• blad nr 6
  • 27-3-2010
  • auteur R. Voorwinden 
  • Redactioneel

Leraar worden in een half jaar 

Eerste diploma’s voor studenten educatieve minor

Ze zijn jong, ze zijn enthousiast en ze hebben een opleiding van een half jaar gevolgd. Is dat voldoende om les te kunnen geven in het voortgezet onderwijs? “Ik ken de kritiek: wat kun je studenten nu in een half jaar bijbrengen over het leraarschap? Nou, dat valt dus reuze mee.”

Demissionair staatssecretaris Marja van Bijsterveldt reikte vorige maand oorkondes uit aan de eerste geslaagden van de educatieve minor. De studenten volgden een ‘minor’ (nieuw woord voor bijvak) in het derde jaar van hun universitaire studie en werden daarmee bevoegd om les te geven in het vmbo-t en de eerste drie jaren van havo en vwo.
De minor is een initiatief om het lerarentekort aan te pakken en meer academici voor de klas te krijgen. De universiteiten hebben het idee omarmd: meer dan de helft van de universiteiten biedt sinds eind vorig jaar educatieve minors aan, de rest heeft plannen er dit jaar mee te starten.
De studenten hebben grote belangstelling voor de nieuwe minor, zegt onderwijsdirecteur Ietje Veldman van het ICLON, de lerarenopleidingen van de Universiteit Leiden. “Eind vorig jaar zijn bij ons zestig studenten gestart, van wie twintig in voltijd. En die twintig zijn vrijwel allemaal nu al klaar. Dat zien we wel eens anders bij een minor.” Deze maand start in Leiden zelfs alweer een nieuw groepje van nog eens tien studenten. “Dat hadden we niet zo gepland, maar de animo is echt groot.”

Geloofwaardig
Universitaire studenten kunnen de minor volgen als hun studie verwant is aan een vak in het voortgezet onderwijs, zoals Engels, Frans of wiskunde. Wie aan de minor begint, gaat de helft van de tijd naar een school voor voortgezet onderwijs. De andere helft is bestemd voor zelfstudie en colleges, onder andere in pedagogiek en didactiek.
De minor is zo opgebouwd dat de studenten al snel voor de klas komen te staan – uiteraard eerst onder begeleiding van een echte docent. Veldman: “Als je op een school rondloopt, merk je al snel of het onderwijs je trekt. In het begin zijn twee studenten afgevallen omdat lesgeven echt niets voor hen bleek te zijn. Ook goed.”
De studenten volgen de minor doorgaans in het derde jaar van hun studie. Veldman: “In het tweede jaar is hun vakkennis nog niet voldoende ontwikkeld, dan is de basis nog te smal. We hebben het geprobeerd met twee tweedejaars Engels, maar hun fluency was niet voldoende om geloofwaardig over te komen als leraar.”
Het Montessori Lyceum Amsterdam is enthousiast over de minorstudenten. “Het zijn jonge honden”, zegt conrector onderwijs Peter Romein. “Ze hebben een goed contact met de leerlingen - ze zijn ook nog niet heel veel ouder, natuurlijk.” Idem aan het Stedelijk Gymnasium Leiden, zegt rector Annemarie Thomassen. “De studenten brengen een ander elan in de school. Als je de docentenkamer binnenkomt, zit daar nu een groep van tien minorstudenten te kwetteren. Dat geeft echt energie.”

Tot ziens
De vraag is uiteraard of enthousiasme en een minor van een half jaar genoeg zijn om een goede leraar te worden. Volgens de AOb geeft de educatieve minor op zichzelf geen stevige pedagogisch-didactische basis voor een baan als leraar. De minor dient vooral om interesse op te wekken voor het leraarschap. En als dat is gelukt, zouden de studenten vooral nog een volwaardige eerstegraads lerarenopleiding moeten volgen.
Veldman van de Universiteit Leiden is het daar in grote lijnen mee eens. “Met lesgeven in de onderbouw is niets mis. Maar als je een universitaire studie volgt, ligt het in de rede dat je gaat lesgeven in de bovenbouw. En dat je dus een eerstegraadsbevoegdheid haalt. Wij stimuleren dat ook. We zeggen nadrukkelijk ‘tot ziens’ tegen de studenten die de minor hebben gehaald.”
Ook Romein van het Montessori Lyceum Amsterdam raadt de minorstudenten aan om door te leren. Maar voor wie dat niet wil, is de minor toch een aardige basis om les te geven in de onderbouw, al is het maar parttime. “Als je scheikunde studeert, kom je doorgaans terecht in een laboratorium. Met deze minor kun je daarnaast nog gaan lesgeven, als je dat wilt. Dit is een prachtige manier om meer mensen te kwalificeren voor het onderwijs.”
Ook volgens Veldman van de Universiteit Leiden biedt de minor, als je echt geen eerstegraadsopleiding wilt volgen, voldoende basis om les te geven in de onderbouw. “Ik ken de kritiek: wat kun je studenten nu in een half jaar bijbrengen over het leraarschap? Nou, dat valt reuze mee: alle pedagogische en didactische basiskennis hebben ze gehad. Onze studenten zijn misschien niet uitgeleerd, maar wel startbekwaam.”

