• blad nr 4
  • 27-2-2010
  • auteur . Overige 
  • Opinie

 

10.000 uur om uitblinker te worden

Topviolisten hebben tijdens hun opleiding zo’n 10.000 uur geoefend. Maar ook gemiddelde strijkers komen op dat aantal. Om topdocenten af te leveren is de initiële lerarenopleiding lang niet voldoende. Marco Snoek, lector leren & innoveren op de Hogeschool van Amsterdam, pleit daarom voor een masteropleiding of een aanstelling van leraren als onderzoeksdocent.
Tekst Marco Snoek Beeld Typetank
Afgelopen januari vond in Leiden de conferentie De 10.000 uur plaats. Deze conferentie, georganiseerd door het Landelijk Expertisecentrum Leren van Docenten, ging over de vraag hoe in het leertraject van leraren meer samenhang kan worden aangebracht. Onderliggend uitgangspunt was dat het ongeveer 10.000 uur kost om ergens specialist in te worden. Topviolisten, tophonkballers, topprogrammeurs, allen hebben dat aantal uur nodig gehad om bij die top te komen.
De gedachte van de 10.000 uur is geïnspireerd op het boek van de Canadees Malcolm Gladwell, getiteld 'Uitblinkers', waarin hij betoogt dat het niet zozeer gaat om aanleg en ambitie, maar vooral om veel oefening. Dat staat nogal haaks op onze Hollandse nuchterheid. Waar Amerikanen geloven in ‘als je maar wilt, dan lukt het’, gaan we in Nederland toch vooral gebukt onder de opvatting dat sommigen het nu eenmaal in zich hebben en anderen niet. Dat passen we al toe bij de schifting van leerlingen op twaalfjarige leeftijd, waarbij we vmbo’ers die de ambitie uitspreken later chirurg te worden wat meewarig aankijken. Hoewel we al lang geleden de euro hebben ingevoerd, geloven we nog steeds in het spreekwoord: 'Wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje.'

Metafoor
Tijdens de conferentie in Leiden kwam regelmatig de vraag boven of iedere leraar wel 'expert' zou kunnen worden. Het vertrouwen dat oefening per definitie kunst baart, is bij ons toch niet zo groot. Sommigen hebben het in zich, anderen niet of in mindere mate. Misschien dat we daarom in Nederland ook wel achterlopen in de beweging om het kwalificatieniveau van de leraar omhoog te halen naar masterniveau. Waar in andere Europese landen de keuze wordt gemaakt dat alle leraren als minimumniveau de mastergraad moeten hebben, kiezen we in Nederland voor een post-initiële en vrijwillige variant. Zelfs de AOb koos er in zijn Masterplan uit 2006 voor dat iedere leraar het recht zou moeten hebben om een masterkwalificatie te behalen. Zou ook hier bewust de formulering in termen van plicht vermeden zijn, vanuit de veronderstelling dat niet iedere leraar (met voldoende oefening) het in zich heeft om expert leraar te worden?
Natuurlijk is de 10.000 uur slechts een metafoor. Een metafoor die bruikbaar is om over twee dingen na te denken. Allereerst de vraag of we niet te makkelijk vasthouden aan onze Hollandse indeling in dubbeltjes en kwartjes en niet iets meer moeten overnemen van het Amerikaanse geloof in eigen kunnen.
Vervolgens hoe we in de '10.000 uur' meer samenhang kunnen brengen in de begeleiding van de ontwikkeling van student tot expert-leraar. En dan gaat het niet alleen om voldoende 'vlieguren', want daar leer je niet per definitie iets van. Het gaat vooral om begeleide vlieguren, deliberate practice. Dat betekent dat begeleiding na afloop van de opleiding van groot belang is en in samenhang gebracht moet worden met wat er in de opleiding aan de orde is gekomen. Waarbij coaches binnen de school niet alleen begeleiden vanuit het welbevinden van de leraar, maar ook verwijzen naar theorieën, concepten en boeken die tijdens de opleiding aan de orde zijn gekomen.

Weinig ervaring
Een van de voorbeelden van deliberate practice is het betrekken van leraren bij het doen van onderzoek binnen de school, bijvoorbeeld als onderdeel van de academische opleidingsschool. Vanuit het lectoraat leren & innoveren van het Kenniscentrum onderwijs en opvoeding van de Hogeschool van Amsterdam is onderzoek gedaan naar de bijdrage die dit onderzoek binnen de school levert aan het leren binnen de school.
Bij de operationalisering is gekozen voor een focus op de onderzoeksdocenten: wat leren zij van het doen van onderzoek, wat en hoe leren zij als team en welke bijdrage leveren zij in hun ogen aan het leren van de school als geheel? Wat opvalt in het onderzoek is dat de onderzoeksdocenten niet alleen leren over de inhoud van het onderwerp dat ze onderzoeken, maar ook over het doen van onderzoek.
De meeste (onderzoeks)docenten hebben weinig tot geen ervaring met het doen van (onderwijs)onderzoek. Maar een misschien nog wel belangrijker opbrengst is dat de onderzoeksdocenten ook een realistischer beeld en meer begrip voor collega-docenten, schoolleiding en zichzelf hebben gekregen, doordat ze meer kennis en overzicht over de hele school en de rol van het management hebben gekregen. De betrokkenheid in onderzoek heeft daarmee geleid tot een andere houding en rolopvatting van leraren in de school.

Lerarenbeurs
Tijdens de conferentie leidde dit tot de discussie of dit wel een efficiënte vorm van leren is: het vrijmaken van leraren voor een dag in de week voor het doen van onderzoek is immers erg kostbaar. Je kunt echter een vergelijking trekken met het volgen van een masteropleiding. Ook dat vraagt een tijdsinvestering van een à twee dagen per week gedurende twee jaar.
Wat dan opvalt is dat er niet eens zulke heel andere leeropbrengsten zijn, maar dat het verschil vooral is dat je voor een masteropleiding een lerarenbeurs kunt aanvragen en voor zo'n onderzoekstraject niet. Misschien wordt het tijd om dat eens te veranderen.

Marco Snoek is lector leren & innoveren op de Hogeschool van Amsterdam.

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.