- blad nr 4
- 27-2-2010
- auteur J. van Aken
- Redactioneel
Discussie kwaliteit mbo
Behoefte aan rust, scholing en tijd
Ruim zestig mbo-opleidingen zijn zeer zwak, maakte de Onderwijsinspectie begin februari bekend en er zullen er naar verwachting nog meer bij komen. Daarnaast zijn er volgens de inspectie honderden van de 11.000 opleidingen zwak. Bij deze opleidingen is de kwaliteit van het onderwijs en/of de examens onder de maat.
Ahmed Marcouch, voorzitter van de Amsterdamse deelraad Slotervaart, greep de lijst aan om met kritiek op het mbo naar buiten te komen. Bij meer opleidingen vallen veel lessen uit en dat leidt tot voortijdig schoolverlaten. Daarnaast is ook de kwaliteit van docenten voor de klas dalende, vindt hij. In zijn kielzog kwam scholierenorganisatie Job met een demonstratie en de eis dat schoolbesturen investeren in lessen, roosters, capabele docenten en uitdagend lesmateriaal.
De AOb sloot zich bij hen aan met een ‘top tien voor top mbo’ (zie kader). De bond wil meer geld naar het primaire proces, meer en betere lessen door beter gekwalificeerd personeel en kleinschaliger onderwijs. Politici buitelden tijdens een Tweede Kamerdebat over elkaar heen om staatssecretaris Marja van Bijsterveldt aan te sporen tot snelle maatregelen tegen zeer zwakke opleidingen.
Docenten en ander onderwijspersoneel waren in de discussie niet veel te horen. Het Onderwijsblad peilde de mening van zes van hen.
Gedegen lessen
“Het is ongehoord dat er 64 zeer zwakke opleidingen zijn, dat kan absoluut niet. Er moeten keiharde maatregelen getroffen worden tegen scholen die te weinig lessen aanbieden”, vindt Toon Rekkers, docent ondernemersvaardigheden bij de opleiding toerisme van het Koning Willem I College in Den Bosch.
Hij zet vraagtekens bij opleidingen die van precies 850 lesuren per jaar uitgaan. Het Koning Willem I College kiest voor een andere benadering: 40 lesweken en 24 klokuren les, waarbij er een docent voor de klas staat. “Op papier zijn dat 960 klokuren les. Toch blijft het opletten. Als er twee weken uitvallen door ziekte of tentamens en de vakantie begint vroeg, dan blijft er weinig ruimte over.”
Rekkers ziet behoorlijk wat mensen rondlopen die niet goed toegerust voor de klas staan. Het probleem is dat er geen goede vakopleiding voor mbo-docenten is, vindt hij. “Sommige vakdocenten missen praktijkkennis en sommige praktijkdocenten ontberen pedagogisch-didactische kwaliteiten. Lerarenopleidingen zouden een goede uitstroomdifferentiatie gericht op het mbo moeten hebben.”
Het competentiegerichte onderwijs in het mbo is in wezen helemaal niet competentiegericht, stelt hij. “Het wordt verkocht onder het mom van veel zelfstudie en weinig klassikale lessen, maar dat is niet haalbaar. Deelnemers in het eerste jaar willen gedegen klassikale lessen.”
Dat sluit projectonderwijs onder begeleiding niet uit, zegt Rekkers, die een cursus webdesign geeft waarbij zijn leerlingen een webwinkel bouwen. “Eerst geef ik vier weken theorie en daarna zijn ze vier weken zelfstandig bezig in mijn aanwezigheid. Ik beantwoord vragen, waarbij je wel moet snappen waar de leerlingen zijn in hun ontwerp. Je kunt niet zeggen ‘zoek het zelf maar op’, dat werkt niet.”
Rekkers vindt dat er meer geld naar het primaire proces moet. “Er moeten meer docenten voor de klas.” Nu gaat er te veel geld naar verkeerde ict-toepassingen, zegt hij. “Veel mbo-scholen hebben ict-systemen die veel documenten en informatie rondpompen waar studenten niks aan hebben.”
