• blad nr 9
  • 12-5-2012
  • auteur R. Sikkes 
  • Redactioneel

Kwaliteitsenquête hoger beroepsonderwijs 

Bureaucratie groeit


‘Het gaat om de interactie tussen studenten en docenten. De rest is bijzaak.’ Zo vat een van de deelnemers aan De kwaliteitsenquête hbo het kort en krachtig samen, als gevraagd wordt hoe het niveau omhoog kan. De remedie is volgens veel ondervraagden daarom simpel: meer uren college, meer uren werkgroepen, meer uren praktijklessen. De werkdruk ligt hoog en soms worden docenten onder druk gezet om een voldoende beoordeling te geven.

Hun werkplezier halen ze uit hun studenten, de bureaucratie groeit en het management staat op grote afstand van de werkelijkheid. Ruim vijfhonderd hbo-docenten geven hun hogeschool een rapportcijfer tussen de 6 en 7. Zo blijkt uit de enquête over de kwaliteit van de hogescholen die de AOb samen met de NOS hield. Aanleiding voor de enquête was de kritiek van de afgelopen maanden op het niveau van hogescholen.
Docenten hoorden we daar nauwelijks over, terwijl zij dat onderwijs vormgeven. Kijken we naar de beoordeling, dan heeft één op de negen ooit wel eens toegegeven aan de druk om een voldoende te geven. In die gevallen ging het soms om een ‘genadezesje’, zodat de student kon afstuderen, en soms om druk vanuit het management. Maar over het algemeen hebben de docenten vertrouwen in de kwaliteit van de opleiding, vooral door hun eigen inspanning. ‘Docenten werken meestal met passie en bekwaamheid. Het management werkt kwaliteit echter tegen. De kwaliteit deugt vanwege de bovenmenselijke inzet van docenten.’

Jaloers
De hbo-docenten zijn in elk geval jaloers op basis- en voortgezet onderwijs. Want daar ligt tenminste min of meer vast hoeveel docenten er per aantal leerlingen moeten zijn. ‘Op een havo-school bepalen budgetten hoeveel fte er mogen zijn’, signaleert iemand. ‘Wij hebben maar 20 procent van het budget om het onderwijs echt uit te voeren’, klaagt een docent op een grote hogeschool, waar volgens hem geld over de balk wordt gesmeten, ‘maar niet aan onderwijs.’ Een ander constateert: ‘Er is een overhead van 50 procent, terwijl er voor contacttijd, nakijken, feedback, kortom het basale onderwijs structureel te weinig uren beschikbaar zijn.’
Docenten geven hun hogeschool en hun eigen faculteit/opleiding gemiddeld een 6,6. Dat is vergelijkbaar met andere onderwijssectoren in eerdere enquêtes. Leraren bij de sectoren landbouw en gezondheidszorg zijn het positiefst over hun opleiding. Een zes-minnetje (5,8) is er voor de Hogeschool Utrecht, het hoogste cijfer is een 7,1 voor Saxion.
In de open vragen geven docenten massaal aan een enorme kloof te ervaren tussen werkvloer en top. ‘De voorzitter van het college van bestuur ken ik alleen uit de actualiteitsprogramma’s’, constateert een docent van een grote hogeschool. ‘Men voelt zich dan ook meer verbonden met de eigen faculteit of opleiding dan met de hogeschool als geheel’, is een veel genoteerde opmerking. ‘De faculteit waar ik werk staat een beetje los van de hogeschool en dat is erg plezierig.’ Het werkplezier wordt daar beleefd: ‘Docenten hebben hart voor de zaak en goed contact met de studenten.’

Management
Over het management en de onderwijskwaliteit verschillen de meningen behoorlijk. Gemiddeld genomen is een derde best tevreden, een derde neutraal en een derde ontevreden. Van hogescholen met 25 respondenten of meer is de score over de kwaliteitsaspecten uitgesplitst naar instelling. De hogescholen Inholland en Utrecht scoren steeds onder het gemiddelde als het gaat om een algemeen oordeel, de onderwijskwaliteit, de tevredenheid met het management. Bijzonder is de positie van de Hanzehogeschool in Groningen: er komen sterk positieve en sterk negatieve meningen naar voren, waarbij de grootste groep vindt dat de kwaliteit de laatste jaren slechter is geworden. Slechts een kleine groep is neutraal.
Bij Inholland likt men de wonden van alle affaires en wat men noemt het ‘wanbeleid van Elbers’ (bestuursvoorzitter tot 2007). Het nieuwe college van bestuur is er nog niet in geslaagd om een en ander te herstellen, signaleert een docent van de instelling, maar er is wel hoop op verbetering. ‘Vergelijk het maar met een mammoettanker die op drift is geraakt, zo’n koers verander je niet maar eventjes.’
Op de hogeschool Utrecht heeft de commissie-Gispen in een rapport aangeraden om de centralistische structuur af te bouwen en meer macht aan de faculteiten te geven. ’Ondanks het rapport blijft het college allerlei eisen opleggen die niet worden gedragen door het overgrote deel van de werknemers’, zegt een van de docenten, iets dat de lager dan gemiddelde score zou kunnen verklaren. Een ander heeft het over de ‘verstikkende terreur van de centrale diensten’ en doet een smeekbede: ‘Luister naar de commissie-Gispen en decentraliseer.’

