- blad nr 4
- 27-2-2010
- auteur L. Douma
- Redactioneel
Voorlichting over homo’s op gereformeerde school
Een kleurloos emancipatiegolfje
Flikker, mietje, chocoprins. Het zijn scheldwoorden die Robert Daverschot, voorzitter van Contrario, een gereformeerde vereniging voor homo’s en lesbiennes, regelmatig naar zijn hoofd geslingerd kreeg toen hij nog leerling was op het Gomarus College, een gereformeerde Groningse middelbare school. De scheldpartijen droegen ertoe bij dat hij zich niet veilig voelde. “Ik was me op die leeftijd nog niet bewust van mijn seksualiteit, wel wist ik dat ik anders was. En dat werd niet door iedereen geaccepteerd”, memoreert Daverschot. Na zijn coming-out waren het die vervelende herinneringen die hem ertoe zetten terug te gaan naar zijn oude school en zijn hart te luchten. “De thematiek kreeg daarmee op school een gezicht en de noodzaak de stilte te doorbreken ook.”
Geen angst
Homo’s, zowel docenten als leerlingen, voelen zich op school niet altijd even veilig. Op onderwijsinstellingen met een streng religieuze grondslag in het bijzonder. Uit onderzoek van Barbara Oomen, hoogleraar recht aan de Universiteit van Amsterdam, blijkt dat 70 procent van de orthodoxe christenen grote moeite heeft met homoseksualiteit. Datzelfde onderzoek legt ook bloot dat binnen die kringen 30 procent de afgelopen vijf jaar zijn mening heeft bijgesteld. Er lijkt dus een klein emancipatiegolfje gaande. Tegelijkertijd steigerde de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs toen minister van Onderwijs Ronald Plasterk vorig jaar scholen wilde verplichten tot voorlichting over homoseksualiteit. Die opdracht zou de vrijheid van onderwijs aantasten. Ook houdt de vraag of scholen docenten en leerlingen met een homoseksuele relatie mogen weren - en indien ja: op welke grondslag - de gemoederen al maanden bezig (zie kader op pagina ..). De debatten zijn verhit.
Maar dat waren voor vier gereformeerde middelbare scholen – het Gomarus in Groningen, het Greijdanus in Zwolle, Guido de Brès in Amersfoort en GSR Rotterdam – niet de redenen om over te gaan tot homovoorlichting. Daverschot en de zijnen waren dat. “Ik ken homochristenen die hun schooltijd heel prima zijn doorgekomen, maar ik ken er ook die op het suïcidale af waren”, vertelt Daverschot. “Wij willen een veilig schoolklimaat en daar past angst niet bij”, verklaart Huib van Leeuwen, sectordirecteur havo/vwo van de Gereformeerde Scholengemeenschap Randstad (GSR) en voorzitter van Grip, het identiteitsplatform van de vier gereformeerde scholen.
Bestaand voorlichtingsmateriaal sloot niet aan bij het fundament van de vier scholen. “Het materiaal was vaak gekleurd. Wij hadden behoefte aan een methode die niet haaks staat op hoe wij vinden dat er met seksualiteit moet worden omgegaan”, zegt Van Leeuwen.
“Homo-organisatie COC bijvoorbeeld gaat ervan uit dat als twee mensen van hetzelfde geslacht graag met elkaar naar bed willen, dat dat oké is. Vanuit de Bijbel wordt daar toch anders naar gekeken, ook met seks tussen man en vrouw. De COC-manier sluit daarom onvoldoende aan bij gereformeerde scholen”, legt Daverschot uit. Vandaar dat het identiteitsplatform samen met Contrario een lesmethode heeft ontwikkeld die wel aansluit op de visie van de scholen, genaamd ‘Homo in de klas’. ‘In deze lesbrief leer je hoe je omgaat met een klasgenoot, docent, familielid, medekerklid, kennis die homo is’, verklaart het voorwoord van de methode. ‘We hopen dat je leert hoe je als christen om kunt gaan met iemand die misschien niet precies voldoet aan jouw normen, waarden of gedachten.’
Controverse
In drie lessen moet het voorlichtingsmateriaal vooroordelen uit de weg ruimen en controverses bespreekbaar maken. Tijdens les twee ontmoeten de leerlingen een homo: een lid van Contrario, bijvoorbeeld Daverschot. “Daardoor ontdekken de kinderen dat ik meer ben dan alleen ‘homo’. Ik ben ook een christen, een zoon, een broer, een vriend, een collega. Leerlingen leren dat mijn seksualiteit een belangrijk deel is van mijn wezen, maar mij niet definieert. Die ontdekking zet een denkproces op gang.”
Bladerend door de methode vallen twee dingen op. Allereerst lijkt ze voorbij te gaan aan de mogelijkheid dat een leerling zelf gevoelens heeft voor iemand van hetzelfde geslacht. Het gaat steeds over de neef, buurjongen, vriend die homo is. Daverschot: “Dat hebben we uit didactisch oogpunt gedaan. Het is misschien te confronterend wanneer wij de mogelijkheid noemen dat een leerling zelf homo is. Het is veiliger wanneer je het over een ander hebt. Mocht het jezelf aangaan, dan kun je uit de context zelf wel de vertaalslag maken.”