Falend leiderschap
Bij roc Leeuwenborgh in Maastricht constateerde de Onderwijsinspectie dat drie opleidingen zeer zwak zijn, op een totaal van 136. “Het is al twee jaar bekend en er is intern heel hard aan verbeteringen gewerkt”, relativeert Peter Tillmann, coördinator van het stagebureau techniek en voorzitter van de centrale medezeggenschapsraad. “Gemiddeld genomen geven bedrijven in de techniek een 7 voor de kwaliteit van onze deelnemers, die zelf nog een iets hoger cijfer geven voor de opleiding.”
Het moeilijke is dat het roc iedereen die zich inschrijft van niveau 0 tot en met 4 aan een diploma moet helpen. “Dat is in sommige gevallen heel lastig.” Om deelnemers die dreigen uit te vallen binnenboord te houden, heeft het roc een ‘switchersvoorziening’ waarin deelnemers zich oriënteren op wat ze willen. “Hiermee hebben we de uitval met 20 procent kunnen reduceren.”
Om lesuitval te compenseren biedt de school met 920 uur meer dan de minimumnorm. “Daarnaast zie ik een pendelbeweging van leerlingen in groepsverband zelfstandig laten werken naar werken met een rooster en klassikale lessen. Zowel deelnemers als docenten waarderen de ‘gewone’ les.”
Er moet een eind komen aan de groei van de groepsgrootte, die Europees gezien enorm hoog ligt, vindt hij.
Tillmann heeft als coördinator van het stagebureau techniek de stages doorgelicht. “Het bleek dat bedrijven nog onvoldoende wisten wat een stagiair precies komt leren en dat in het begin van de stage begeleiding vanuit de opleiding ontbrak.”
De overhead moet omlaag door vast te leggen welk bedrag naar het primaire proces gaat, vindt Tillmann. “Als MR proberen we een halt toe te roepen aan het inhuren van externen voor het ondersteunen van het management en het verbeteren van onderwijsprocessen. Ook hebben we nu ‘nee’ gezegd tegen de komst van een controller omdat je die niet met droge ogen kunt aanstellen als je de overhead wilt terugdringen. Falend leiderschap kun je niet verhelpen met een noodverband van extra controles.”
Rare discussie
Jetske van Woerden, programmamanager geïntegreerde trajecten inburgering en beroepsonderwijs bij roc Midden Nederland, zwakt eveneens de kritiek op het mbo af. “Het gaat om een heel klein percentage zeer zwakke opleidingen, die scherp in de gaten gehouden moeten worden.” De opleidingen van roc Midden Nederland zijn allemaal goedgekeurd, vervolgt ze. “De meeste docenten werken zich drie slagen in de rondte en dat zij door de kritiek van mensen als Ahmed Marcouch verder de puree ingedrukt worden, vind ik beneden peil.”
Aan opleidingen die minder dan 850 lesuren geven, moet zeker iets gebeuren. “Veiligheidshalve zitten wij boven de 850 uur per jaar, zodat we toch door de controle komen als er lessen uitvallen.”
Ook de kritiek op de hoge uitval in het mbo deelt ze niet. “Bij de beroepsopleidende leerwegen op niveau 1 en 2 ligt de uitval op ongeveer 20 procent; wij vinden dat laag. De meeste uitval komt door problemen in de privésfeer.
Waarom mbo’ers niet net als havisten 1000 uur les krijgen, beschouwt Van Woerden als een oneigenlijke discussie. Een mbo-opleiding bestaat uit een zelfstandig deel en een begeleid deel van minimaal 850 uur op een totaal van 1600 studiebelastingsuren. “Op de havo is geen stage, mbo-deelnemers volgen 30 tot 60 procent van de tijd beroepspraktijkvorming. Dat kan niet als je 1000 uur les krijgt. Het kost bovendien met de huidige bekostiging al moeite om 850 uur les te geven.”
Roc Midden Nederland zit in een overgang naar competentiegericht leren. “Dat is een noodzakelijke modernisering van het onderwijs, denken wij. Het belangrijkste is dat er voldoende begeleiding is en uit deelnemerstevredenheidsonderzoeken komen bij ons geen grote klachten naar voren.”
