- blad nr 6
- 26-3-2011
- auteur G. van der Mee
- Redactioneel
De gymnasiale afdeling is kwetsbaar
Wij moeten altijd vechten om onze leerlingen
Odette Lebbink zucht diep. Toevallig is die dag net bekend geworden dat minister Marja van Bijsterveldt de proefvertaling Latijn en Grieks niet wil afschaffen. “Ze heeft een enquête gehouden onder leraren klassieke taken, met van die ongenuanceerde vragen. Zoals: ‘Moet het proefexamen afgeschaft worden?’ Dan zeg je al gauw ‘nee’, als er geen keuze tegenover staat.”
We praten in een kleine kamer van het enorme Koning Willem II College in Tilburg. Deze ruimte gebruikt ze ook wel eens voor de lessen van heel kleine klassen. Dat is illustratief voor de situatie in de brede scholengemeenschap die 1800 leerlingen telt, waarvan er slechts zo’n tachtig het gymnasiumdiploma willen halen. Naast het reguliere vwo-pakket doen ze er dan Latijn en/of Grieks bij. Lebbink heeft jaarlijks vijftien tot twintig examenkandidaten. Ze werkt samen met één andere collega, een derde is haar bevoegdheid klassieke talen aan het halen.
Op veel scholen maakt het gymnasium nog maar een klein deel uit van het aanbod, dat tegenwoordig heel divers is. Zo is het Koning Willem II ook een Loot-school waar sporttalenten een speciaal rooster kunnen draaien. Lebbink werkt daardoor in een heel andere situatie dan haar collega’s op zelfstandige gymnasia. Toch kiest ze bewust voor een scholengemeenschap. “Leerlingen bij ons die hiervoor kiezen, zijn heel erg gemotiveerd. Op een apart gymnasium kiezen ze vaak alleen voor de school, vanwege de status, of omdat ‘ons soort mensen’ daar komt. Klassieke talen nemen ze op de koop toe.”
Te veel vakken
Jos van Leuven geeft toe dat veel leerlingen van het Stedelijk Gymnasium in Den Bosch niet voor de klassieke talen gekozen hadden als dit een gewone scholengemeenschap was geweest. “Wij vragen de leerlingen bij hun aanmelding wel of ze beseffen wat een keuze voor het gymnasium betekent. Ze komen ook altijd heel enthousiast binnen, hoor. Voor ons is het dan een uitdaging om die vakken zo aantrekkelijk mogelijk te geven.” Toch kiest maar een heel klein deel (landelijk gaat het om 7 procent) voor zowel Grieks als Latijn. “Voor leerlingen die dat willen wordt het vaak te zwaar, die hebben gewoon te veel vakken.”
Toen Jos van Leuven ging studeren vond hij het idee om les te gaan geven ‘niet onoverkomelijk’. Lebbink vond vooral klassieke talen leuk. “Ik was eigenlijk niet van plan om het onderwijs in te gaan. Het kostte me ook wel moeite, want de didactiek stelde in die tijd niet veel voor, dus ik moest alles in de praktijk leren. Dat viel niet mee, maar gaandeweg werd ik er steeds meer door gegrepen.” Inmiddels is dit haar derde scholengemeenschap en werkt ze alweer elf jaar op het Willem II.
Een kleine groep leerlingen bedienen in zo’n grote school geeft heel aparte problemen. “Dan moet ik twee jongens uit de zesde samen lesgeven met drie leerlingen uit de vierde. Gelukkig gaat het maar om één uur, maar dit zijn vervelende situaties.” Op andere scholen, weet ze, zijn de problemen veel groter, daar moeten ze soms twee jaarlagen geheel samenvoegen om voldoende leerlingen te hebben.
Kwetsbaar
Socioloog Sietske Waslander deed onderzoek naar de situatie van de gymnasia in scholengemeenschappen (zie kader Conferentie en het artikel op de volgende pagina’s). Zij ontdekte dat er niet echt wordt nagedacht over de plaats van de gymnasiale afdeling binnen de school en hoe je betrokkenheid krijgt van andere docenten. Door de weinig samenhangende visie is de afdeling kwetsbaar.
Odette Lebbink vindt het op haar school nog redelijk goed gaan. Tegelijkertijd ziet ze de nadelen van een grote school waar iedereen tijd, aandacht en geld wil. Soms is het roostertechnisch niet mogelijk om bepaalde keuzevakken te combineren met Grieks of Latijn. Daarnaast zijn er maar weinig collega’s met een gymnasiale achtergrond. “Een mentor van een brugklas zal dan al snel tegen zijn leerlingen zeggen dat het misschien wat veel wordt om Grieks of Latijn erbij te doen. Wij moeten altijd vechten om leerlingen te krijgen.”
Ze heeft wel ideëen over de versterking van de gymnasiale afdeling, door bijvoorbeeld wat extra accenten als een excursie of aparte projecten. Toch is ze er niet van overtuigd dat dat meer leerlingen oplevert.