Daarnaast geeft de methode geen antwoord op de vraag wat de Bijbel nu precies zegt over homoseksuele relaties. Of je van God een relatie ‘mag’ aangaan met iemand van hetzelfde geslacht. “Contrario neemt geen stelling in over die vraag. De Bijbel wordt op dit punt door verschillende mensen anders uitgelegd. Het is een diepdoordringende keuze die wij daarom niet voor iemand kunnen maken”, aldus Daverschot.
Een andere christelijke club, de reformatorische, is wel stellig over de zogenoemde praxisvraag. ‘Op grond van de Bijbel stemt homoseksualiteit niet overeen met de seksualiteit zoals die door God is bedoeld en daarom als teken van gebrokenheid moet worden gezien’, staat in de Visienota (homo)seksualiteit van de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs (VGS). ‘Dat betekent niet dat er op onze school geen plaats kan zijn voor medewerkers of leerlingen met een homoseksuele gerichtheid. (..) Collega’s en leerlingen met een homoseksuele gerichtheid mogen zichzelf, net als anderen, aanvaarden als onvolmaakte, zondige mensen, die grote waarde hebben, omdat God hen geschapen heeft en voor wie, door bekering, vernieuwing mogelijk is door Jezus Christus.’
Ideaalbeeld
De VGS vindt de methode ‘Homo in de klas’ een gemiste kans, verklaart Pieter Moens, beleidsmedewerker identiteit. “Je zou de levensbeschouwelijke component niet moeten loskoppelen van de voorlichting”, vindt Moens. “Ik had het een goede kans gevonden voor jongeren inzichtelijk te maken in welke context zij homoseksualiteit moeten plaatsen. De lesbrief is nu een beetje kleurloos. Alsof gereformeerde scholen geen standpunt hebben over homoseksualiteit.”
Dat hebben ze wel. Van Leeuwen van Grip: “Veel mensen zeggen: Je mag het wel zijn, maar niet doen. Misschien is dat inderdaad wel wat wij zeggen. Wij wijzen losbandigheid in het algemeen en seks buiten het huwelijk in het bijzonder af. De lesmethode is dan ook niet bedoeld om zoveel mogelijk leerlingen uit de kast te jagen. Zij is er op gericht een klimaat te scheppen dat zegt: Jij mag er ook zijn.”
Toch ziet homo-organisatie COC de lesbrief wel als een eerste stap richting homo-emancipatie. Juist omdat de praxisvraag onbeantwoord blijft. “Daarmee sla je niet direct de deur dicht en geef je jongeren niet het idee dat ze hun hele leven niets met hun homoseksuele gevoelens kunnen doen”, zegt woordvoerder Philip Tijsma. “De methode is een goede voorzet. Het is een uitstekende manier om homofilie, zoals het in die kringen heet, in de gereformeerde wereld bespreekbaar te maken.”
“Door het bespreekbaar te maken heb je een grotere kans op acceptatie”, erkent ook Daverschot van Contrario. “Maar dat was zeker niet onze insteek.”
“De grootste winst is dat men zich kan inleven in hoe het is om homoseksueel te zijn en dat men daardoor meer begrip en openheid kan tonen”, vindt Peter Dankmeijer, van Empowerment, het kenniscentrum op het terrein van seksuele diversiteit in het onderwijs.
En toch. Tijdens de voorlichtinglessen krijgen leerlingen de gelegenheid vragen te stellen aan hun docent, maar ook aan de voorlichter van Contrario.
Grote kans dat leerlingen toch de praxisvraag stellen. Hoe beantwoordt de docent die vraag dan?
Van Leeuwen: “Ik kan daar nu niet direct een mooie volzin over uit mijn mouw schudden. Ik verwacht dat de docent zal zeggen dat seksualiteit thuishoort waar God dat bedoeld heeft: in het huwelijk tussen man en vrouw. Dat is voor ons de norm.”
En de voorlichter. Wat zal hij antwoorden?
Daverschot: “Voorlichters hoeven daar niet tot in detail op in te gaan. Zij hoeven ook niet de vraag te beantwoorden of zij zelf een homoseksuele relatie hebben. Ze kunnen aangeven dat het huwelijk het ideaalbeeld is. Vervolgens kunnen ze de vraag teruggeven: Wat zou jij doen als je heel veel van iemand houdt? De voorlichters kunnen vertellen over de innerlijke worsteling die ze zelf hebben doorstaan, of ze nu al dan niet hebben besloten een homoseksuele relatie aan te gaan, zonder overigens over te komen als een zielig figuur.”
Is het wel geloofwaardig om te onderwijzen dat homo’s er mogen zijn – relatie of niet – op scholen waar docenten met homoseksuele relaties beleidsmatig geweerd kunnen worden?
