• blad nr 4
  • 27-2-2010
  • auteur . Overige 
  • Mijn leerling & ik

 

Nelske & Josine

“Mevrouw Timmermans, wilt u samen met mij meedoen aan de rubriek ‘Mijn leerling & ik’?” Nelske Timmermans reageert wat aarzelend als oud-leerlinge Josine Heijnen haar vraagt: “In die rubriek staan toch leerkrachten die heel veel voor een leerling hebben betekend? Wat betekende ik dan voor jou?”

Tekst Marieke Davids

Veel leerlingen in het voortgezet onderwijs lezen boeken voor het vak Nederlands omdat het moet. En nemen dan Carry Slee of een dunnetje van Boudewijn Büch. Ook Josine vond op de havo het vak Nederlands een ‘noodzakelijk kwaad’. In 5-havo bladerde ze samen met een vriendin door de studiegids van de Leidse universiteit om de verschillende studies eens lekker te bekritiseren. De twee meiden waren het roerend met elkaar eens: ‘Nederlands, wat moet je daar nou mee, dat is echt heel raar als je dat gaat studeren. Dan ga je vast sentimenteel over gedichten praten, echt stom.’ Josine, inmiddels eerstejaars Nederlands, grijnst: “En nu vind ik dat heel leuk. Afgelopen maandag had ik op de universiteit een werkcollege over analyse en interpretatie van poëzie. We lazen gedichten, onderstreepten en bekeken wat andere schrijvers uit die tijd over de dichter Bloem zeiden.”

Brave kindertjes
“Ik behandel in de klas altijd het achttiende-eeuwse gedichtje Jantje zag eens pruimen hangen”, vertelt Nelske. “Hieronymus van Alphen dichtte speciaal voor kinderen; hij was de eerste die Nederlandse kinderliteratuur schreef. Het vers gaat over een braaf jongetje dat zich niet laat verleiden om stiekem een paar pruimen te plukken. Zijn vader waardeert zijn braafheid zo, dat hij voor zijn zoon aan de pruimenboom schudt, zodat de vruchten op de grond vallen. Deze gehoorzaamheid kunnen we ons nu niet meer voorstellen. Ik vraag de klas of ze als kind van die tijd Jantje gewaardeerd zou hebben.”
Josine: “Ja, ik herinner me die les, we vergeleken Jantje met Jip en Janneke. Ik moest toen nog niks van gedichten hebben. Dat kwam pas toen er in de les een gedicht van Bloem ter sprake kwam. Mevrouw Timmermans gaf een voorbeeld van een stijlfiguur in poëzie en noemde daarbij de eerste versregels van een van zijn gedichten. Ik koos die bundel voor mijn gedichtenverslag en begon zowaar plezier te krijgen in het lezen ervan. Hij gebruikt poëtische, verheven taal.” Nelske stemt van harte in: “Gedragen zinnen en zo mooi geformuleerd!”

Nachtwerk
In 5-vwo moest Josine voor Nederlands een kort verhaal schrijven. Ze hikte er een tijdje tegenaan en schreef het op de valreep, in de nacht voor de inleverdag. Haar verhaal werd, zonder dat ze het wist, genomineerd voor het verhalenfestival op haar school, het Andreas College in Katwijk. Josine won, maar pas “toen ik later in het schooljaar les kreeg van mevrouw Timmermans, werd Nederlands leuk”. Leuk? Josine grijnst opnieuw. “Ik weet ‘t, ik weet ‘t. Het woord leuk was ook op het vwo not done: teveel een containerbegrip. En dan zeiden we in plaats daarvan ‘tot denken aanzettend en enerverend’.”
Waarom werd Nederlands door mevrouw Timmermans in 5-vwo wel ‘tot denken aanzettend en enerverend’? Stilte. In de huiskamer van Nelske, waar het interview plaatsvindt, speelt Willem, het tweejarige zoontje van Nelske, hamertje-tik met zijn legostenen. “Mevrouw Timmermans gaf les in literatuur. Niet dat ik dat op de havo niet heb gehad, maar…”, zoekt Josine. “Ik vind literatuur geven erg leuk”, helpt Nelske. “Zeker als ik merk dat een leerling echt geïnteresseerd raakt en vragen gaat stellen. Blijkbaar heb ik dat bij jou kunnen bewerkstelligen. Ik draag uit dat boeken niet op zichzelf staan, er is altijd een context met bijvoorbeeld politiek of geschiedenis. Het boek is onderdeel van een groter geheel.”
“Dat is het!”, reageert Josine. “U vindt het zelf heel leuk, u bent enthousiast. Natuurlijk las ik op de havo moderne literatuur, maar u adviseerde me de oude: Van de koele meren des doods van Frederik van Eeden. Zo’n mooi boek. Ik kreeg daardoor een beeld van wat toen hoorde en normaal was. Door die context ben ik het gaan waarderen.”

Denken
“Snapt u nu wel waarom ik u koos voor deze rubriek?”, wil Josine weten. Nelske lacht: “Ik voelde me vereerd, dat wel, maar ik vroeg me oprecht af of ik zo’n bijzondere docent voor jou ben geweest. Dat kon ik me moeilijk voorstellen. Ik voel me namelijk nog lang niet volleerd, ook al is dit mijn zesde jaar als docent. En jij? Ga je door met je studie Nederlands? Je eerste keus was immers geneeskunde?”
Josine neemt een slokje koffie, krijgt glimmertjes in haar ogen en zegt dan: “Ik vind dit een tot denken aanzettende vraag!”

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.