedereen zich moet blijven ontwikkelen. Ook ouderen. Ikzelf bijvoorbeeld ben 59 jaar en volg nu weer een opleiding. Daarnaast nemen veel oudere docenten de bapo op. Ik ook.”
Hoe ouder de werknemers, hoe meer hun behoeften onderling verschillen, onderschrijft Joop Zinsmeister, docent HRM aan de Hogeschool van Amsterdam, die onlangs op dit onderwerp promoveerde***. “Ik heb bijvoorbeeld een oud-collega van zeventig die nog marathons loopt, ook heb ik collega’s van vijftig die hun werk al fysiek zwaar vinden. Mentaal is dat niet anders.”
Uit het eerder genoemde onderzoek van het Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt komt naar voren dat de scholen die wel naar de levensfase van hun personeel kijken, ook vaker individuele gesprekken voeren over de invulling van de laatste jaren van iemands loopbaan, zoals dat op het Kaj Munk gebeurt. Dat werkgevers dit nog te weinig doen, is volgens Thijssen van Voion te verklaren vanuit de historie van de sector. “In het onderwijs was de overheid nog lange tijd werkgever. Scholen hebben wat werkgeverschap betreft een inhaalslag te maken. Functioneringsgesprekken worden niet of nauwelijks gevoerd. Ook in de alledaagse communicatie is de dialoog ver te zoeken. Dat ligt ook in de aard van het vak: de docent is een solist, die staat alleen voor de klas. Ook hangen zowel leidinggevenden als docenten erg aan de cao. Men is gewend personeel in groepen in te delen, in plaats van naar het individu te kijken. Ik maak zelf ook gebruik van de mogelijkheden binnen de cao. Ik heb bijvoorbeeld sinds kort ouwelullendagen – zo noemen ze dat bij ons. En ik vind dat fijn. Maar ik vind het ook een beetje onzin. Als de werkgever minder de focus legt op de productiviteit van de oudere werknemer, en meer op zijn ervaring en wijsheid, zijn ouwelullendagen helemaal niet nodig.”
Zonder collectieve arbeidsvoorwaarden wordt het personeelsbeleid wel erg afhankelijk van de welwillendheid van de leidinggevende. Deze maakt inderdaad het verschil, betoogt Zinsmeister. Maar welwillende teamleiders, managers of decanen lopen vaak weer aan tegen de eisen die de bovenbazen stellen, waardoor het individu in de verdrukking komt.
Docent De Zeeuw, die in het begin van dit verhaal aan het woord kwam, vertelt: “Ik heb een collega die iets jonger is dan ik en op één dag negen lesuren heeft. Die collega gaf aan dat ze dat te zwaar vindt. De leiding reageerde dat ze niet moest zeuren. Punt. Het is zo ontzettend dom je personeel zo te behandelen.”
{noten}
*Active Ageing in het primair en voortgezet onderwijs, onderzoek van SBO en ResearchNed, 2009, te downloaden op www.onderwijsarbeidsmarkt.nl
**Pieter Diehl en Dirk Hanssen, Leeftijdsfasebewust personeelsbeleid in het onderwijs, Kluwer, 2007, €42,50, ISBN 97.8901.3048.384
***Joop Zinsmeister, Oud is wijs genoeg. Een studie naar de inzet van de arbeidsvermogens van oudere werknemers, 2012, Amsterdam, Carem
{kader}
De bapo onder druk
De bapo krijgt rake klappen. In het regeerakkoord is afgesproken dat er extra onderwijsinvesteringen komen, mits de ouderenregeling wordt afgebouwd. Een vreemde voorwaarde, want het zijn niet politici die over de arbeidsvoorwaarden in het onderwijs gaan, maar de sociale partners.
Desondanks heeft de VO-raad laten weten ‘fervent voorstander’ te zijn van ‘modernisering van de arbeidsvoorwaarden’. Ook de PO-raad gaat graag het gesprek aan over het afbouwen van de bapo. De AOb wijst er – net als CNV Onderwijs - op dat de bapo een effectieve regeling is waardoor mensen het langer volhouden voor de klas. Een bewering die recent nog werd onderstreept door de Stichting van de Arbeid, die de bapo ziet als een goed voorbeeld voor andere zware beroepen. Volgens de AOb bemoeit de regering zich met dingen, waar zij zich niet mee zou moeten bemoeien. “Maar wij zijn niet totaal verstard”, zegt AOb-bestuurder Marten Kircz. “Wij zijn bereid te praten over de bapo, en doen dat in de verschillende overleggen ook al. Maar dat betekent wel dat de werkgevers ook een zeker souplesse moeten tonen. Wanneer er getornd wordt aan de bapo, moet er wel iets nieuws voor in de plaats komen. Een regeling voor alle werknemers in het onderwijs – jong en oud - die hun werkdruk verlaagt. Het moet een generale regeling zijn. Niet dat elke individuele docent straks met zijn leidinggevende om tafel moet om ‘snipperdagen’ aan te vragen.”
De bapo staat al langer onder druk. Eind april stemde de Tweede Kamer in met een motie van VVD-Kamerlid Ton Elias om de bapo af te bouwen. Alleen GroenLinks, SP, de Partij voor de Dieren en de PVV waren tegen. Het VVD-plan is gewoon meegenomen in het huidige regeerakkoord van VVD en PvdA. Volgens het regeerakkoord moeten de arbeidsvoorwaarden ‘gemoderniseerd’ worden. “De arbeidsvoorwaarden zijn al modern”, reageert AOb-bestuurder Ben Hoogenboom. “Mensen vergeten wel eens waar ‘bapo’ voor staat”, licht Kircz toe, “namelijk bevordering arbeidsparticipatie ouderen. Nu docenten tot hun 67ste voor de klas moeten blijven staan en hoogopgeleide docenten het onderwijs verlaten, is er niets zo modern als bevordering arbeidsparticipatie.”