- blad nr 20
- 18-11-2000
- auteur D. van 't Erve
- Redactioneel
Er is iets vreemds aan de hand in het basisonderwijs
Nieuw onderzoek naar rol van directeur
Niet eerder werd de rol van de (vertrekkende) directeur op het ziekteverzuim onderzocht. Het Vervangingsfonds vermoedde dat vertrek van schoolleiders tot onrust op de basisschool leidt met als gevolg dat meer personeel zich ziek meldt. Onderzoek moest uitwijzen of deze veronderstelling klopte en zo ja, hoe uitval van directeuren dan te voorkomen is. Het omgekeerde bleek het geval: als een directeur vertrekt, daalt in bijna alle gevallen het ziekteverzuim. Het heeft dan ook geen zin om verder te onderzoeken hoe directeuren kunnen worden vastgehouden als instrument voor verzuimbeleid, aldus de onderzoekers van bureau Regioplan.
De Algemene vereniging van schoolleiders (AVS) reageerde furieus op dit bericht. In onder andere NRC Handelsblad noemde voorzitter Ton Duif het onderzoek Œtendentieus, rommelig en slecht onderbouwd¹. Bij navraag nuanceert hij zijn woorden. ³Wat ik bedoelde te zeggen is dat de conclusie kan leiden tot tendentieuze uitspraken. Dat het beeld ontstaat dat zodra de directeur maar opstapt, het ziekteverzuim daalt. Dat een vertrek van de directeur dus de oplossing is voor alle ziekteproblemen. Met zulke uitspraken hebben wij echt moeite.²
De officiële reactie van de AVS bestaat uit twee notities, waarvan een alle kantekeningen bij het onderzoek bevat. Zo vindt de vereniging de gebruikte verzuimcijfers onbetrouwbaar, heeft ze problemen met de definiëring en hadden de onderzoekers rekening moeten houden met het verzuim van de directeur zelf. Duif vindt het niet flauw om bij een opmerkelijke conclusie de onderzoeksmethodes in twijfel te trekken. ³Er worden zoveel onderzoeken gedaan in Nederland. Ik vind dat je dan best kritisch mag kijken hoe er onderzocht wordt.²
Kinderachtig
Regioplan betreurt de reactie van de AVS maar heeft geen zin om met modder te gooien¹. Onderzoeker Sjerp van der Ploeg van Regioplan: ³Geen van de kritiekpunten van de AVS bevat steekhoudende argumenten. We hebben wel rekening gehouden met het ziekteverzuim van de directeur, de gebruikte cijfers zijn betrouwbaar omdat bijna alle scholen in het basisonderwijs hieraan meewerken en de problemen met de definiëring doen niets af aan de conclusies. Dacht je nou dat wij niet verbaasd waren over de uitkomst? Op dat moment gingen er bij ons ook allerlei alarmbellen rinkelen en dachten we dat we het vast verkeerd hadden gedaan. Maar na alle cijfers nogmaals en vanuit een andere invalshoek bekeken te hebben, blijkt dat het verband tussen het ziekteverzuim en de rol van de directeur gewoon blijft bestaan.²
Van der Ploeg raadt een nieuw onderzoek ten zeerste aan. ³Het vervolgonderzoek dat in eerste instantie de bedoeling was - hoe kan de directeur vastgehouden worden als instrument tegen het ziekteverzuim? - is door onze conclusie overbodig geworden. Maar natuurlijk moet verder inhoudelijk worden onderzocht wat precies de oorzaken zijn. Want dat er iets vreemds aan de hand is in het basisonderwijs, staat als een paal boven water. Vooral ook omdat de conclusie dat het ziekteverzuim daalt, niet opgaat in het speciaal onderwijs als er een directeur vertrekt.²
Rob de Koning, AOb-hoofdbestuurder met het primair onderwijs in zijn pakket, vindt de kritiek van de AVS kinderachtig. ³Het enige waar ik ze in gelijk geef, is dat er veel veronderstellingen in het onderzoek staan. Dat de cijfers en de conclusie kloppen, daar ben ik van overtuigd, die moet je ook niet in twijfel trekken. De redenen waar dat misschien door zou kunnen komen, had Regioplan gewoon achterwege moeten laten. Daarvoor is een vervolgonderzoek noodzakelijk. Ga naar de scholen toe en kijk wat er aan de hand was. Was het ziekteverzuim inderdaad hoog, waar kwam dat door, functioneerde de directeur misschien slecht? Die oorzaken kunnen naar mijn idee alleen boven water komen door diepte-interviews.²
