- blad nr 4
- 27-2-2010
- auteur Y. van de Meent
- Onderwijs & Onderzoek
Onderwijs & Onderzoek
Zwakke lezers zijn al in de kleutergroepen op te sporen, blijkt uit onderzoek van de Radboud Universiteit in Nijmegen. De snelheid waarmee vierjarigen cijfers, letters en plaatjes benoemen is daarbij het belangrijkste instrument.
Aan het eind van groep 3 heeft 10 tot 15 procent van de leerlingen een leesachterstand die ze meestal niet meer inhalen. Onderzoekers van de Radboud Universiteit in Nijmegen hebben een toetspakket ontwikkeld waarmee potentiële zwakke lezers al in groep 1 en 2 zijn aan te wijzen. De toetsen geven leerkrachten de mogelijkheid om bij het voorbereidend lezen extra aandacht te besteden aan de zwakke punten van deze leerlingen. Schoolpsycholoog Wim Verhagen promoveerde eind januari op een onderzoek waarmee de voorspellende waarde van de set kleutertoetsen is vastgesteld.
De kleuters werden onder andere getest op hun woordenschat en letterkennis - vaardigheden waarvan al langer bekend is dat ze invloed hebben op de latere leesresultaten. Maar uit het onderzoek van Verhagen blijkt dat twee andere vaardigheden, klankbewustzijn en benoemsnelheid, de beste voorspellers zijn. Dat kinderen voor ze met lezen beginnen het bewustzijn moeten ontwikkelen dat een woord uit meerdere klanken bestaat, was al eerder wetenschappelijk aangetoond. Uit het onderzoek van Verhagen blijkt echter dat de benoemsnelheid nog belangrijker is. Kleuters die traag zijn met het benoemen van cijfers, letters en plaatjes, hebben een grote kans in groep 3 een leesachterstand op te lopen.
Benoemsnelheid is vrij recent ontdekt als een belangrijk onderdeel van beginnende geletterdheid, zegt Cor Aarnoutse, emeritus hoogleraar onderwijskunde van de Radboud Universiteit. “Onderzoekers in de VS en Groningen toonden al eerder aan dat benoemsnelheid een cruciale factor is en dat is nu door Verhagen bevestigd.” Aarnoutse begeleidde zijn promotieonderzoek en werkte mee aan de ontwikkeling van het toetspakket.
Opjutten
Om de benoemsnelheid te meten, krijgen kinderen een aantal voor hen bekende cijfers, letters of plaatjes in willekeurige volgorde voorgelegd. Bijvoorbeeld de cijfers 1 tot en met 5. “Het ene kind kan dat heel snel, maar bij anderen gaat dat ontzettend traag”, vertelt Aarnoutse. “Het is nog niet duidelijk waar dat precies in zit, maar het heeft in ieder geval te maken met de snelheid waarmee informatie uit het geheugen wordt opgehaald.”
Het klankbewustzijn van kleuters is met spelletjes en oefeningen goed te trainen. Daar zijn ook programma’s voor ontwikkeld die aantoonbaar effect hebben op de leesresultaten in groep 3. Ook de benoemsnelheid is te verbeteren, denkt Aarnoutse, alleen bestaan daarvoor nog geen methoden. “Je moet die trage kinderen prikkelen meer tempo te maken, want ze worden niet vanzelf sneller. Je moet ze op een kindvriendelijke manier opjutten door bijvoorbeeld een verhaaltje een paar keer steeds sneller voor te lezen. Of ze eenzelfde zin steeds sneller te laten nazeggen.” Maar de benoemsnelheid is een complexe vaardigheid, die waarschijnlijk lastiger te trainen is dan het klankbewustzijn, waarschuwt hij.
De toetsen waarmee Verhagen in zijn onderzoek heeft gewerkt, zijn geschikt gemaakt voor het gebruik in het onderwijs en zijn door het onderwijsadviesbureau CPS op de markt gebracht. CPS heeft het afgelopen jaar meer dan 1200 pakketten verkocht, wat betekent dat bijna één op de vijf basisscholen al met de toetsen werkt. Opmerkelijk gezien de toetsaversie die lange tijd in het kleuteronderwijs bestond.
Verschoolsing
De weerstand tegen de toetsen verdwijnt snel als leerkrachten eenmaal kennis hebben gemaakt met het instrument, ontdekte Aarnoutse. “Het toetspakket geeft leerkrachten de mogelijkheid om leesproblemen in een vroeg stadium aan te pakken. We verwijzen ook naar materialen die ze daarbij kunnen gebruiken. Ze kunnen zwakke leerlingen dus heel concreet helpen.” De emeritus hoogleraar snapt de angst voor de verschoolsing van het kleuteronderwijs, maar wijst erop dat het oefenen van het klankbewustzijn of de benoemsnelheid helemaal niet schools hoeft te zijn. “Er zijn allerlei spelletjes die kleuters hartstikke leuk vinden. Ze merken niet eens dat ze cijfers en letters aan het leren zijn.”
