- blad nr 6
- 26-3-2011
- auteur . Lachesis
- Column
Jeffrey
Jeffrey niet. De levendige herinnering die ik aan hem heb, is voornamelijk zijn eigen verdienste. Watervlug, levenslustig en aartslui ten aanzien van zowat al het schoolwerk, zorgde hij voor veel commotie in de twee jaar dat hij bij mij in de klas zat. Er was werkelijk niets dat zijn aandacht langer dan een paar minuten vasthield. Hij schoot met de snelheid van het licht van de tafel van het ene vriendje naar het andere. Regelmatig ging ik onverdroten door met de instructie van een les terwijl ik hem intussen terugduwde naar zijn plaats bij het bord. Hij was de enige leerling die ik ooit op die onsympathieke plaats neerzette. Hij was ook de enige leerling die ik tijdens mijn loopbaan liet doubleren omdat hij gewoon geen spat had uitgevoerd. Toch had ik een zwak voor hem.
De volwassen Jeffrey lijkt niet veranderd. Als ik achter een tafeltje plaatsneem komt hij even langs om een praatje te maken. Uit alles wat hij zegt blijkt dat hij niet echt trots is op wat hij tot nu toe heeft bereikt. Hij heeft weliswaar veel in het buitenland gewerkt maar hij ziet zich steeds weer gedwongen om bij zijn moeder in te trekken als hij thuis is. Ze is gewoon altijd te lief voor mij geweest, zegt hij naar waarheid. Jeffrey was de benjamin van de familie. Ik kan mij niet herinneren dat zijn moeder ooit maar een enkele eis aan hem stelde. Een opvatting van het moederschap waar ze, volgens haar zoon, nu het gelag voor betaalt. Er is niet veel van mij terechtgekomen, grinnikt hij verlegen. Hij aarzelt en kijkt me dan plotseling indringend aan. Ik had eerlijk gezegd beter naar u kunnen luisteren. Dan was het misschien allemaal anders gegaan. Er komen blosjes op zijn wangen. Ik spreek hem tegen. De mooie reizen, de opnamestudio op je zolderkamer, het bedrijfje dat je net gestart bent - dat is toch iets om trots op te zijn? Jeffrey knikt. Ja, dat is waar, maar ik had achteraf toch liever wat anders gedaan en ergens anders gewoond. Zijn gezicht betrekt. Mijn moeder was gewoon te lief, herhaalt hij. Dan herneemt hij zich. Ik moet weer verder met mijn werk, zegt hij vriendelijk. We nemen afscheid. Als hij bijna uit het zicht is draait hij zich om en roept schalks: ik kwam laatst juf Mies tegen, die was zo oud geworden dat ik ervan schrok. Maar u niet hoor, u ziet er nog net zo uit als vroeger! Ik bedank hem vriendelijk. Eigenlijk zou ik deze laatste opmerking van hem natuurlijk ook moeten tegenspreken. Maar ach, hij is al weg.