- blad nr 8
- 24-4-2010
- auteur Y. van de Meent
- Onderwijs & Onderzoek
Onderwijs & onderzoek
De afgelopen honderd jaar heeft het onderwijs kennisgemaakt met een hele serie nieuwe technologieën die allemaal grote verbeteringen in het leren zouden brengen. In de praktijk bleken maar enkele van die vernieuwingen succesvol, constateert Wim Westera, sinds 1 januari hoogleraar educatieve multimedia bij de Open Universiteit. Toch is hij ervan overtuigd dat smartphones en games het onderwijs wel gaan veroveren. “Mobieltjes zijn nu vaak verboden in de klas. Over vijftig jaar zullen we daar om lachen en het zien als een historische vergissing.”
Een van de weinige technologische vernieuwingen die tot nog toe is aangeslagen is het schoolbord, schrijft Westera een beetje provocerend in een recent wetenschappelijk artikel over verleden en toekomst van educatieve technologie. Het schoolbord maakte groepsinstructie in een klaslokaal mogelijk en staat nog steeds als een huis. Dat is ook te zien aan de snelle opmars van het digitale schoolbord. “Het digitale schoolbord slaat aan omdat het een nieuwe technologie is voor een oud model dat zich al heeft bewezen”, stelt Westera. “Net als de eerste auto’s. Dat waren eigenlijk boerenkarren met een motor erop.”
Na de introductie van het schoolbord leek er voor nieuwe media geen plaats in de klas. De eerste grote belofte was de educatieve film. Thomas Edison, die in 1892 de eerste filmprojector ontwikkelde, claimde dat zijn vinding een onderwijsrevolutie zou veroorzaken die uiteindelijk het leerboek overbodig zou maken. Maar de grote, luidruchtige en dure projectoren bleken niet erg geschikt voor het klaslokaal. De educatieve films waren bovendien erg duur. Vijftig leerlingen in een verduisterd klaslokaal naar een film laten kijken die niet ieders interesse heeft, bleek ook geen educatief succes. Daarnaast werd film al snel gezien als medium voor oppervlakkig amusement. Toen de stomme film plaatsmaakte voor de geluidsfilm, begonnen leraren zich te verzetten tegen film in de klas. Zij vonden dat de presentatie van de lesstof hun taak was, daar hadden ze geen filmverteller bij nodig.
Weerstand
De opvolgers van de film kregen om vergelijkbare redenen nauwelijks voet aan de grond in het klaslokaal. Technische problemen, hoge kosten en leraren die zich buitenspel gezet voelden, zorgden ervoor dat de educatieve radio, schooltelevisie, video en de pc hun belofte niet waarmaakten. De reeks mislukkingen lijkt te duiden op een ingebakken vernieuwingsweerstand in het onderwijs, maar die conclusie vindt Westera niet terecht. “In alle sectoren van de samenleving zie je dat maar een paar procent van de mensen tot de nieuwlichters behoort”, stelt de hoogleraar. “Daarnaast hoort nog 13 procent tot de early adopters, de groep die een vernieuwing snel overneemt. De rest wil eigenlijk niet veranderen – en heeft daar overigens vaak heel goede reden voor. Het is ook niet makkelijk om meteen de toepassingsmogelijkheden van een nieuwe techniek te zien. Toen de telefoon kwam, zeiden veel mensen: Wat een onzin, ik kan toch al een brief schrijven en die per post versturen.”
Het lot van nieuwe grote beloften als mobiel leren, wiki’s of gaming lijkt daarmee al bezegeld. Alleen toepassingen die naadloos aansluiten bij de traditionele gang van zaken in de klas, zoals het digitale schoolbord, maken een kans. Mis. Westera verwacht juist dat nieuwe internetapplicaties een grote invloed zullen hebben op het onderwijs. In tegenstelling tot filmprojectoren en de eerste pc’s, is de nieuwe informatietechnologie alom aanwezig en voor iedereen betaalbaar. “Ouders schrikken natuurlijk nog wel eens van de hoge telefoonkosten, maar desondanks heeft iedereen een mobieltje. Je moet er gewoon een hebben om erbij te horen”, stelt de hoogleraar vast. Via de leerlingen wordt het onderwijs rechtstreeks geconfronteerd met die nieuwe technologieën. “Scholen kunnen er gewoon niet meer omheen. Tegenwoordig heeft elke school een website. Tien jaar geleden had niemand dat verwacht.”
