• blad nr 20
  • 18-11-2000
  • auteur R. Voorwinden 
  • Redactioneel

Sociaal-geograaf Peter Gramberg in proefschrift: 

Spreiding heeft geen zin

Spreiding van zwarte leerlingen over witte scholen heeft geen zin. Het werkt zelfs averechts,zo vindt Peter Gramberg.
De polarisatie tussen zwarte en witte scholen neemt toe en dat hoeft helemaal niet erg te zijn.

Zwarte school is wčl goed¹. Met die kop opende De Telegraaf twee weken geleden zijn voorpagina, in een formaat letter dat doorgaans wordt gereserveerd voor als onze jongens het WK winnen. ³Ik kreeg bijna een hartaanval², verklapt Peter Gramberg, beleidsmedewerker van de Vereniging besturenorganisaties katholiek onderwijs in Den Haag. Want de kop was gebaseerd op het proefschrift waarmee Gramberg een paar dagen later promoveerde aan de Universiteit van Amsterdam.
Het was, toen Gramberg met zijn promotieonderzoek begon, helemaal niet de bedoeling dat het zou gaan over zwarte scholen. Gramberg wilde de invloed achterhalen die buurten hebben op de onderwijscarričre van de jongeren die er leven. Het idee bestond namelijk dat achterstandswijken een sterk negatieve invloed hebben op de schoolkeuze. ³Vanuit Amerika, Frankrijk en Engeland komen berichten over getto¹s waaraan mensen zich niet meer kunnen ontworstelen. Want in zo¹n getto is er een verschraald onderwijsaanbod, de jongeren zien door de armoedecultuur ook het nut van onderwijs niet meer in en ze kennen niemand die hen in contact zou kunnen brengen met scholen buiten de wijk.²
Gramberg wilde onder andere toetsen of zulke wijken ook in Nederland bestaan. Hij selecteerde twee steden - Amsterdam en Enschede - en bekeek in elke stad scholen in een aantal goede en minder goede buurten. Zo zette hij de blanke Concertgebouwbuurt in Amsterdam tegenover de Stadionbuurt met veel 1.9-leerlingen. Hij ondervroeg bijna vierhonderd leerlingen met een tussenpoos van twee jaar om hun schoolloopbaan in kaart te kunnen brengen.
De uitkomst van het onderzoek was verrassend: een achterstandsbuurt heeft geen negatieve invloed op de schoolkeuze van de kinderen die er wonen. Gramberg: ³Achterstandsbuurten zijn vaak heterogeen samengesteld, er is niet zoveel onderling contact tussen de bewoners. Ik heb dan ook geen kind uit een achterstandswijk horen zeggen dat de buren het gek vinden dat hij naar het vwo gaat.²
In een elitebuurt is het juist andersom: ³Die buurten zijn erg homogeen samengesteld, jongeren leiden zo¹n beetje allemaal hetzelfde leven en gaan naar dezelfde clubs en scholen. Daar kun je als jongere eigenlijk niet met de mavo aankomen.² Kort en goed: elitebuurten hebben veel meer invloed op de schoolkeuze van de jongeren dan de vermeende getto¹s.
Ook blijkt het niet waar te zijn dat er in de Nederlandse achterstandsbuurten een, zoals Gramberg dat noemt, verschraald onderwijsaanbod is. ³Er is altijd wel een havo of vwo in de buurt, of net erbuiten.² Maar Gramberg signaleert dat er wel sprake is van een neerwaartse spiraal. ³Door de komst van brede scholengemeenschappen kunnen hele schoollocaties per niveau worden ingedeeld. En dat leidt er soms toe dat de hogere schoolsoorten uit de achterstandsbuurten vertrekken.²