Daarbij is een inhoudelijk onderzoek naar de functie van de directeur geen weggegooid geld, het gaat namelijk helemaal niet zo goed met deze beroepsgroep. Uit onderzoek van de AVS wordt duidelijk dat de werkdruk onder directeuren erg hoog is. Een derde van de schoolleiders in het basisonderwijs overwoog de afgelopen jaren serieus zijn baan neer te leggen. Vacatures zijn nauwelijks te vullen. Die nemen de komende tien jaar ook nog eens schrikbarend toe, omdat tweederde van de directeuren met pensioen gaat. Volgens Ton Duif moet de werkdruk omlaag door meer ondersteuning, duidelijke taakverdeling met het bovenschools management, betere scholing en vooral door goed salaris. ³Ik zie goede directeuren vertrekken, omdat het bedrijfsleven ze meer kan bieden. De salarissen moeten fors omhoog, zodat het gat tussen leerkracht en directeur groot genoeg wordt om die overstap aantrekkelijk te maken.²
Een ramp, zegt ook Rob de Koning over de situatie. ³En daar moeten we snel iets aan doen.² Inmiddels zijn met het ministerie de onderhandelingen over een verbetering van de salarissen van directeuren afgerond (zie de pagina¹s arbeidsvoorwaarden). Maar salaris is volgens De Koning niet het belangrijkste. ³De functie van directeur is de afgelopen jaren drastisch veranderd. Meestal werd de oudste leraar op een gegeven moment als vanzelfsprekend directeur. Was het vroeger voldoende om de school goed draaiende te houden, nu zijn de taken meer vergelijkbaar met die van een directeur in het bedrijfsleven. Het is echt een managementfunctie geworden, terwijl daarvoor nog steeds geen adequate opleiding bestaat. Er is een goede cursus, maar die is voor de al zittende directeuren.²
Daarbij neemt volgens De Koning de waardering van buiten de school voor de directeur toe, maar ziet het personeel de opgeklommen schoolleider nog steeds als Œeen van hen¹. Daarin kan een spanningsveld ontstaan. De AOb pleit daarom voor snelle invoering van een speciale managementopleiding, zodat directeuren meteen bevoegd aan de slag kunnen. Daarnaast kan een nieuw onderzoek de verhoudingen tussen het management, de directeur en het personeel belichten, waardoor er beter op de situatie kan worden ingespeeld. Want dat goed personeelsbeleid het ziekteverzuim beperkt, is iets waar alle partijen het wel over eens zijn.
Het Vervangingsfonds, de opdrachtgever van het onderzoek, laat weten dat het bestuur nog overlegt over de te nemen stappen, maar dat het fonds een vervolgonderzoek zeker niet uitsluit.
De conclusies
Het ziekteverzuim in het onderwijs ligt in vergelijking met andere sectoren hoog. In de schooljaren 1995/96 tot en met 1998/99 steeg in het basisonderwijs het gemiddelde ziekteverzuim van 6,9 tot 8,1 procent. Regioplan legde deze cijfers naast die van het aantal vertrekkende directeuren. Dat nam in die jaren toe van 7,6 naar 10,4 procent. Het grootste deel van dit vertrek werd veroorzaakt door wat Regioplan Œreguliere door- en uitstroom¹ noemt: de overstap naar een andere school of andere tak van onderwijs, vut, pensioen of overlijden.
Als een directeur blijft, stijgt na een jaar het ziekteverzuim met een half procent, na twee jaar met 0,87 procent. Op de scholen waar directeuren vertrokken, daalde juist het ziekteverzuim na een jaar gemiddeld met bijna een half procent, na twee jaar met bijna een vol procent. Alleen als directeuren vertrekken omdat ze op een andere basisschool als directeur gaan werken, is er geen effect op het ziekteverzuim. Het verzuim op scholen waarvan de directeur vertrekt (behalve als de directeur met pensioen gaat, vervroegd uittreedt of directeur op een andere school wordt) ligt aanvankelijk al hoger dan op scholen waarvan de directeur blijft. Op deze scholen daalt weliswaar het ziekteverzuim na vertrek van de directeur, maar het blijft hoger dan gemiddeld. Dat wil volgens de onderzoekers zeggen dat slechts een deel van het verzuim samenhangt met de directeur en dat ook andere factoren een rol (blijven) spelen.
Ook scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs werden bij het onderzoek betrokken, maar hier bleek de ontwikkeling van het ziekteverzuim niet samen te hangen met het vertrekken of blijven van de directeur.