- blad nr 19
- 27-11-2010
- auteur J. van Aken
- de Vereniging
De slechtste scholen hebben de zwakste leerkrachten
De segregatie in het onderwijs neemt toe, constateert de allochtonengroep van de AOb in haar beleidsnotitie van april dit jaar. Er zijn 700 zwarte scholen, waarvan tachtig mono-etnisch: met 70 procent of meer leerlingen van dezelfde afkomst.
Geen multicultureel drama, maar een klassendrama: een steeds groter wordend aantal scholen voor een groeiende onderklasse. “De achterstand en de armoede, dat zijn de dominante factoren, en niet de kleur, geloof of taal van de leerlingen.” Dat stelt Anja Vink, onderwijsjournalist en auteur van het boek ‘Witte zwanen, zwarte zwanen’, tijdens haar inleiding bij de discussiebijeenkomst over onderwijssegregatie op 12 november in Utrecht. De AOb gebruikt de bijeenkomst als eerste stap om tot een visie op de onderwijssegregatie te komen.
Twintig procent van de anderhalf miljoen basisschoolleerlingen is achterstandsleerling. Bijna evenveel gekleurd als niet-gekleurd. “Arme blanke leerlingen in Zuid-Limburg zitten bijna even gesegregeerd op de basisschool als hun lotgenoten in Rotterdam.” Een hoge concentratie achterstandsleerlingen heeft een negatief effect op de schoolprestaties van alle kinderen in een klas, blijkt uit onderzoek. Vink meldt dat slechts 5 procent (15 duizend) van de achterstandsleerlingen terechtkomt in het hbo of op de universiteit.
Verschuiving
Gemeenten en schoolbesturen zijn wettelijk verplicht te overleggen over het tegengaan van segregatie en het bevorderen van integratie. Onder andere Nijmegen en Deventer hebben een spreidingsbeleid opgesteld. In Nijmegen is het streven om 70 procent kansrijke en 30 procent kansarme leerlingen per school te hebben, vertelt Ciska Veenhoff, voorzitter van het bestuur van christelijke basisschool de Klokkenberg in die stad.
Daartoe is er een centraal aanmeldpunt en -moment gekomen voor alle leerlingen. ‘Schoolwijzer Nijmegen’ wijst ouders zoveel mogelijk in de eigen buurt een plek toe voor hun kind. “Omdat kinderen het recht hebben bij hun broertje of zusje op school te gaan, zal het spreidingsbeleid de eerste jaren nog geen ‘desegregerend’ effect hebben”, zegt Veenhoff. “Maar het zorgt wel voor een verschuiving”, constateert ze voorzichtig.
De dertig aanwezigen gaan in op de rol van leerkrachten en ouders. Jeroen Peters, adviseur bij het Kenniscentrum Gemengde Scholen, zegt dat uit Amerikaans onderzoek blijkt dat de slechtste scholen ook de zwakste leerkrachten hebben. “In Nederland bestaan zulke onderzoeksgegevens niet, maar ik heb het gevoel dat dat hier ook speelt.”
Menno van de Koppel van de Onderwijs Consumenten Organisatie vindt ook dat nu niet de beste leraren voor de klassen staan die het beste onderwijs verdienen. Hij heeft een andere opvatting over spreiding: “We moeten nadenken over de spreiding van zwakke leraren.”
Soila Quandus, docent en studieloopbaancoach aan de Hogeschool Rotterdam, benadrukt dat ook de gezinssituatie belangrijk is. Onder haar eigen autochtone en allochtone studenten ziet ze veel uitval. “Thuis hebben ze geen rolmodellen, het bespreken van studiezaken is moeilijk.” Daarom heeft de hogeschool het project Studiesucces ingesteld met studieloopbaancoaches, mentoren en een summerschool om studenten bij te spijkeren.
Quandus is groot voorstander van opvoedingsondersteuning, te beginnen op de basisschool. “Sommige ouders weten niet hoe het voortgezet onderwijs in elkaar steekt. Hoe kun je dan een goede school voor je kind uitkiezen?”
E