• blad nr 5
  • 13-3-2010
  • auteur A. Kersten 
  • Redactioneel

Nieuwe aanvraagronde start 1 april 

Handen af van de Lerarenbeurs

Op 1 april start de nieuwe aanvraagronde voor de razend populaire Lerarenbeurs. Het ministerie van Onderwijs gaat uitzoeken of schoolleiders het geld dat ze voor vervanging krijgen werkelijk gebruiken om de studerende docent vrij te roosteren. En werkgevers willen een grotere rol voor de schoolleiding.

Aan belangstelling geen gebrek. Bij de eerste drie aanvraagrondes voor de Lerarenbeurs hebben zich van juni 2008 tot en met juni 2009 in een jaar tijd ruim 17 duizend docenten gemeld, aldus de recentste nota Werken in het onderwijs. Dat overtrof de verwachtingen op het ministerie van Onderwijs, en het beschikbare budget. Ruim de helft van de 13.500 gehonoreerde aanvragen komt uit het primair onderwijs, 29 procent uit het voortgezet onderwijs. Binnenkort, op 1 april, start de nieuwe aanvraagronde.
Het principe van de Lerarenbeurs is overzichtelijk: docenten kunnen één keer in hun onderwijscarričre een opleiding of cursus naar keuze volgen op kosten van de minister van Onderwijs. Die scholing is een van de pilaren van het Convenant leerkracht, de structurele investeringsoperatie voor het onderwijs. Docenten in staat stellen zich te ontwikkelen betekent het onderwijs verbeteren. Dat alles moet afstralen op een aantrekkelijker beroep. En dus een wapen in de strijd tegen het kwantitatieve en kwalitatieve lerarentekort.
Volgens Werken in het onderwijs worden de meeste lerarenbeurzen aangevraagd op initiatief van de docent. Bij 22 procent van de aanvragen is het een gezamenlijk initiatief van de school en de leraar. In ongeveer een op de tien gevallen neemt de leidinggevende het voortouw.
Bij een deel van de opleidingen kan de docent subsidie voor studieverlof aanvragen. Dat vervangingsgeld wordt overgemaakt aan de werkgever. De schoolleiding kan daarmee de docent vrijstellen van taken om zich aan de studie te wijden. De werkgever moet wel zelf tekenen om de verlofsubsidie te ontvangen.

