• blad nr 11
  • 9-6-2012
  • auteur R. Voorwinden 
  • Redactioneel

 

Meekijken in de school anno 1800

‘Leraren houden te weinig rekening met verschillen tussen leerlingen’, is al jarenlang het stokpaardje van de Onderwijsinspectie. Dat is niet altijd zo geweest. Sterker nog: de inspectie is opgericht om leraren juist minder rekening te laten houden met verschillen tussen leerlingen, om klassikaal onderwijs te bevorderen. Sjaak Braster schreef er een essay over.

‘Het langwijlig les opzetten van ieder kind, heeft bij u te regt plaats gemaakt voor het klassikaal spellen.’

Ja, een kersverse onderwijsinspecteur (toen nog: ‘schoolopziener’) was in 1801 best te spreken over de invoering van klassikaal onderwijs. Sjaak Braster, hoofddocent aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, kwam het citaat tegen in een van de eerste Onderwijsverslagen – de jaarlijkse rapportages van de Onderwijsinspectie – uit begin 1800. Braster nam ruim tweehonderd van deze verslagen onder de loep, ter gelegenheid van het lustrum van de Onderwijsinspectie. Hij schreef er een essay over: Passie en pragmatisme – de Onderwijsinspectie en de opkomst en ondergang van het klassikaal onderwijs.*
Voor het jaar 1800 was het onderwijs erg individueel. Schilderijen uit die tijd geven het beeld van één ruimte, waar alle leerlingen door elkaar zitten. De jongste kinderen rommelen wat op de vloer, oudere leerlingen zitten op bankjes te lezen. De oudste leerlingen doen schrijfwerk aan tafels, die willekeurig door de ruimte verspreid staan. Leerlingen worden een voor een bij de leraar geroepen, klassikale instructie of een schoolbord ontbreken. En de plak hangt binnen handbereik, zodat de leraar meteen toe kan slaan als een leerling ongehoorzaam is.
Het standaard schoolboek uit die tijd is de Heidelbergse catechismus: onderwijs is vooral bedoeld om de kinderen het gereformeerde geloof bij te brengen. Aan rekenen wordt alleen aandacht besteed als de ouders dat willen, en tegen betaling van extra schoolgeld. Dat kunnen de meeste onderwijzers wel gebruiken, want het onderwijs is geen vetpot. Veel leraren hebben daarom kerkelijke nevenfuncties, zoals koster of doodgraver.

Dom
Rond 1800 komt het idee op dat onderwijs meer zou moeten zijn dan alleen het aanleren van wat schoolse vaardigheden. Onderwijs moet ook de morele vorming van het volk bevorderen. De ‘domheid, woestheid en onbeschaafdheid’ van met name de lagere standen moest worden bestreden. Dat idee leidde in 1801 tot de eerste echte Onderwijswet.
Tegelijkertijd werden er inspecteurs aangesteld om te controleren of de scholen die nieuwe taak wel genoeg aandacht geven. De eerste minister van Onderwijs (toe nog, heel treffend, ‘agent van nationale opvoeding’ geheten) nodigde de eerste lichting inspecteurs bij hem thuis uit. Hij legt uit wat de bedoeling is: ‘Het zuiveren van de stallen van Augias’.
In de nieuwe opzet vindt het onderwijs voortaan plaats in drie klassen, samengesteld op leeftijd. Die klassen worden nog wel tegelijkertijd onderwezen, in dezelfde ruimte en door dezelfde onderwijzer. Het zou, met wat fantasie, de eerste combinatieklas genoemd kunnen worden: van groep 1 tot en met 8.
Uiteraard waren er aanloopproblemen, las Braster in de verslagen van de inspectie. Zo waren er in het begin nog nauwelijks goede schoolboeken, en zagen ouders de nieuwerwetsigheden niet altijd zitten. Maar rond 1820 lijkt het ‘klassikale’ onderwijs goed op de rails te staan. ‘De kinderen zitten in klassen verdeeld, op banken of voor lessenaars. Alle kinderen, ook de armsten, zijn behoorlijk gereinigd en zindelijk gekleed. Hun gelaat vertoont tevredenheid en aandacht. De stilte heerscht, allen zijn aanhoudend bezig, er zijn geene tusschenpoozingen van werkeloosheid.’ Kom daar maar eens om, in een willekeurige klas in 2012.

