• blad nr 19
  • 27-11-2010
  • auteur . Overige 
  • Redactioneel

Lang niet alle jongeren zijn al klaar voor zelfstandig werken’ 

Scholen profiteren van breinonderzoek

De laatste jaren zijn we enorm veel te weten gekomen over ons brein. Die kennis biedt talloze aanknopingspunten voor de schoolse situatie. Onderzoekers, adviseurs, schoolleiders en leerkrachten proberen de wetenschappelijke inzichten te vertalen naar de onderwijspraktijk.

Tekst Edith van Gameren

Lydia Krabbendam werkt als psycholoog bij de Amsterdamse Vrije Universiteit in het door professor Jelle Jolles opgerichte Centrum Brein en Leren. Ze richt zich – simpel gezegd – op ‘puberhersens en onderwijs’.
Het onderzoek in de vakgroep loopt van fundamenteel tot toegepast. “Het onderzoek moet kennis over het brein opleveren die relevant is voor het onderwijs”, aldus Krabbendam. “Het leuke is dat scholen er enorm voor openstaan. Veel scholen bieden docenten al ‘bijscholing’ in de neurowetenschappen en ook op pabo’s is er veel belangstelling voor.”
Onder de toepassingen waaraan Krabbendam en collega’s werken is bijvoorbeeld een interventie voor brugklasleerlingen: “Een programma voor de ‘onrustige’ jongens in de eerste klas, die moeite hebben met plannen. In een groep, onder begeleiding van een neuropsycholoog, oefenen ze cognitieve vaardigheden zoals plannen en concentreren. De psycholoog legt ook uit hoe je hersens werken, praat met hen over motivatie en geeft bijvoorbeeld tips hoe ze met impulsiviteit kunnen omgaan. De officiële evaluatie is er nog niet, maar de jongens hebben al aangegeven dat ze de training nuttig vinden. Ook docenten zijn enthousiast: het programma voorziet in een behoefte. Een van de docenten is bij de training aanwezig, zodat hijzelf ook meteen toepasbare kennis in handen krijgt en die ook onder zijn collega’s kan verspreiden.”

Goed slapen
De grootste eyeopener, vindt Krabbendam, is de wetenschap dat het emotionele deel van de puberhersens veel eerder een ‘groeispurt’ maakt dan het deel dat die emoties in de hand houdt en dan de verbindingen tussen die twee gebieden. “Het is dus echt moeilijk voor pubers om hun emoties in de hand te houden”, zegt ze. “Als je dat begrijpt kun je het ook beter accepteren. Dat wil overigens niet zeggen dat je alles moet laten gaan.” Een ander verrassend inzicht uit het hersenonderzoek is dat emoties onmisbaar zijn voor ‘rationeel’ handelen en goed redeneren. Ook voor sociale input zijn kinderen – vooral pubers – zeer gevoelig. “De leraar moet zijn functie als rolmodel niet onderschatten”, zegt Krabbendam. “Als er een band ontstaat tussen docent en leerling helpt dat enorm. Maar ook het mooie verhaal van de leraar kan heel erg aanslaan.”
Onder het ‘laaghangend fruit’ op het gebied van ons brein noemt Krabbendam drie factoren die een positieve uitwerking hebben op de informatieverwerking in de hersens: goed slapen, goed ontbijten en bewegen. “Het bioritme van adolescenten verandert, waardoor zij ‘s avonds later gaan slapen en ’s ochtends minder uitgerust zijn. Als het lukt binnen het rooster, zou je meer fysieke vakken als gym, handvaardigheid of drama ’s ochtends vroeg kunnen plannen. Voor het primair onderwijs benadruk ik altijd dat schoolse vaardigheden als lezen en rekenen geen geďsoleerde modules zijn, maar samenhangen met bijvoorbeeld zelfregulatie. En heel concreet: het blijkt uit hersenonderzoek dat vingers een belangrijke rol spelen in het leren omgaan met getallen, je vingers gebruiken bij optellen is dus een heel goed idee!”