Klachten
Aan belangstelling ook geen gebrek, toen Ans Buys, directeur van de Fontys Lerarenopleidingen, in november vorig jaar op het AOb-congres in de Utrechtse Jaarbeurs aan de bel trok over de Lerarenbeurs.
Buys, ook voorzitter van het Algemeen Directeurenoverleg educatieve faculteiten (Adef), had aan het begin van het collegejaar 2008-2009, het eerste Lerarenbeurs-studiejaar, in de wandelgangen signalen opgevangen van studenten. “Ik hoorde klachten dat ze geen tijd kregen om te studeren. Terwijl scholen wel geld kregen om voor vervanging te zorgen. Dat stond zwart op wit in de toekenningsbrief.”
Samen met de andere directeuren van de hbo-lerarenopleidingen werd er een peiling uitgevoerd onder driehonderd ingestroomde masterstudenten. Van die eerstejaars had 60 procent de Lerarenbeurs, en daarvan gaf weer 40 procent aan onvoldoende studietijd vrijgeroosterd te krijgen. “Bij de start van collegejaar 2009-2010 hoorde ik die geluiden opnieuw. Wat minder dan het jaar ervoor, maar de signalen waren er wel.”
Een masterstudent die geen studieverlof krijgt van zijn school en alleen een opleiding kan volgen omdat hij via deeltijdontslag zelf het aantal uren op school heeft verminderd. “Dat soort dingen komt dus voor in de praktijk”, aldus Buys, die het voorbeeld aandraagt. “Ik begrijp daar echt niks van. Juist binnen een school, waar we leerlingen het beste onderwijs willen bieden, moet je leraren in staat willen stellen zich te ontwikkelen.”
Nadat Buys op het AOb-congres die signalen had overgebracht, volgde de aandacht vanzelf. Het kwam in het nieuws, de SP stond klaar om Kamervragen te stellen en een woordvoerder van toenmalig minister Ronald Plasterk hing aan de lijn. “Die wilde er het fijne van weten: wat we hadden onderzocht en wat er nou precies was uitgekomen.”
Maar het breder opgezette vervolgonderzoek, samen met de vakbonden, dat die ochtend werd voorgesteld, liet op zich wachten. Intussen waren onderzoekers van het Tilburgse Iva al een eind onderweg met de reguliere evaluatie Lerarenbeurs, een jaarlijks te verschijnen rapportage in opdracht van het ministerie van Onderwijs. Dat onderzoek verkeerde bij het inleveren van dit artikel in de afrondende fase, aldus een woordvoerder van het ministerie.
Toch wordt er nu alsnog een specifiek onderzoek in gang gezet naar de besteding van het vervangingsgeld door scholen. De IB-groep, onderdeel van de nieuwgevormde Dienst Uitvoering Onderwijs, gaat het onderzoek uitvoeren. Van de Lerarenbeurs-docenten voor wie de school vervangingskosten ontvangt (dat geldt voor reguliere bachelor- en masteropleidingen) wordt zo’n 10 procent uitgenodigd mee te werken aan een steekproef, bevestigd het ministerie. Voor de zomer moeten de resultaten binnen zijn. Afhankelijk van die uitkomsten krijgt het onderzoek na de zomer een mogelijk vervolg. In dat geval worden de betrokken werkgevers benaderd voor een administratieve verantwoording van de verlofsubsidies.
De IB-groep is gemachtigd om te controleren op ‘misbruik of oneigenlijk gebruik’ van zulke subsidies. Daarom vindt het ministerie het de meest aangewezen instantie voor dit onderzoek. Interessante vraag is wanneer het ministerie de resultaten van de steekproef onder docenten voldoende reden vindt voor het vervolgonderzoek bij de werkgevers. Die norm was bij het afronden van dit artikel nog niet bepaald.