Het web 2.0-effect komt daar nog bij. “Nieuwe internettoepassingen zorgen voor tweerichtingsverkeer. Er is geen sprake meer van eenzijdige informatieverschaffing, maar van het delen en uitwisselen van informatie. Leerlingen en ook ouders zullen veel meer inbreng hebben in het onderwijs en docenten groeien daarin mee, want ze maken zelf ook intensief gebruik van nieuwe media.”
De nieuwe media zullen geleidelijk onze cultuur veranderen, stelt Westera. “Mobieltjes, sociale netwerksites en computergames gaan gepaard met een sterke persoonlijke betrokkenheid, het zijn persoonlijke media die bepalend zijn voor de wijze waarop mensen hun leven inrichten. Dat zal onherroepelijk leiden tot veranderingen in het onderwijs. Welke plaats multimedia zullen krijgen, is moeilijk te zeggen, maar dat ze ons concept van leren en onderwijzen drastisch zullen beïnvloeden, staat vast.”
{noot}
Wim Westera, Technology-enhanced learning: review and prospects, Serdica Journal of Computing, Submitted 16 februari 2010, http://dspace.ou.nl/handle/1820/2339
{3 kleine stukjes}
Sociale stijgers
Om te zorgen dat talent niet onnodig verloren gaat zouden slimme, goedlerende kinderen uit lagere sociale milieus meer individuele ondersteuning moeten krijgen op school. Dat stelt de Utrechtse bestuurskundige Mick Matthys, die half april promoveerde op een onderzoek naar de loopbaan van academici uit een arbeidersmilieu. Deze sociale stijgers ondervinden hun leven lang hinder van hun achtergrond. Ze beschikken niet over de juiste netwerken en beheersen de sociale codes niet die nodig zijn om hogerop te komen. Studenten uit de arbeidersklasse krijgen wel morele steun van hun ouders, maar die hebben vaak geen idee waar ze me bezig zijn. Daardoor komen de stijgers in een sociaal isolement terecht. Matthys, zelf afkomstig uit een Vlaams arbeidersgezin, interviewde enkele tientallen afgestudeerden van de Universiteit Utrecht in de leeftijd van 44 tot en 65 jaar. De uitkomsten van het onderzoek zijn ook in deze tijd relevant, stelt Matthys. De positie van kinderen van migranten is, afgezien van het etnische aspect, vergelijkbaar met die van Nederlandse arbeiderskinderen uit de babyboomgeneratie. (Mick Matthys, Doorzetters, proefschrift Universiteit Utrecht)
Brein-snelwegen
Het begrijpen van geschreven taal is een razendsnel proces waarbij een netwerk van gespecialiseerde hersengebieden is betrokken. Binnen 250 milliseconde na het lezen van een woord halen de hersenen de informatie op die nodig is om de betekenis ervan vast te stellen. Deze processen onttrekken zich grotendeels aan het bewustzijn omdat ze geautomatiseerd zijn. Yoni Levy ontdekte met behulp neuro-imagingtechnieken dat goede lezers twee snelwegen in het brein gebruiken, één voor inhoudswoorden en één voor functiewoorden. Zwakke lezers gebruiken allerlei inefficiënte omwegen. Op hersenscans is al op jonge leeftijd te zien welke kinderen leesproblemen krijgen. Voor die kinderen zouden individuele leesinstructie ontwikkeld moeten worden, die zijn afgestemd op de omwegen die het brein neemt, stelt de promovendus. (Yoni Levy, In cerebro unveiling, proefschrift Radboud Universiteit Nijmegen)
Stapelen
Kinderen die op een schooltype terechtkomen waarmee ze niet hetzelfde opleidingsniveau kunnen bereiken als dat van hun ouders, stromen vaker door naar hogere schooltypen. Daardoor wordt de sociale ongelijkheid die al ontstaat bij de overgang van basis- naar voortgezet onderwijs versterkt, ontdekte de Duitse socioloog Nicole Tieben. Het verbeteren van de doorstroommogelijkheden in het voortgezet onderwijs is daarom geen goed middel om sociale ongelijkheid te bestrijden. Het stimuleren van het stapelen van opleidingen, werkt beter. Stapelen is populair bij kinderen van lage sociale komaf. Tieben analyseerde de onderwijsloopbaan van 7500 Nederlanders die geboren zijn tussen 1914 en 1985. Het opleidingsniveau van de ouders blijkt nog steeds grote invloed te hebben op de onderwijskansen van kinderen. (Nicole Tieben, Transitions, tracks and transformations, proefschrift Radboud Universiteit Nijmegen)