Twee zeer zwakke
Twee opleidingen van het Friesland College kregen het predicaat zeer zwak van de inspectie. “Voor de collega’s van die opleidingen is het heel pijnlijk dat je je stinkende best doet, maar het niet hard kan maken naar de inspectie. Er wordt stevig gewerkt aan de examens, daar proberen ze echt wat aan te doen”, reageert Andries Posthumus. Hij is vakdocent aan de designopleidingen van het Friesland College en lid van de medezeggenschapsraad.
Het Friesland College zet in op 960 lesuren en dan kom je uiteindelijk uit op zo’n 850 uur, vervolgt hij. “Al kraakt het wel door weken die uitvallen en de werkdruk in de diverse teams, er mogen wel wat uren bij. Bij sommige units is het ziekteverzuim stevig en daar moet heel wat gebeuren om het aantal uren op peil te houden.”
Competentiegericht onderwijs moet niet volledig zelfsturend zijn en deelnemers moeten niet zelf een leervraag bedenken, stelt Posthumus. “Van de zestien lesblokken zijn er drie zelfsturend, maar ook daar is begeleiding aanwezig. Bij het werken met projecten krijgen leerlingen gerichte opdrachten vanuit de lessen.”
Op zijn school moet iedere docent verplicht een pedagogisch-didactisch getuigschrift halen. “Uit het bedrijfsleven komen soms mensen die natuurlijk leiderschap hebben, maar dat is niet genoeg. Wie het niet haalt, krijgt niet de kans naar schaal LC en LD toe te groeien. Ik herken de beweging om docenten te vervangen door instructeurs, maar ik zie ook dat er vraag is naar docenten omdat dat mensen zijn die hun vak kennen.”
Met de komst van de lumpsum zijn er managementlagen ontstaan, die niet productief zijn, zoals Posthumus het omschrijft. “Dat is heel belangrijk voor sommigen, maar ik vraag me af wat de student daarvan merkt.” Daarnaast vindt hij dat er teveel vergaderd wordt. “Het vele vergaderen zou best eens met de groei van de overhead te maken kunnen hebben”, denkt hij.
Weinig LB-docenten
Frans van der Vlugt heeft zich erg gestoord aan de karikatuur die van het mbo gemaakt wordt. “Er is een aantal zeer zwakke opleidingen, maar je kunt niet het hele mbo over een kam scheren alsof er overal te weinig les wordt gegeven”, zegt de projectleider opleiding arbeidsmarktgekwalificeerd assistent (aka) bij Zadkine in Rotterdam.
Scholen die niet aan 850 uur les komen, stellen de norm te laag, denkt hij. Zadkine heeft een interne norm van 1050 uur om de te realiseren 850 uur te garanderen. “De controle daarop is vrij strikt. We komen aan het minimum.” Er vallen wel lessen uit, daarbij speelt een rol dat het mbo doorgaans geen vervangingspool heeft. “Collega’s nemen bij ziekte zoveel mogelijk uren over, waardoor de werkdruk bij opleidingen met veel ziekteverzuim hoog kan zijn.”
Van der Vlugt vindt dat er in het mbo te weinig LB-docenten zijn. “De tendens is nog steeds om in plaats van docenten ‘begeleiders’ in schaal 9 en instructeurs in schaal 7 aan te stellen. Vaak zijn dat praktijkmensen die heel goed met de doelgroep uit de voeten kunnen, maar bij wie de didactische kwaliteiten en vakinhoudelijke kennis minder zijn. Het is goed dat ze er zijn, maar bij een te groot aandeel van deze functies hol je op termijn het onderwijs uit.”
De kritiek op het competentiegericht onderwijs vindt hij niet terecht. “Onze deelnemers komen van het vmbo en zijn gewend aan klassikale lessen. Daarom laten we ze langzaam aan zelfstandig leren wennen. We geven dus ook klassikale lessen. Competentiegericht leren sluit klassikaal les niet uit. Coaches en studieloopbaanbegeleiders spelen een heel belangrijke rol bij het competentiegericht onderwijs.”
Kleinschaliger opleidingen zouden voor deze leerlingen een grote vooruitgang zijn. “De aka-opleidingen zitten al in kleine gebouwen, maar veel roc’s zijn in grote gebouwen gehuisvest. Dat maakt anoniem en noodzaakt tot poortjes bij de ingang. Door kleine eenheden binnen die gebouwen te realiseren, zorg je dat docententeams alle leerlingen kennen en beter in het oog hebben of deelnemers aanwezig zijn. Kleinschaligheid kan ook in een groter verband van een roc worden gerealiseerd.”