Van Leeuwen: “Er moet natuurlijk wel een samenhang zijn tussen de inhoud van de lessen en het benoemingsbeleid. Dat is ook een onderwerp waarover wij als gereformeerde scholen onderling in discussie zijn.”
Daverschot: “In het enkele geval dat het voorkomt nemen school en werknemer veelal afscheid zodra een docent een homorelatie aangaat. Maar uit ervaring weet ik dat dat niet iets is wat lichtzinnig gebeurt. Het is een proces dat met wederzijds respect doorlopen wordt. Misschien dat dat in de toekomst verandert en homoseksuele docenten met een relatie voor de klas kunnen blijven staan. Maar dat is niet iets waarover ik ga. Wel weet ik dat ik het zelf als middelbare scholier fijn had gevonden als ik op school een volwassene had gekend van wie ik wist dat die homo was.”
Gekluisterd
De lesmethode is sinds november vorig jaar in gebruik, in 3-havo/vwo. Contrario en Grip zijn de lesbrief nu aan het aanpassen zodat zij ook geschikt is voor het vmbo. De eerste reacties zijn volgens Daverschot hoopvol. “Ik heb voorlichting gegeven in Amersfoort. Na de les kwamen docenten naar mij toe om te vertellen dat leerlingen aan mijn lippen gekluisterd waren.”
“Ik krijg van mensen heel positieve reacties op de lesmethode”, zegt ook Van Leeuwen. “Ik ervaar dat leerlingen er op een positieve manier mee bezig zijn. Ik meen een toenemende openbaarheid te signaleren. Al blijven leerlingen natuurlijk pubers: die maken binnen de kortste keren weer grappen over homo’s.”
Ouders reageren niet allemaal even enthousiast op de voorlichting. “Incidenteel krijgen we daar wel vragen over. Maar ik heb het idee dat wij ouders een bevredigend antwoord kunnen geven.” Sommige docenten staan ook niet te springen om homovoorlichting te geven. Vandaar dat zij voorafgaand aan de lessen eerst zelf voorlichting krijgen van Contrario. Bovendien: wie de voorlichting aan leerlingen niet wil verzorgen, is hier niet toe verplicht.
{kader 1, op eerste pagina plaatsen}
Verschillende stromingen
Er bestaat niet zoiets als ‘de christen’. Er zijn allerlei stromingen en daarbinnen bestaan meerdere gradaties van vroomheid. De christelijke visies op homoseksualiteit lopen dan ook nogal uiteen. Robert Daverschot, voorzitter van Contrario, een gereformeerde vereniging voor homo’s en lesbiennes, geeft een beknopte uitleg: “In evangelische kring heerst vaak de visie dat homoseksualiteit niet is aangeboren en dat er middels therapie en gebed een weg terug mogelijk is naar heteroseksuele gevoelens. In reformatorische kring geldt dat homoseksualiteit überhaupt niet of nauwelijks wordt besproken. Gereformeerden erkennen dat er homo’s zijn, maar vinden vaak dat homo’s geen relatie mogen aangaan. En bij de protestanten kan het homohuwelijk bij wijze van spreken zelfs ingezegend worden; zij zijn het meest progressief.”
{kader 2}
Ook politiek worstelt
Volgens twee artikelen uit de Wet gelijke behandeling mogen scholen in het bijzonder onderwijs homoseksuele leerlingen en docenten van school sturen. Niet op grond van het ‘enkele feit’ dat ze homo zijn, maar wel omdat ze homo doen. Nederland is door instanties als de Commissie Gelijke Behandeling en de Raad van Europa al diverse malen over deze constructie op de vingers getikt. De Europese Commissie begon zelfs een officiële procedure tegen Nederland wegens deze wetgeving. De commissie stelt dat een publiek gefinancierd onderwijssysteem voor iedereen toegankelijk zou moeten zijn, zonder discriminatie. Het kabinet legde deze kritiek niet naast zich neer en nam in september 2009 een voorstel van de Raad van State over om de enkele-feitconstructie te schrappen en te vervangen. Maar wel door een soortgelijk artikel. Het kabinetsvoorstel komt erop neer dat ongelijke behandeling niet langer wordt beschouwd als discriminatie, zolang scholen zich maar beroepen op hun religieuze grondslag. Om die reden mag een homoseksueel zelfs van school gestuurd worden. Verantwoordelijk minister Guusje ter Horst (PvdA, Binnenlandse Zaken) stelt namelijk dat van leerlingen en docenten geëist mag worden dat zij loyaal zijn aan de grondslag van de school. Zij kunnen geweigerd worden omdat zij onvoldoende achter de grondslag staan; het feit dat ze homo zijn is dan niet het argument voor verwijdering.
Begin februari had de Tweede Kamer moeten debatteren over de ‘enkele-feitconstructie’. Minister Ter Horst meldde zich echter ziek. Wordt vervolgd.