Jos van Leuven hoeft nooit te vechten om leerlingen. Zijn gymnasium heeft er 680, de sectie klassieke talen telt negen docenten, in de bovenbouw is hij voor vier uur per week ingeroosterd. Wat beide collega’s gemeen hebben is dat ze heel veel moeite doen om hun vak aantrekkelijk te houden. Want natuurlijk weten ze dat de hedendaagse leerling snel is afgeleid. Van Leuven: ”De sociale druk is toegenomen, er is veel meer concurrentie tegenwoordig van andere activiteiten. Ze hebben bijvoorbeeld er allemaal een baantje bij.” Lebbink: “Ze kunnen zich slechter concentreren. Sinds de tweede fase hebben wij weliswaar minder uren, maar ik probeer toch een andere aanpak uit. Naast teksten, meer aandacht voor de cultuur. Ik doe iets met de inhoud van de tekst, de confrontatie van het vreemde met het eigene. Verder wijs ik altijd op de invloed van klassieke talen op de eigen taal. Een afkorting als NB (nota bene) en zoveel andere woorden waar niemand meer de herkomst van weet. Soms draai ik een YouTube filmpje. Dus ik probeer het zo afwisselend mogelijk te houden.”
Van Leuven: ”Je moet inhoudelijk iets te bieden hebben. Het is dus niet zo dat ik binnenkom en dan een uur lang orakel over een tekst. Je moet voor afwisseling zorgen. Dat heeft niet alleen met werkvormen te maken, maar je moet proberen referentiepunten te vinden die ook voor de leerling zelf herkenbaar zijn.” Hij vindt dat allemaal ‘hartstikke leuk’. Tegelijkertijd is het ontwikkelen van eigen lesmaterialen ook heel veel werk. Een thema als ‘Romeinse vrouwen’, dat schud je niet uit je mouw. “Dat is ons lot, behalve dat je tegenwoordig sowieso al veel meer administratie hebt, is het eindexamen voor klassieke talen ieder jaar anders.”
Tekst vertalen
Lebbink is secretaris van de Vereniging Classici Nederland (VCN), Van Leuven is daar actief in de leerplansectie Grieks. Ze kennen alle discussies en rapporten die er over hun vak verschenen en vooral de voorstellen om de situatie te verbeteren. Want het ging slecht met de examencijfers en de belangstelling voor het vak is tanende. De vervanging van de proefvertaling, waar Van Bijsterveldt nu een stokje voor gestoken heeft, was zo’n poging tot vernieuwing. Het voorstel kwam van de Verkenningscommissie Klassieke talen, waar zowel de VCN als de Belangengroep Gymnasiale Vorming in zat. Alleen bij de klassieke talen moeten leerlingen een tekst vertalen. Bij alle andere talen krijgen ze vragen over de tekst. Van Leuven: “Als leerlingen vragen waarom dat zo is, zeggen we nu ‘omdat het altijd zo was’. Er is namelijk nooit onderzocht of we het anders kunnen aanpakken. Volgens de minister hoeft de vertaling geen obstakel te zijn om een goed punt te halen, louter omdat het vorig jaar iets beter ging met de cijfers. Door het correctiemodel van die vertaling kunnen ze al snel scorepunten kwijt zijn, ook als ze de teneur van de zin doorhebben, dat kan dan aardig oplopen. Daarom had ik het goed gevonden naar een alternatieve toetsing te zoeken.”
Uit het eindrapport van de commissie is wel het voorstel overgenomen om de talen Grieks als Latijn te verbreden met klassieke culturele vorming. “Op mijn school is dat nu gescheiden, maar ik denk dat het wel mogelijk is om dat samen te voegen.”
Lebbink vindt het vreemd dat het centrale examen hetzelfde blijft. “Je zou verwachten dat als je de talen verbreedt met culturele vorming dat ook in een examen terug moet komen.” Van Leuven vreest dat, nu er zo slecht geluisterd is naar de voorstellen van heel veel docenten, de vernieuwing een stille dood zal sterven.
Eigenwijs
Door de vergrijzing en een geringe aanwas van nieuwe docenten is er een tekort aan classici, dat alleen maar groter wordt. Nu al wordt er veel door onbevoegden lesgegeven. Van Leuven en Lebbink verkeren in de gelukkige situatie dat zich op hun school geen vacatures voordoen, maar weten dat andere scholen dan maar een student vragen die vroeger zelf Latijn heeft gehad. Lebbink: “De spoeling is dun. Ik hoor zelfs dat er mensen na hun pensioen weer terugkomen om een aantal lessen te geven. Je moet wat, je kunt er moeilijk een gymnasium op na houden zonder docenten klassieke talen.”
Of classici gemeenschappelijk kenmerken hebben? Van Leuven vindt dat ze allemaal heel erg van elkaar verschillen. Ten slotte noemt hij één eigenschap. ”Ze zijn heel precies, ze hebben een drive om het naadje van de kous te willen weten. Op die manier kunnen ze dus heel intensief met een paar regels tekst bezig zijn.” Lebbink vindt classici eigenwijze mensen die veel tijd en energie aan de cultuur van hun vak besteden. En als ze per ongeluk de verkeerde trap in de school neemt, zegt ze: “Ik ben wat verstrooid, maar ik ben dan ook een classica.”
Conferentie
Welke toekomst is er voor Latijn en Grieks? Dat is het thema van de conferentie van de AOb-Belangengroep Gymnasiale Vorming op 2 april in vergadercentrum Domstad, Utrecht (voor deelname zie website AOb). Daar wordt onder andere het onderzoek gepresenteerd van hoogleraar Sietske Waslander naar het vak Latijn op scholengemeenschappen.