Soelaas
Er zijn natuurlijk uitzonderingssituaties waarin de schoolleiding echt niemand een (dag)deel kan missen. AOb-bestuurder Liesbeth Verheggen noemt het voorbeeld van een school waarop zes zwangerschapsverloven elkaar opvolgden en overlapten. “Daarom is er altijd een clausule dat een bestuur niet gehouden is aan het onmogelijke”, zegt ze. “Maar dat moet dan wel beargumenteerd en getoetst kunnen worden.”
Schooldirecties zeggen ook dat in tijden van lerarentekorten geschikte vervangers niet voor het oprapen liggen. Het geld en de wil zijn er wel, maar de vervanger niet. Dat argument komt ook naar voren in het rapport Scholing als basis voor doorstroom van het Iva uit juni 2009. Dat is een onderzoek naar de mogelijkheden en obstakels voor de scholing van tweedegraads tot eerstegraads docenten in de regio Rijnmond. In het rapport, gebaseerd op een beperkte groep scholen, komt ook de Lerarenbeurs aan bod.
“Ik begrijp dat argument wel, maar je moet als schoolleider creatief proberen te zijn”, vindt Buys. Parttimers binnen de school extra uren aanbieden – hoe voor de hand liggend ook – biedt lang niet altijd soelaas. “Je kunt docenten in het voortgezet onderwijs bijvoorbeeld tijdens tentamenweken vrijstellen van surveilleren, door daar andere mensen voor in te schakelen. Er valt best wat te bedenken.”
Uit het Iva-rapport over de regio Rijnmond blijkt bij een aantal directies een afwachtende houding ten opzichte van de Lerarenbeurs. Wat als een docent geschiedenis graag van tweede- naar eerstegraads wil opklimmen, maar de schoolleiding niet zit te wachten op een extra bovenbouwdocent voor dat vak? Of de directie is bang dat de docent met het diploma in de hand de biezen pakt en naar een andere school verkast.
Naast zulke praktische bezwaren onder schoolleiders, spreekt uit het rapport ook een principiële. De Lerarenbeurs is een individuele regeling: de docent bepaalt zelf voor welke opleiding hij een beurs wil aanvragen. Dat in tegenstelling tot de reguliere na- en bijscholingsbudgetten die schoolbesturen in de lumpsum krijgen overgemaakt. Een deel van de middelen wordt mogelijk aangewend voor opleidingen waar de school geen directe behoefte aan heeft, zeggen directies over de Lerarenbeurs. Met andere woorden: er valt voor hen maar weinig te sturen. Docenten en directies doen er goed aan afspraken te maken over de taken die de leraar krijgt na afronden van de opleiding, aldus het Iva-rapport uit 2009. ‘Het is geen goede zaak als het geleerde niet in de praktijk toegepast kan worden of docenten zich de school uit scholen.’
De PO-raad, de werkgeversvereniging in het primair onderwijs, heeft er drie alinea’s aan gewijd in de eigen beleidsagenda uit augustus 2009. Dat de Lerarenbeurs los staat van de organisatieontwikkeling van de scholen, vindt de PO-raad bestuurlijk inconsistent. De minister van Onderwijs heeft een wettelijke relatie met het bevoegd gezag, en niet met het personeel, stelt de raad. Door de schoolleiding te passeren, ‘intervenieert hij in organisaties’. De PO-raad betwijfelt ook of het geld voor de Lerarenbeurs wel doelmatig wordt besteed, nu de gekozen opleiding niet per se hoeft bij te dragen aan de ‘onderwijsontwikkeling van de school’.

Arrogant
“Handen af van de Lerarenbeurs”, zegt AOb-bestuurder Liesbeth Verheggen. Ze kan zich er flink over opwinden. “Ik heb de PO-raad gevraagd hoe ze tot die visie zijn gekomen. Wat is jullie aversie tegen de Lerarenbeurs? Dan komen ze niet verder dan: wij hebben daar geen invloed op. Ik vind dat daar een nogal arrogante houding uit spreekt. Alsof alleen de werkgever weet hoe een leraar zich kan professionaliseren.”
Wat dat betreft is de AOb-bestuurder op haar hoede. Nieuwe cao-onderhandelingen voor het primair onderwijs staan voor de deur. De PO-raad wil in gesprek over het thema scholing, weet ze. “Gezien die beleidsagenda vermoed ik dat ze ook over de Lerarenbeurs zullen beginnen.”
Verheggen kan het niet vaak genoeg benadrukken: de Lerarenbeurs is er voor de wens en ambitie van de individuele docent. “En dat hoeft dus niet per se direct de eigen organisatie ten goede te komen.” Ze herinnert aan de reguliere na- en bijscholingspotjes in de lumpsum, waar bestuur en directie wel over beslissen. Die worden in de praktijk niet altijd ook daaraan uitgegeven. “Ga nou eerst als werkgevers na waarom directies de reguliere budgetten niet opmaken, in plaats van meteen grip proberen te krijgen op de Lerarenbeurs.”
De populariteit van de Lerarenbeurs in het primair onderwijs vindt Verheggen veelzeggend. “In het primair onderwijs wordt veel gebruikgemaakt van de Lerarenbeurs. Daaruit kun je concluderen dat docenten zich wel degelijk willen ontwikkelen, als ze zelf zeggenschap hebben over de eigen scholing. Die zeggenschap moeten ze ook houden.”
Klachten dat docenten op school veel te weinig tijd krijgen toegewezen voor de studie, herkent ook Verheggen. “Als je het al belachelijk vindt dat je als werkgever niks over de Lerarenbeurs te zeggen hebt, is de bereidheid om mee te werken waarschijnlijk niet altijd optimaal.” De AOb-bestuurder benadrukt: dat zijn signalen die vragen om nader onderzoek.