Aarnoutse zou niet weten waarom je de toetsen niet zou gebruiken. “Als een kind ziek is ga je naar de dokter om erachter te komen wat er aan de hand is. Als een kind zwak leest, doe je er ook alles aan om de oorzaken op te sporen zodat je kunt helpen. En dat moet in de eerste vijf levensjaren gebeuren, want in die periode ontwikkelt een kind zich supersnel en loopt het ook snel achterstanden op.”
{noot}
Meer informatie over het ‘Toetspakket beginnende geletterdheid’ op www.cps.nl/publicaties
{bijschrift}
@B1:Hoe trager kleuters de dieren die op de plaatjes staan benoemen, hoe groter de kans dat ze in groep 3 leesproblemen ontwikkelen. (Uit het ‘Toetspakket beginnende geletterdheid’.)
{ladder van korte berichtjes}
Ict en onderwijs De inzet van ict in het onderwijs leidt zelden tot meer gemotiveerde leerlingen en betere leerresultaten, terwijl dat uiteraard wel de bedoeling is. Ict is geen automatische aanjager van onderwijsvernieuwing, blijkt uit onderzoek van Monique Volman, docent onderwijspedagogiek aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Alleen als het ict-gebruik past bij de manier van lesgeven op een school, is er een kans op betere leerprocessen. Op een school waar klassikale instructie centraal staat, zorgt een digitaal schoolbord bijvoorbeeld eerder voor onderwijsvernieuwing dan experimenten waarbij leerlingen zelf informatie moeten verzamelen op internet. (‘Eerst onderwijsvisie, dan techniek’, www.kennisnet.nl, Kennis van Waarde Maken, Onderzoeksreeks.)
Puberhersenen Zonder helm op een brommer, experimenteren met drank en drugs. Jongeren nemen vaak grote risico’s terwijl ze best snappen wat de nare gevolgen kunnen zijn. Dat komt doordat puberhersenen extra gevoelig zijn voor beloningen die mogelijk in het verschiet liggen. Terwijl de hersengebieden die voor controle van hun impulsen moeten zorgen nog onderontwikkeld zijn. In de leeftijd van 14 tot 15 jaar piekt de gevoeligheid voor positieve prikkels. Dat blijkt uit onderzoek met hersenscantechnieken waarop ontwikkelingspsycholoog Linda van Leijenhorst vorige maand promoveerde aan de Universiteit Leiden (‘Why teens take risks’, www.brainanddevelopmentlab.nl)
Stok, stip, stap In het leesonderwijs wordt volop gebruik gemaakt van zogenoemde wisselrijtjes met woordjes die veel op elkaar lijken zoals stok, stip, stap. Die zouden kinderen moeten helpen de stap te maken van het letter voor letter verklanken naar het direct herkennen van een woord. Uit onderzoek waarop Eva Marinus in januari promoveerde aan de Universiteit van Amsterdam, blijkt dat die wisselrijtjes niet helpen bij het sneller leren lezen. Kinderen maken geen gebruik van letterclusters als ‘st’ of ‘gr’, ook niet als ze ze expliciet hebben aangeleerd. (‘Word-recognition processes in normal and dyslexic readers’, www.fmg.uva.nl/pedagogiekenonderwijskunde)
Antisociale vmbo’ers Het gedragsprogramma Equip dat jongeren leert verantwoordelijkheid te nemen voor hun denken en doen, helpt bij het verminderen van antisociaal gedrag in het vmbo. De Utrechtse promovenda Floor van der Velden werkte op elf vmbo-scholen met het programma. In de klassen die Equip gebruikten, bleef het probleemgedrag stabiel terwijl het in andere klassen juist toenam. (‘EQUIPping high school students’, www.uu.nl/NL/faculteiten/socialewetenschappen)
Kleuters experimenteren Kleuters die het sciencecenter NEMO bezoeken, drukken niet zomaar op knoppen en trekken niet willekeurig aan hendels. Ze voeren bewust experimenten uit. Ze laten bijvoorbeeld cilinders van een helling rollen om te kijken welke het eerst beneden is, of ze slaan ze tegen elkaar om uit te vinden welk geluid ze dan produceren. Dat ontdekten ontwikkelingspsychologen van de Universiteit van Amsterdam. De onderzoeken vormen de basis voor de tentoonstelling kleuters aan zet in het Nemo (www.e-nemo.nl/kleutersaanzet).