Stapsgewijs
Er is ook een aantal mythes ontstaan over de werking van het brein. Vaak hebben die verhalen wel een wetenschappelijke oorsprong, maar zijn ze iets te veel versimpeld. Zoals het idee dat je alles of met je linker- of met je rechterhersenhelft doet en dat je dan alles in die hersenhelft zou moeten aanbieden. Ook het idee dat er een groot verschil is tussen jongens- en meisjeshersens. “Het gaat wel vaak op dat meisjes wat beter zijn met taal en jongens wat meer ruimtelijk inzicht hebben. Maar moet je je les daarop aanpassen of juist proberen de minder ontwikkelde kant extra te versterken?”
Breinonderzoek heeft ons veel inzicht gegeven in de mogelijkheden maar ook in de beperkingen van het brein. We weten nu bijvoorbeeld dat ons brein ongeveer tot het 23ste jaar nog in ontwikkeling is: “Het onderwijs is erg in de richting van zelfstandigheid gegaan”, zegt Krabbendam. “Maar lang niet alle jongeren zijn daar klaar voor. Veel docenten hadden dat gevoel al, onderzoek heeft dat nu bevestigd. We kunnen concluderen dat we scholieren meer stapsgewijs moeten loslaten naar zelfstandigheid. Voor docenten is het advies dus: niet alleen kennis overdragen, maar ook ‘leren leren’, met oog voor grote individuele verschillen.”

In de klas
Veel scholen denken na hoe ze de kennis uit het hersenonderzoek kunnen toepassen in hun onderwijspraktijk. Ook begeleidingsdiensten zijn bezig met de vertaalslag naar scholen. Wouter Camps is projectleider van een werkgroep van onderwijsadviseurs van HCO en Bazalt, die zich specifiek met puberbrein en onderwijs bezighoudt. “De nieuwe kennis van het puberbrein kan een goed middel zijn om je school en je onderwijs tegen het licht te houden”, zegt hij. “Wat doe je al goed en waar is winst te halen?” HCO werkt hier met scholen aan in drie stappen. De eerste is kennis overdragen en informatie geven over het brein. “We leggen eerst de vijf principes (zie kader) uit die een positieve invloed hebben op het brein”, zegt Camps. Op ieder gebied heeft HCO ‘gereedschap’ voor de scholen, producten die zijn onderzocht op effectiviteit. Maar voor ze daarmee aan de slag gaan – stap drie - moeten ze eerst stap twee doen: een keuze maken op welk van deze vijf gebieden ze in willen zetten. “Het is geen pil die je erin stopt en waarmee opeens alles beter gaat”, zegt Camps. “Maar we hebben wel tools waar een docent iets mee kan. Kennis en bewustwording zijn heel belangrijk. Bijvoorbeeld over de ‘dopamineverslaving’ van pubers. Een snelle kick – door bijvoorbeeld te klieren in de klas – is veel belangrijker dan het risico van een straf. Risico’s nemen is heel gewoon voor pubers, ze kunnen consequenties op langere termijn moeilijk overzien. Maar die dopamine kan ook komen uit positieve feedback. Waarbij je dan ook precies benoemt wat de leerling gedaan heeft dat goed werkte, waardoor hij in gedachten dit gedrag weer oproept en het versterkt wordt.”