Verwilderd
Het doornemen van alle Onderwijsverslagen was leuk werk, vindt Braster. Hij had soms echt het idee dat hij over de schouder van een inspecteur meekeek in een klas in de negentiende eeuw. “De Onderwijsverslagen zijn sindsdien gerationaliseerd en geprofessionaliseerd. Anno 2012 vind je er geen verhalen van individuele inspecteurs meer in terug.” Jammer eigenlijk, uit historisch oogpunt. “Je kunt in de oude verslagen vaak goed zien wat een individuele inspecteur in 1850 geweldig vindt, en wat niet.”
Het klassikale onderwijs beviel zo goed, dat rond 1860 het aantal klassen werd uitgebreid van drie tot zes. In het begin werden die zes klassen nog in één ruimte gegeven, maar aan het einde van die eeuw hebben veel scholen voor elke klas een aparte lokaal en een aparte leraar gekregen.
Alleen komen de leerlingen lang niet altijd opdagen, omdat ze op het land of in de fabriek aan het werk zijn. Soms komen leerlingen na maanden afwezigheid ‘geheel verwilderd’ weer eens naar school. Op 1 januari 1901 maakte de Leerplichtwet daaraan een einde, en was de overwinning van het klassikale onderwijs een feit: alle leerlingen zaten netjes (en verplicht) in aparte klassen met aparte leraren.
En meteen verschijnt er de eerste kritiek op het klassikale systeem. Want kan een leraar in zo’n klas elke leerling de aandacht geven waar hij recht op heeft? Maria Montessori en – bijvoorbeeld – Helen Parkhurst (de grondlegster van het daltononderwijs) vinden van niet, en er komen vernieuwingsscholen waarin individuele leerlingen meer aandacht krijgen.

Zootje
De onderwijsinspecteurs blijken geen uitgesproken tegenstanders van de vernieuwingsideeën te zijn, merkte Braster. Maar ze omarmen de vernieuwingen ook niet. “Ga maar na: eindelijk zitten alle kinderen in de klas, het onderwijsmodel staat als een huis. Waarom zou je het nu weer helemaal anders gaan inrichten?”
Bovendien zijn veel vernieuwingsideeën helemaal niet zo revolutionair, vindt Braster. “Leraren op kleine scholen, waar de leeftijden van de leerlingen in de klas erg verschillen, verzinnen vaak zelf manieren om met de grote verschillen tussen kinderen om te gaan. Daar zijn leraren creatief genoeg voor. Ze zijn alleen niet altijd zo slim om er een label op te plakken en het een ‘onderwijsvernieuwing’ te noemen. Soms is zo’n vernieuwing gewoon een kwestie van marketing.”
De vernieuwingen konden het klassikale model niet verdringen: het aantal vernieuwingsscholen bleef in de twintigste eeuw beperkt. “Het klassikale systeem is hét model voor onderwijs geworden”, zegt Braster. “Leerkrachten worden ervoor opgeleid, ouders zijn het gaan verwachten. Als je een schoolfoto laat zien waarop de leerlingen netjes met hun armen over elkaar in de banken zitten, denkt iedereen: Dat gaat goed. Als de kinderen door elkaar lopen, vraagt iedereen zich af wat het daar op school voor een zootje is.”
Toch ontstaat vanaf 1960 wel het idee dat ook ‘traditionele’ scholen meer aandacht moeten besteden aan het individuele kind. In het Onderwijsverslag van 1963 wordt dan ook vermeld dat de ‘taak’ zijn intrede heeft gedaan in het basisonderwijs. Zo’n taak biedt de leerlingen meer mogelijkheden om in hun eigen tempo te werken. “Je ziet de individualisering het traditionele klassikale onderwijs binnensluipen”, zegt Braster.
En daar is de Onderwijsinspectie dan weer wel voorstander van – tot op de dag van vandaag. ‘Een derde van de leraren op de basisschool stemt de instructie niet af op verschillen tussen leerlingen’, meldt de inspectie in het Onderwijsverslag van april 2011. ‘Dat is al jaren de achilleshiel van het onderwijs.’ En ook dit jaar weer constateert de inspectie dat slechts de helft van de leraren erin slaagt om ‘instructie en leerstof af te stemmen op de verschillen tussen leerlingen’.
Maar waar blijft die ‘ondergang van het klassikale onderwijs’, die Braster in de titel van zijn essay noemt? Ach, dat zal zo’n vaart niet lopen. De belangrijkste conclusie van Braster is eigenlijk dat we aan het einde zijn van een golfbeweging. “Het strikt individuele onderwijs uit 1800 is geleidelijk vervangen door een klassikale aanpak. Maar inmiddels is de aandacht voor individueel onderwijs weer uit zijn as herrezen.”
Dat wil volgens Braster echter niet zeggen dat het klassikale onderwijs echt ten onder zal gaan. “Het klassikale systeem is – met alle beperkingen - een economisch goede manier om een grote groep leerlingen tegelijk onderwijs te geven. Binnen dat systeem moeten we alleen steeds meer rekening gaan houden met individuele verschillen tussen leerlingen: het klassikale onderwijs heeft zijn status van wondermiddel verloren.”

{noot}
*)Het essay is te downloaden op www.onderwijsinspectie.nl. Tik ‘passie’ en ‘pragmatisme’ in bij de zoekfunctie. Ook alle gepubliceerde Onderwijsverslagen staan online op www.onderwijserfgoed.nl.

Dit bericht delen:

© 2025 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.