• blad nr 8
  • 24-4-2010
  • auteur . Lachesis 
  • Column

 

Torsen

Tim en Jeremy uit groep 8 hebben allebei een diagnose die binnen het autistisch spectrum valt. Ik tors hun rugzak. Die rugzak is zwaar. Dat komt omdat beide heren overtuigd zijn van het feit dat ze eigenlijk nergens last van hebben. Het is jammer voor de wereld, maar die diagnose is fout. Als woordvoerder van deze dolende wereld breng ik om de haverklap slecht nieuws: Jeremy, vandaag ga je leren samenwerken met een klasgenoot. Ik werk liever alleen, klinkt het defensief. Dat weet ik, antwoord ik en daarom ga ik je leren hoe dat moet. Binnenkort ga je naar de middelbare school, enige extra oefening kan geen kwaad. Zuchtend kiest Jeremy een klasgenoot uit. Waarom toch, moppert hij steeds als ik de opdracht toelicht. Ik vind hier niks aan, ik zie het nut er niet van in, dat weet u toch! De klasgenoot van Jeremy kijkt mij ongelukkig aan. Jeetje, dat uitgerekend hij nu de pineut is. Samenwerken met Jeremy, hoe kom ik er op.
Met Tim speel ik, tijdens zijn begeleidingsuren, een spel. Hij heeft een drietal kinderen uit zijn klas gekozen. Die kinderen voelen zich bevoorrecht. Zo kunnen ze lekker onder schooltijd een spelletje spelen. Tim voelt zich helemaal niet bevoorrecht. Dat komt door de coöperatieve aard van het spel. Je komt nergens op eigen kracht. Tim vindt het langdradig en suf om steeds maar op de anderen te wachten. Hij denkt niet met ze mee en komt zelden met een constructieve oplossing. Alleen als hij zelf aan de beurt is fleurt hij op. Zo gauw er een andere leerling centraal staat, zakt hij onderuit en begint hij met zijn pionnen te gooien. Ti-him, knarsentanden de anderen, houd nou eens op! We zitten hier voor jou! Maar ik vind het saaaaai, bromt hij terwijl hij nog verder onderuit zakt. Als het spel is afgelopen blijf ik met hem achter. Ik leg hem omstandig uit hoe coöperatief samenspelen werkt. Tim knikt. Dat weet ik wel, zegt hij, maar ik houd daar niet van. Daar kan ik niks aan doen. Ik doe liever een spelletje waarbij ik kan winnen. De week erop vindt hij het opnieuw he-le-maal niks. En die week erop weer. Ondertussen is Jeremy niet vooruit te branden met zijn samenwerkingsopdracht. Ik was in mijn eentje al tien keer klaar geweest, rekent hij mij voor. Zijn klasgenoot kijkt mij smekend aan. Hoe lang moet deze lijdensweg nog duren? Zuchtend lopen Tim en Jeremy aan het eind van hun begeleidingsuur terug naar hun klas. Wat een tijdverspilling zeg. Niet te geloven. Eens in de zes weken zet ik mij samen met de hele begeleidingsgroep om de tafel om de voortgang van de heren te bespreken. De wereld houdt van voortgang en ik zou er dan ook graag verslag van doen. Dat zou iedereen mooi tevreden houden: er is een diagnose, er volgt een behandelplan en langzaam maar zeker verdwijnen de problemen als sneeuw voor de zon. Daar wordt iedereen vrolijk van en het doet tevens recht aan al die inspanning. De inspanning van de ambulant begeleider, de intern begeleider, de groepsleerkracht, de inspanning van mij. Dan zou al die tijd niet verspild zijn en al dat geld niet voor niets zijn uitgegeven. Dus houd ik de moed er in. Hier een lichtpuntje, daar een stapje voorwaarts. Dankbaar kijkt iedereen mij aan. De ambulant begeleider pent enthousiast mijn bevindingen in haar logboek. Ook moeder heeft de afgelopen tijd een millimetertje beweging gezien. Vader knikt nadenkend: ja, nou je het zegt... En opgewekt stellen we een volgend ontwikkeldoel vast. Als Tim en Jeremy zich een week later weer bij mij melden staat er opnieuw gelatenheid in hun ogen te lezen: zo juf, zeg het eens, welk onnut wenst de wereld nu weer over ons heen te storten? In welke onzin moeten we ons nu weer tegen heug en meug bekwamen? Ik pak de loodzware rugzak op en slof moeizaam achter hen aan.

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.