Visie
Bert van Straten, locatiedirecteur van de vmbo/mavoschool ISW in Poeldijk, kwam twee jaar geleden op een bijeenkomst waar onder meer ‘puberbreinexpert’ Eveline Crone sprak. “Ik vond dat geweldig interessant”, vertelt hij. “Samen met Wouter Camps zijn we gaan onderzoeken hoe we ons nieuwe visietraject voor de komende jaren kunnen ophangen aan het concept van breinvriendelijk onderwijs. Want ‘de leerling centraal’ is heel makkelijk gezegd, maar wat weten we inmiddels allemaal over hoe die leerling in elkaar zit?”
Een eerste bijeenkomst met Camps leidde tot meer inzicht en veel enthousiasme bij de docenten. “Een belangrijk inzicht was bijvoorbeeld het ‘rolmodelverhaal’: voor een puber ben je in een bepaalde levensfase een zeer bepalende factor, ga daar zeer bewust mee om. Maar ook zijn we meer gaan begrijpen van het plannen. Wij denken vaak dat kinderen dit vanaf klas 1 ‘moeten kunnen’, maar dat is lang niet bij allemaal zo. Ook het effect van belonen versus straffen. Bij al die constateringen zitten geen pasklare antwoorden, maar het zijn mooie uitgangspunten om in discussie te gaan. De bewustwording over het puberbrein – dit zijn de scholieren waar we het mee moeten doen en die moeten we niet steeds afmeten aan wat wij ‘normaal’ vinden – is het allerbelangrijkst. We bepalen nu waar we op gaan inzetten. Met verbeterpunten in de ‘omgeving’, een veilig leef- en leerklimaat, kunnen we meteen aan de slag. Een andere docenthouding is iets dat langzamer groeit, waar je elkaar steeds op moet aanspreken. Het team bepaalt nu hoe we verder gaan, er moet een goede voedingsbodem zijn voor dit soort veranderingen.”

Intelligentie
Ook in het primair onderwijs raken breinvriendelijke methoden in zwang. Op christelijke basisschool Onze Wereld in Rotterdam werkt het team met het breinvriendelijk opgezette IPC-curriculum. Maaike Lagerwaard, leerkracht van groep 7/8, laat in haar lokaal zien hoe de kinderen zich kunnen oriënteren door de waslijn met kennis, de verschillende puzzelstukken, de mindmaps: “In het IPC zijn de zaakvakken als aardrijkskunde, geschiedenis en natuur geďntegreerd. Je kunt werken op verschillende niveaus, waardoor alle kinderen tot hun recht komen. Bovendien worden kinderen aangesproken op meervoudige intelligentie: de een kan goed debatteren, de ander is heel vaardig of handig, de volgende is muzikaal. Onderdeel van de IPC-methode is ook altijd het verwerken van informatie in een mindmap. Dat stimuleert de informatieverwerking en de samenwerking tussen de twee hersenhelften, maar kinderen vinden het ook heerlijk om te doen.” De docentenhandleiding van IPC gaat in op allerlei breinvriendelijke methoden, zoals het toepassen van geheugensteuntjes, maar ook op de gevaren voor het leerproces zoals stress. “De basisvakken taal en rekenen geven we op de ‘gewone’ manier. Met het IPC-programma wordt je repertoire als leerkracht echter zo vergroot dat ik dat ook hierbij ga gebruiken. Je kunt op heel veel manieren een opdracht doen, IPC biedt allerlei coöperatieve werkvormen. Als je die als leerkracht eenmaal in de vingers hebt kun je het overal toepassen.”



Vijf breinvriendelijke principes

1.Veiligheid: de sfeer, de houding van de docent, sociale omgang van leerlingen. Voelt het brein zich niet veilig, dan is het gericht op overleven en niet op leren.
2.Voeding: het juiste licht, zuurstof, temperatuur, beweging, water.
3.‘Sociaal leren’: wanneer kinderen samen leren, zijn heel veel hersengebieden actief. Het effect is het grootst wanneer het samen werken op een gestructureerde, coöperatieve manier gebeurt.
4.Emotie: het brein doet het beter met humor, spanning et cetera.
5.Inspelen op informatieverwerkingsprocessen: houd er rekening mee dat het brein zoekt naar nieuwigheid, structuur, feedback en betekenis. Het brein onthoudt in verschillende geheugensystemen en we gebruiken meerdere intelligenties bij het verwerken van informatie.

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.