Vrijstellingen
De studenten die de minor hebben gevolgd, kregen nu nog een ‘oorkonde’. Dat wordt pas een echt geldige lesbevoegdheid als ze hun bachelordiploma hebben behaald. En als het wetsvoorstel voor de nieuwe bevoegdheid in de Tweede Kamer is aangenomen, maar daarvoor bestaat een ruime politieke meerderheid.
Na het bachelordiploma zullen de meeste studenten een master gaan volgen, al dan niet gecombineerd met een eerstegraadsopleiding. Studenten die de educatieve minor hebben gevolgd, beschikken natuurlijk wel over meer basiskennis dan studenten die vers aan zo’n eerstegraadsopleiding beginnen. Krijgen die minorstudenten dan vrijstellingen? “De beslissing daarover wordt per student en per individuele opleiding genomen”, zegt Veldman van de Universiteit Leiden. “De een zal vier maanden vrijstellingen krijgen, de ander misschien een volledig half jaar.”
Maar het belangrijkste hebben de studenten al geleerd in de minor, vindt schoolleider Romein: of onderwijs iets voor hen is. “Het vergt nogal wat van je, een lokaal met dertig pubers. Want leerlingen hebben veel verdedigingsmechanismen tegen leren, waarvan een aantal behoorlijk vervelende. De minor is een prachtige kans om te zien of je daar een beetje om kunt lachen.”

{kaders met foto’s}

‘Lesgeven is helemaal geweldig’

@B1:Anne-Meta Gerritsen (22), student theologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam

“Ik had mijn bachelordiploma bijna gehaald en moest alleen nog het vak Grieks volgen. Daardoor had ik veel vrije ruimte in mijn programma, waarin ik de educatieve minor ben gaan volgen.
Ik kwam terecht op een vmbo en het werk leek me erg zwaar. Je moet boeiend kunnen vertellen, genoeg ruimte laten voor de leerlingen om vragen te stellen maar ook je lestijd in de gaten houden. Ik had veel bewondering voor de docenten maar ik dacht ook: dat gaat me nooit lukken. Na een tijdje bleek het lesgeven me niet meer al mijn energie te kosten. Ik dacht: kennelijk ligt dit me. Ik heb een vrij zachte stem en de leraar dacht dat ik nooit over de klas heen zou kunnen komen. Maar op een gegeven moment ga ik bij het bureau staan en zeg ik op normale toon dat ik wil beginnen – en de hele klas is stil. Dat zijn echt coole momenten.
Na mijn bachelordiploma wil ik een masteropleiding in de theologie gaan volgen, want mijn hart ligt toch bij werken in de kerk. Maar het onderwijs is zo leuk dat ik misschien ook een eerstegraadsbevoegdheid wil halen, dan kan ik een paar dagen per week blijven lesgeven.
Voor de zomervakantie ga ik drie maanden invallen op een school in Zwolle die dringend een docent godsdienst nodig heeft. Vijf derde klassen. Zal er een klik zijn? Heel spannend, maar helemaal geweldig.”


‘Koning in de klas’

@B1:Tom Beving (22), student aarde en economie aan de Vrije Universiteit Amsterdam

“Als je me twee jaar geleden verteld zou hebben dat ik voor de klas zou staan op een middelbare school, had ik je niet geloofd. Maar vorig jaar, tijdens een cursus studie en loopbaan, ging ik nadenken over wat voor baan ik eigenlijk zou willen. En ik had tijdens mijn studie al gemerkt dat ik presenteren en debatteren veel leuker vind dan schrijven. Nu is onderwijs eigenlijk gewoon het presenteren van je vak, dacht ik, dus vandaar dat ik me heb ingeschreven voor de educatieve minor.
In de praktijk blijkt onderwijs niet zoveel met presenteren te maken te hebben: het grootste gedeelte van de tijd ben je aan het regelen, ben je werkvormen aan het verzinnen, ben je bezig met je leerlingen en zoek je manieren om je vak leuk aan te bieden. En dat laatste is eigenlijk ook het leukste: je hebt veel speelruimte om je eigen draai aan de stof te geven, je bent echt koning in je eigen koninkrijk. Als je dan ziet dat leerlingen enthousiast worden, dat ze vragen gaan stellen, dan is dat echt prachtig, dan voeg je iets toe.
Volgend jaar wil ik een masteropleiding gaan volgen die aansluit bij mijn studie aarde en economie. Ik wil eerst sterker worden in mijn vakgebied. Daarna ga ik misschien wel een eerstegraadsopleiding volgen. En ik ben net op gesprek geweest bij mijn oude middelbare school, waar ik aardrijkskunde kan gaan geven in de onderbouw.”