Topprioriteit
Goed dat er extra geld is voor scholing van leerkrachten, zeggen werkgevers in het primair en voortgezet onderwijs. Gevraagd naar een reactie op de Lerarenbeurs, plaatsen de PO- en VO-raad wel hun kanttekeningen. Een woordvoerder van de PO-raad zegt: “Wij denken dat er meer winst valt te halen als de afstemming tussen de werkgever en de leraar optimaler is. Dat de opleiding die de leraar gaat volgen past in de lijn van de school, zodat een docent optimaal gebruik kan maken van die opleiding.” Volgens hem worden er in de praktijk ook al vaak onderling afspraken over gemaakt. “Ik heb het gevoel dat we laatste tijd meer tot de ontdekking komen dat we allemaal met elkaar moeten doen.”
De voorlichter weegt zijn woorden over een meer uitgesproken rol voor het schoolbestuur bij de Lerarenbeurs. “We zouden dat aspect er best nog wel in versleuteld willen zien. Als je het heel formeel bekijkt, omzeilt het ministerie een beetje de functie van schoolbesturen.” Volgens hem heeft dat geen topprioriteit.
Wat schort er aan de reguliere na- en bijscholing? “De signalen die ik hoor zijn dat het juist heel erg meevalt. Ik meen dat 80 procent van de besturen een scholingsplan heeft en dat het grootste deel van het budget daaraan besteed wordt. Je kunt zeggen: dan blijft er nog een aanzienlijk deel dat geen plan heeft, en dat vind ik te veel. Maar we kunnen niet zeggen dat er weinig aan nascholing wordt gedaan.”
Een woordvoerder van de VO-raad reageert per e-mail. Ze mailt dat het lastig is de Lerarenbeurs een goede plaats te geven binnen het personeelsbeleid van de school, aangezien de leidinggevenden geen formele rol spelen bij de aanvraag en de keus van de docent. ‘Dat is een gemiste kans. Goed overleg over de inzet van de lerarenbeurs tussen schoolleiding en docent is belangrijk. Het zou zonde zijn als een docent het geleerde in de praktijk niet of nauwelijks kan toepassen. Daar heeft noch de docent, noch de leerling profijt van.’
Signalen dat docenten te weinig worden vrijgeroosterd zijn de VO-raad bekend. ‘Concrete voorbeelden of harde cijfers hebben wij echter niet.’ De woordvoerder verwijst naar het onderzoek dat bij het ministerie van Onderwijs op stapel staat.

{kader 1}
Kwaliteit
Hoe bewaak je de kwaliteit van al die Lerarenbeurs-opleidingen? Dat is een vraag die ook het ministerie van Onderwijs zich gesteld heeft, voornamelijk bij de korte opleidingen. Een extern bureau heeft ernaar gekeken. Het merendeel van de aanvragen is voor een bachelor- of masteropleiding. Het bestaande accreditatiestelsel vormt daarvoor het kwaliteitskeurmerk. Een derde van de aanvragen betreft korte opleidingen. De meeste daarvan worden aangeboden door hogescholen en universiteiten, en daarnaast door bekende private instellingen. Het ministerie zegt het aanbod aan korte opleidingen, uitzonderingen daargelaten, op dit moment kwalitatief in orde te achten.

{kader 2}
Nieuwe aanvraagronde!
Van 1 april tot en met 13 mei loopt de nieuwe aanvraagperiode voor de Lerarenbeurs. Op www.lerarenbeurs.info
is het scholingsaanbod te doorzoeken.