Schouders eronder
In sommige achterstandbuurten is de laatste jaren openlijk geopperd om de scholen maar te sluiten en de ­ veelal zwarte ­ leerlingen te verspreiden over andere scholen in de stad. Gramberg ziet daar helemaal niets in. ³Menging van zwarte en witte leerlingen werkt zelfs averechts. Want zwarte scholen zijn, als het goed is, toegerust op hun populatie: er zijn een heleboel zwarte basisscholen die beter zijn dan gemengde scholen. Als je die zwarte leerlingen gaat verspreiden over witte scholen, krijgt elke witte school tien allochtone leerlingen en dan verlies je de expertise. Het team van die witte school is niet op die nieuwe leerlingen ingesteld.²
Andersom is het, volgens Gramberg, voor witte leerlingen ook niet goed om op een zwarte school te zitten. Die leerlingen leveren er, positief geformuleerd, geen betere onderwijsprestaties door. ³Ik weet dat het gevaarlijk is om dat te zeggen, omdat het voor witte ouders een legitimatie is om hun kind niet op een zwarte school te doen.² Maar aan de andere kant kan Gramberg dat die witte ouders ook niet kwalijk nemen. ³Als ouder zoek je een school die bij je eigen sociale milieu past. Je wilt bijvoorbeeld over opvoeding kunnen praten met andere ouders. Dat wordt wat lastig als die ouders een andere taal spreken of er heel andere ideeėn over opvoeding op na houden.²
Gramberg vermoedt dat mensen die de spreiding van leerlingen propageren, hun kinderen zelf ook niet op een zwarte school doen. ³Een directeur vertelde me laatst dat zelfs de grootste idealist zijn kind na maximaal een jaar van een zwarte school haalt. Laten we dat principe dan ook maar erkennen met z¹n allen.²
De beste strategie voor een school die zijn leerlingenpopulatie ziet verzwarten is, meent Gramberg, dan ook: de schouders eronder en proberen een zo goed mogelijke zwarte school te zijn. ³Op die manier ontstaat er wel een toenemende polarisatie tussen zwarte en witte scholen, maar als de zwarte scholen goed hun best doen hoeft dat niet te leiden tot ongelijke onderwijskansen.²
Een nadeel van gescheiden scholen voor zwarte en witte leerlingen is wel dat dit de integratie niet ten goede komt. ³Maar integratie is niet in eerste instantie een taak van het onderwijs², vindt Gramberg. ³Dat is een zaak voor de politiek: zolang er zwarte wijken bestaan, zullen er in die wijken immers ook zwarte scholen zijn. De taak van het onderwijs is alleen om ervoor te zorgen dat die zwarte scholen ook goede scholen zijn en dat alle onderwijssoorten in die wijk aanwezig blijven.

Vbo restonderwijs of positieve keus
Het imago van het vbo verschilt sterk tussen Amsterdam en Enschede, zo blijkt uit het onderzoek van Gramberg. In beide steden gaat ongeveer dertig procent van de leerlingen naar het vbo, alleen wordt die schoolsoort in Enschede gezien als een positieve, beroepsgerichte keuze, in Amsterdam als restonderwijs.
In Amsterdam is volgens Gramberg aan het einde van de basisschool sprake van over-advisering. De leerlingen krijgen vaak een te hoog advies voor de middelbare school. Er gaan dan ook duidelijk meer leerlingen naar havo en vwo dan in Enschede. In die laatste stad wordt vaker een mavo-advies gegeven. ³Voor een deel werkt die over-advisering², concludeert Gramberg. ³Want het merendeel van de Amsterdamse leerlingen blijft op dat hogere niveau van havo of vwo hangen.² Aan de andere kant levert de te hoge advisering ook uitvallers op, die Œterugvallen¹ naar mavo of vbo (recentelijk samengevoegd tot vmbo) of die het onderwijs geheel verlaten.

Meer aandacht voor 1.25-leerling¹
Veel allochtone leerlingen volgen hogere onderwijssoorten dan hun ouders, signaleert Gramberg. Nu is dat niet zo moeilijk omdat die ouders zelf doorgaans niet verder zijn gekomen dan de basisschool, maar: er zit een stijgende lijn in de onderwijsloopbanen van de opeenvolgende generaties. En hogere vormen van onderwijs brengen vaak ook een hogere maatschappelijke positie met zich mee.
Bij kinderen van laagopgeleide blanke ouders is die trend juist andersom. Deze kinderen, de 1.25-leerlingen, volgen hetzelfde of zelfs lager onderwijs dan hun ouders. ³De groep allochtone leerlingen, de 1.9-leerlingen, is nog heel heterogeen², verklaart Gramberg. ³Daar zit nog veel potentie en verborgen talent in. Bij de groep 1.25-leerlingen is die rek eruit.²
Gramberg vindt dan ook dat er extra aandacht zou moeten worden besteed aan deze leerlingen. ³Ik kom scholen tegen die liever 1.9-leerlingen hebben dan 1.25-leerlingen want die zijn vaak ook heel antischools. Misschien zou de laatste groep een wat hoger onderwijsgewicht moeten krijgen, zodat scholen meer geld krijgen om de problemen van deze leerlingen te lijf te gaan.²

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.