‘Onderwijs is chaos’

@B1:Nadine van Popering (23), student biologie aan de Universiteit Leiden

“De educatieve minor was niet mijn eerste ervaring in het onderwijs. Ik ben vóór deze studie al eens begonnen aan de lerarenopleiding biologie. Maar ik vond het toch wat te beperkt om alleen maar docent te worden. Mijn studie biologie was echter ook al drie jaar hetzelfde, steeds maar biologie, dus vond ik het leuk om weer eens het onderwijs in te gaan. En bovendien liggen de banen in de biologie niet voor het oprapen, terwijl je in het onderwijs altijd terecht kunt.
Aan de ene kant vond ik het lesgeven tijdens de minor erg leuk: je krijgt heel veel waardering van de leerlingen. Aan de andere kant is onderwijs altijd heel chaotisch en dat levert een hele hoop stress op - tenminste, bij mij. Tegen de ene klas kon ik nogal opzien, maar een andere klas draaide altijd heel goed.
Ik weet nog niet of ik na mijn studie het onderwijs in zou willen. Maar als ik niet in het onderwijs terechtkom heb ik in elk geval veel van de educatieve minor geleerd: hoe ik overkom op andere mensen bijvoorbeeld. Dat soort alfakennis is altijd handig als je een bètastudie volgt.”


{nog een kader}

Staatssecretaris Marja van Bijsterveldt:
‘Alleen een lesbevoegdheid als de school tevreden is’

De AOb vindt dat de educatieve minor geen stevige pedagogisch-didactische basis vormt voor een baan als leraar. De minor zou alleen nut hebben als opstapje naar een volwaardige lerarenopleiding.
“Ik begrijp best dat er wat aarzelingen zijn. De educatieve minor is een nieuwe ontwikkeling, en het is prima dat de AOb die kritisch volgt. Tegelijk is het zo dat we in Nederland in de nabije toekomst dringend behoefte hebben aan meer eerstegraadsleraren. Die academici brengen iets extra’s mee in het onderwijs. Ze zijn gewend om boven de stof te staan, om door te vragen en om zaken niet zonder meer voor lief te nemen. Met de educatieve minor kunnen we meer academici behouden voor het onderwijs.
En natuurlijk is de kwaliteit van de leraar cruciaal voor de kwaliteit van het onderwijs. Een student krijgt daarom alleen een onderwijsbevoegdheid als de universiteit èn de school een goede beoordeling geven. Zo moeten we er van uit kunnen gaan dat die student inderdaad aan de slag kan voor de klas.”
Het is de bedoeling dat de minorstudenten later een eerstegraadsopleiding gaan volgen. Hoe zorgen we ervoor dat ze dat inderdaad gaan doen?
“Ik vind het heel belangrijk dat studenten doorstromen naar de master, maar daar kan ik ze niet toe dwingen. Dat is gelukkig ook niet nodig, want de meeste studenten van de eerste lichting zijn zo enthousiast dat ze een eerstegraadsopleiding willen gaan volgen. Verder kan de doorstroom naar een eerstegraadsopleiding worden bevorderd door bijvoorbeeld een goede begeleiding op de school of door financiële prikkels van de werkgever, zoals studieverlof en carrièreperspectief bij het behalen van het mastergetuigschrift.”
Hoe is de bevoegdheid van deze nieuwe groep docenten geregeld? In de wandelgangen wordt nu al gesproken over een 'derdegraadsbevoegdheid’.
“De docenten die een educatieve minor met succes hebben afgerond, krijgen een bevoegdheid om les te geven in het vmbo-t en de eerste drie leerjaren van havo en vwo. Je zou het een beperkte tweedegraadsbevoegdheid kunnen noemen. Het wetsvoorstel waarmee we dit wettelijk gaan vastleggen, ligt nu bij de Tweede Kamer. Gelukkig is het niet controversieel verklaard en zal het binnenkort worden behandeld. De studenten die dit studiejaar de educatieve minor hebben gevolgd en hun bachelor hebben afgerond, kunnen dus na de zomer als bevoegd docent voor de klas.”

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.