{kader 3}
Tips: ga voor een master!
De Lerarenbeurs die de AOb in het Convenant leerkracht heeft afgesproken, maakt het voor iedere docent van basisonderwijs tot en met hbo mogelijk om eenmaal in zijn carričre een stevige bijscholing te volgen. Met het geld uit de beurs worden studiekosten betaald en in de meeste gevallen ook de vervanging op school. De Lerarenbeurs is de ideale regeling voor leraren die kennis willen bijtanken. Tips voor het aanvragen:
• De leerkracht bepaalt zelf welke opleiding hij kiest. De directie kan alleen in zeer bijzondere gevallen goedkeuring onthouden en moet dat motiveren. Neem bij conflicten hierover contact op met de AOb. Let er op dat als er vervanging wordt toegekend dat je de vrije uren ook daadwerkelijk voor de opleiding gebruikt en niet andere taken op school gaat doen.
• Je mag tijdens je hele onderwijscarričre één keer gebruikmaken van de lerarenbeurs. Je hoeft dus niet direct dit jaar te beginnen. Plan de opleiding bewust. De regeling is blijvend.
• Kijk goed wat voor opleiding je gaat volgen. Kies liever voor een langdurige en kostbare opleiding die een echte verbetering van de eigen positie betekent - zoals een masteropleiding - dan voor een korte cursus die ook uit het normale scholingsbudget van de school betaald kan worden. Voor masteropleidingen is de maximale studieduur verruimd van vijf naar zes jaar en zijn de studievoortgangeisen versoepeld.

{portret 1 met foto}
Hersens laten kraken

naam: Minie Visser (52), docent Frans
instelling: Revius Lyceum, Doorn
opleiding: master Frans, Hogeschool Utrecht

“Als tweedegraads docent Frans sta ik alweer 25 jaar voor de klas. Ik had al een paar keer voor een vierde klas gestaan en dat smaakte naar meer. Ik vond het lesgeven aan de bovenbouw heel leuk en heel anders dan lesgeven aan de onderbouw en ik wilde mijn hersens wel weer eens laten kraken. Daarom heb ik besloten om een master Frans te gaan halen zodat ik bevoegd word als eerstegraads docent. Ik zit nu in mijn tweede jaar en ik kan het iedereen aanbevelen om je kennis op deze manier te verdiepen. Niet alleen omdat je veel leert, maar ook omdat je collega’s ontmoet van andere scholen. Je hebt het over elkaars lessen, vraagt hoe een ander met sommige problemen omgaat, dit heeft mij enorm verrijkt. Ik heb veel nieuwe ideeën opgedaan en sta te popelen om ze verder te ontwikkelen tot nieuwe lessen.
Toen ik mijn opleiding startte bestond de Lerarenbeurs al, maar ik maakte er nog geen gebruik van. Het eerste jaar van de master werd namelijk door mijn werkgever betaald. Want hoewel ik op eigen initiatief ben ik gaan studeren, staat de school volledig achter mijn opleiding. Voor het tweede jaar heb ik de Lerarenbeurs aangevraagd. De vervanging kost soms moeite, maar dat kan ik de school niet kwalijk nemen. De intentie is goed, alleen lukt het niet altijd. Van mijn medestudenten hoor ik veel somberdere verhalen over de vervanging. Jammer, want je hebt er wel recht op. Ik moet wel zeggen dat, hoe goed je vervanging ook geregeld is, de studie nog steeds een berg werk is. Er staat een studielast voor van twintig uur per week, drie jaar lang. Dit moet je je heel goed realiseren voordat je begint.” (Saskia de Ridder)

{portret 2 met foto}
Win-winsituatie

naam: Jos Olthof (56), schoolopleider
instelling: academische opleidingsschool de Stapvoorde in Almelo
opleiding: Opleiden in de School, Saxion Hogeschool, Deventer