Goedkope krachten
“Ik weet en vind dat er wat mis is in het mbo. Uitval van lessen, onbevoegde docenten voor de klas, dat is natuurlijk heel slecht”, reageert Ruud Smit, docent leren, loopbaan en burgerschap bij de unit techniek van roc Leiden en voorzitter van de MR. “Roc Leiden heeft hier gelukkig weinig tot geen last van en voldoet wel aan de urenverplichting van 850 uur. We hebben de afspraak er ruim boven te zitten, mijn eigen afdeling zit op 925 tot 950 uur per jaar.”
Smit vindt dat het onderwijs waakzaam moet zijn voor downgrading, het aanstellen van goedkopere krachten als instructeurs en onderwijsassistenten in plaats van docenten. “Onbevoegde docenten hebben we niet, maar ik zie wel instructeurs de school binnenkomen. Ik hoor van collega’s van buiten mijn school dat instructeurs gewoon lesgeven. Dan moeten ze ook betaald worden als docent.”
Roc Leiden is een drempelloze school en laat in principe iedereen toe. “Het gevolg is dat klassen soms uitpuilen en docenten niet toegerust zijn voor sommige leerlingen. We krijgen relatief veel leerlingen met leerlinggebonden financiering uit het speciaal onderwijs. Je kunt niet van docenten verwachten dat ze daarmee in grote groepen om kunnen gaan”, zegt hij.
Het competentiegericht onderwijs is op veel plekken met horten en stoten ingevoerd, signaleert Smit. “Het grote bezwaar van veel collega’s is dat het van bovenaf bedacht is. Ze zijn op zich niet tegen vernieuwingen, maar willen er zelf veel meer over te zeggen hebben. Om het goed in te voeren zou je docenten een jaar lang een dag per week scholing moeten laten volgen.”
Rust, scholing en tijd, daar gaan we voor in het mbo, zegt de MR-voorzitter. “Voor kleinere groepen heb je meer mensen nodig en dat kost geld. Ook moeten we de managementlaag in het onderwijs niet te groot laten worden. Daar ligt een rol voor de MR en de vakbonden.”
{kader}
Top tien voor top mbo
De AOb wil toponderwijs, ook voor leerlingen in het middelbaar beroepsonderwijs. Daarom presenteerde de bond de Top tien voor top mbo. “Leerlingen maken zich terecht druk over de kwaliteit van hun onderwijs. Wij willen ze meer en betere lessen bieden door meer gekwalificeerd personeel en kleinschaliger onderwijs”, verklaart AOb-bestuurder Gerrit Stemerding.
De AOb wil dat elke les een goede les is van een goede leraar. Leerlingen moeten voldoende aandacht, structuur en begeleiding krijgen van deskundige vakmensen. Lesuitval, te weinig docenten en te weinig praktijkbegeleiding zijn iedereen een doorn in het oog. De AOb wil dat oplossen. Er moeten veel meer ingeroosterde lessen door goed opgeleide docenten worden gegeven. Op sommige roc's maken leraren minder dan de helft van het personeelsbestand uit. Het gemiddelde is op dit moment 60 procent. Tien jaar geleden was dat nog bijna 70 procent. De rest van het personeel bestaat uit ondersteuners, managers en bestuursdiensten. Er is geld om het anders te doen, het is een kwestie van kiezen. Maar managers kiezen te vaak niet voor de beste maar voor de goedkoopste oplossing.
Opleidingen moeten overzichtelijker, vindt Stemerding verder. Opleidingsteams moeten hun leerlingen kennen en kunnen volgen. Het aantal studenten per docent is flink toegenomen. De tijd voor voorbereiding, begeleiding en bijhouden van vakkennis is flink afgenomen. Het is dus logisch dat mbo-studenten ontevredener zijn dan vroeger en ook docenten de werkdruk zien toenemen. Op elk onderwijsniveau is intensieve aandacht van de leermeester een garantie voor toponderwijs. De AOb wil mbo-leerlingen niet afschepen met een middelmatig massaproduct.
De hele Top tien voor top mbo is te vinden op www.aob.nl