- blad nr 6
- 26-3-2011
- auteur J. van Aken
- de Vereniging
Vmbo-conferentie over rekenen en taal
De vorig jaar augustus ingevoerde referentieniveaus kunnen docenten veel opleveren, denkt Els Leenders, leerplanontwikkelaar Nederlands bij SLO. Ter illustratie legt ze leraren soms werk van leerlingen voor. “De ene docent roept dat het waardeloos is, terwijl de ander het best goed vindt. Je kunt het referentiekader gebruiken om één lijn binnen de sectie te krijgen door afspraken te maken hoe de taalvaardigheid van leerlingen valt te verbeteren.” Het kan bijvoorbeeld helpen het schrijfonderwijs te verbeteren. “Een docententeam kan afspreken het eerste jaar nadruk te leggen op spelfouten, op de inhoud van verhalen of op werken met alinea’s.”
Op dit moment doen leraren echter nog niet zoveel met de referentieniveaus, signaleert Leenders. “Het besef dat het referentiekader ook bij het vak hoort, is nog niet overal doorgedrongen. Taalcoördinatoren, taalcoaches en vaksectiehoofden Nederlands zijn nu de enigen die ermee bezig zijn.” De eerste stap is dat leraren goed weten wat er in het referentiekader staat. “Vervolgens is het belangrijk dat er instrumenten komen om dit kader in de klas in te zetten. Door voorbeelden te maken hoe je kijkt naar taalprestaties en leerlingwerk gaat het leven voor docenten en wordt het een hulpmiddel bij de beoordeling van taalvaardigheid.”
Aan lesvoorbeelden wordt gewerkt door SLO en andere partijen. Op www.taalenrekenen.nl staan voorbeelden van een artikel voor de schoolkrant en een brief om een neef of nicht uit te nodigen. “Voorbeelden van lesuitwerkingen helpen docenten te bepalen wat er in de les nodig is. Op den duur zullen ze dan zelf kunnen inschatten hoe ze met de niveaus kunnen werken.”
Rekentoets
Vanaf het schooljaar 2013/14 worden de vmbo-examenprogramma’s aan de referentieniveaus aangepast. Voor alle examenleerlingen komt er een rekentoets, vertelt Victor Schmidt, leerplanontwikkelaar wiskunde en informatica bij SLO. Binnenkort wordt bekend wat er precies gevraagd wordt in de rekentoets. “Een veelgehoord misverstand is dat de rekentoets zonder rekenmachine gemaakt kan worden. Een deel zal bestaan uit contextvragen waarbij een rekenmachine is toegestaan”, kondigt hij aan.
Alle vmbo-leerlingen moeten voldoen aan niveau 2F, het fundamentele niveau. “Dat betekent dat je ook de kennis moet onderhouden van leerlingen die geen wiskunde kiezen.” Momenteel ontwikkelen de vakvereniging voor wiskundeleraren en het Freudenthal Instituut lesmateriaal voor leerlingen die in de derde en vierde klas geen wiskunde volgen.
Ook zullen er leerlingen vanuit het primair onderwijs binnenkomen die niveau 1F nog niet beheersen, voorziet Schmidt. “De eerste twee jaar zouden middelbare scholen kunnen gebruiken om leerlingen alsnog basisschoolstof bij te brengen. Waarom zou ons wel lukken wat het primair onderwijs niet lukt, zeggen docenten soms.” Ter ondersteuning geeft SLO materiaal voor rekenzwakke leerlingen uit dat van andere leerstrategieën uitgaat.
Het belangrijkste is dat docententeams met elkaar in gesprek gaan over de didactische aanpak. “Het verdient aanbeveling dat een deskundige op het gebied van rekenen en rekendidactiek de leiding heeft. Naast docenten wiskunde en economie kunnen ook de docenten natuur- en scheikunde, biologie en aardrijkskunde een rol spelen door te kijken wat er aan rekenen in hun programma zit. De invoering van referentieniveaus is niet makkelijk. De uitdaging is er met het hele team de schouders onder te zetten.”
De vmbo-conferentie van de AOb is op donderdag 21 april vanaf 13.30 uur in vergadercentrum Domstad in Utrecht. Meer informatie www.aob.nl/vmbo