“Als academische opleidingsschool krijgen we pabostudenten binnen die we samen met de pabo opleiden. Dit is een win-winsituatie, want als opleidingsschool komen we direct in contact met het gedachtegoed van de pabo. Daarnaast krijgen de studenten in de praktijksituatie begeleiding van een daarvoor vrij geroosterde opleider. Eerder heb ik al een vijfdaags traject tot schoolopleider gevolgd, maar ik wilde meer verdieping. Onze directeur wees me op de opleiding Opleiden in de School bij de Academie pedagogiek en onderwijs van Saxion.
Ik merk nu al dat ik veel bewuster in mijn werk sta. Als studenten voorheen met een probleem kwamen, bood ik ze al snel een mandje met oplossingen aan. Nu laat ik studenten zelf werken aan de oplossing. Ook wijs ik hen op hun eigen verantwoordelijkheid, ik zie namelijk nogal eens de ‘ja-maar-de-ander-strategie’ in het onderwijs. Een afstompende strategie als je het mij vraagt. Vooral dankzij de communicatie- en coachingmodules heb ik nu de kunst van het vragen stellen en het zwijgen beter onder de knie. Daarnaast probeer ik de kennis die studenten op de pabo vaak hapsnap in hun hoofd hebben gestampt, te verinnerlijken richting hart en buik. Ik wil dat ze niet alleen de trucjes snappen, maar dat ze daadwerkelijk begrijpen wat het betekent om docent te zijn. Een professionele houding is daar een onderdeel van.
Achteraf bezien had ik de Lerarenbeurs liever ingezet voor een zwaarder traject, want zo’n beurs krijg je natuurlijk maar één keer. Deze opleiding had namelijk ook best uit het opleidingsbudget betaald kunnen worden. Maar ik ben alweer nieuwsgierig naar nieuwe opleidingen. Weet je, ik word wel eens gekscherend opa Stapvoorde genoemd, maar ik voel me helemaal niet oud. Juist door te blijven leren, blijf je jong.” (Saskia de Ridder)

{portret 3 met foto}
Tot wasdom komen

naam: Marjolein Held (47), docent verpleegkunde
instelling: Koning Willem Ι College, Den Bosch
opleiding: master professioneel meesterschap bij Educatief Meesterschap Amsterdam, onderdeel van het Centrum Nascholing Amsterdam

“Ik ben van huis uit een verpleegkundige, maar sta alweer twintig jaar voor de klas. Je kunt dus wel zeggen dat ik een inmiddels een onderwijsmens ben. Maar ondanks de nodige ervaring, masterclasses en cursussen, voelde mijn onderwijskundige basis niet stevig genoeg. Ik vond het dus hoog tijd voor een masteropleiding. Ik wilde niet wachten op het opleidingsplan van ons eigen roc, dus ik ben zelf – met de Lerarenbeurs op zak - de master professioneel meesterschap gestart. Het studieverlof van twee uur is prima geregeld en ik heb nog geen moment spijt gehad van mijn beslissing. Ik leer mijn eigen handelen in de klas te verbinden met theoretische concepten en praktijkvragen om te zetten in onderzoek. Ik zag eerst op tegen het onderzoeksdeel en de nodige statistiek. Onterecht blijkt nu, ik kan me er soms helemaal in verliezen.
Gelukkig krijg ik op school alle vrijheid om mijn nieuw verworven kennis in te zetten. Voor mijn afstudeeronderzoek heb ik het professioneel leren van de docent verpleegkunde onderzocht en ga ik enkele interventies initiëren. Dit doe ik in nauw overleg met mijn collega’s, want interventies van bovenaf leiden zelden tot de gewenste gedragsverandering. Het team zelf moet eigenaar worden van innovaties. Ik zie dat er genoeg kennis is, maar dat dit onvoldoende tot wasdom komt omdat het theoretisch kader ontbreekt. Met mijn opleiding heb ik straks voldoende onderwijskundige kennis op zak om zo’n ontwikkeling te initiëren en te leiden. Ik geloof dat een onderwijskundig leider als partner van de afdelingsleider een enorme kwaliteitsimpuls aan een opleiding kan geven. Ik ben straks klaar voor zo’n functie en hopelijk is de onderwijspraktijk dat dan ook.” (Saskia de Ridder)

Dit bericht delen:

© 2025 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.