Angst
De oorzaak van de toenemende bureaucratie wordt massaal toegeschreven aan angst, angst dat er opnieuw ‘affaires’ ontstaan over het niveau. ‘Dankzij Inholland worden we nu bedolven onder een formulierenlawine’, formuleert een docent. In de ogen van de ondervraagden reageren de accrediteringsorganisatie NVAO, de Onderwijsinspectie en de eigen hogeschoolbestuurders met een overdreven verantwoordingsplicht. ‘Ik ben minstens de helft van mijn werktijd bezig met het administreren van wat ik heb gedaan of niet gedaan heb.’
Zeker bij beoordelingen slaat dat door. ‘Voor een product van twee A4’tjes moet ik soms vijf pagina’s met beoordelingscriteria invullen’, reageert de ene docent. Een ander beschrijft de gang van zaken als volgt: ‘Voor het invullen van cijfers in het systeem zijn drie mensen nodig. Eerst een docent, een administratief medewerker en dan nog ene administratief medewerker.’ En ging het maar digitaal, mopperen anderen. Veel gaat op papiertjes: ‘Door de wirwar van papierwerk is het beoordelen tijdrovend geworden en is de docent het overzicht kwijt.’
Ongeveer de helft van de ondervraagden vindt de bureaucratie wel meevallen, de andere helft heeft er erg veel last van. Uitschieter is de hogeschool Utrecht, waar bijna driekwart veel last heeft van de bureaucratie. Daar vindt men dat er veel te veel top-down wordt geregeld en er een veel te grote centrale staf is. De verwachting is dat het invoeren van prestatie-afspraken, zoals het inmiddels gevallen kabinet wil, zal leiden tot nog meer bureaucratie. ‘Daar gaat enorm mee gesjoemeld worden’, verwacht een docent. ‘Cijfers worden opgeleukt, de druk op docenten wordt groter en dat is slecht voor het onderwijs.’
De helft van de docenten vindt dat ze te weinig tijd hebben om de beoordelingen goed uit te voeren. Een derde heeft af en toe beoordelingen gegeven waar ze niet helemaal achterstonden. Dat had soms met de beoordelingssystematiek te maken: vier op de tien docenten werken met een format waar zij moeite mee hebben. Bij een kwart kan een negatieve beoordeling van een student betrokken worden bij de beoordeling door zijn leidinggevende. De meeste docenten staan achter de voldoendes die zij geven, bij 29 procent is dat niet altijd het geval. Volgens een meerderheid van de docenten ligt er op de hogescholen te veel nadruk op rendement van de opleiding in plaats van kwaliteit, twee derde is die mening toegedaan.

[kader of grafiek]
Rapportcijfer hogeschool

Christelijke hogeschool Windesheim 7,0
Fontys hogescholen 6,6
Hanzehogeschool Groningen 6,4
Hogeschool Inholland 6,3
Hogeschool Rotterdam 6,2
Hogeschool Utrecht 5,8
Hogeschool van Amsterdam 6,6
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen 7,0
Saxion hogeschool 7,1
Andere hogescholen 6,9
Gemiddeld 6,6

{graphic}
De werkdruk is voor mij...
te groot 44%
hanteerbaar 56%
te laag 0%

De werkdruk is voor mij het afgelopen jaar...
toegenomen 70%
gelijk gebleven 27%
afgenomen 2%

[kader]
Genadezesjes, gedoe-zesjes en geldzesjes
De genadezesjes en de zes-omdat-het-moet-van-de-baas komen nog steeds voor. Iets minder dan een kwart van de docenten is ooit wel eens onder druk gezet om een positieve beoordeling te geven, terwijl dat in zijn ogen niet terecht was. Ongeveer de helft daarvan heeft aan die druk toegegeven. Dat komt neer op één op de negen docenten. Maar de aard van de druk verschilt wel, zo blijkt uit de antwoorden die docenten geven. Dat leidt tot vijf typen zesjes:
Moet-zesjes ‘Omdat mijn leidinggevende mij direct en persoonlijk onder druk zette.’ Deze en soortgelijke argumenten komen voor bij een kwart van de zesjes die onder druk gegeven zijn, en schrijven docenten rechtstreeks toe aan hun managers.
Genadezesjes ‘Omdat studenten na zeven jaar studeren toch een diploma moeten krijgen, je kunt de student niet wegsturen.’ Hier gaat het om docenten of teams die van een student af willen die net niet voldoende presteert.
Gedoe-zesjes ‘Omdat anders het gezeik aanhoudt.’ Docenten die geen zin hebben in de confrontatie met collega’s, de student of leidinggevenden (24%). Het lijkt er op dat dat vooral door tijdsdruk is ingegeven, wat strookt met het feit dat de helft van de docenten aangeeft onvoldoende tijd voor de beoordelingen te hebben.
Geldzesjes ‘Omdat de werkgelegenheid van collega's gevaar liep.’ Docenten die aangeven dat minder geslaagden minder geld oplevert door de bekostigingssystematiek en daarom toegeven aan de druk van managers.
Eenmaal-maar-nooit-weer-zesjes Docenten die bijvoorbeeld aan het begin van hun loopbaan onbekend waren met de gang van zaken en daarom één keer hebben toegegeven aan druk van anderen, maar aangeven dat nooit meer te zullen doen (13%). ‘Dat is lang geleden (zeker achttien jaar terug ik was nog een groentje), maar eens en nooit weer! De opleidingsmanager toentertijd vond dat ik moest toewerken naar een 5.5 en na tweemaal een onvoldoende beoordeling te hebben gegeven, heb ik er onder druk een 5.5 van gemaakt.’
Alles bij elkaar komt het er op neer dat onder druk van managers of de bekostigingsregels ongeveer één op de vijfentwintig (4%) docenten ooit wel eens een voldoende heeft uitgedeeld die in zijn ogen niet gegeven had mogen worden.

{graphic}
Ik ben wel eens onder druk gezet om een positieve beoordeling te geven
ja 23%
nee 77%

Indien ja, heeft u aan die druk toegeven?
ja 48%
nee 52%

Het hele onderzoek is te vinden op www.aob.nl

Dit bericht delen:

© 2025 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.