- blad nr 20
- 18-11-2000
- auteur R. Sikkes
- Redactioneel
Kleine klas pakt positief uit voor differentiatie
Of de prestaties omhooggaan, zoals bij het STAR-onderzoek in Tennessee (VS), is volgens onderzoekster Simone Doolaard van de universiteit Twente nog niet te zeggen. De eerste stap van de klassenverkleining is pas in augustus 1999 doorgevoerd, vergelijking van resultaten van kinderen is nog niet mogelijk.
Kleine klassen, grote kansen van Doolaard en een aantal andere wetenschappers is een langlopend onderzoek onder 450 scholen naar de effecten van klassenverkleining. Het is een lastig onderzoek omdat scholen het geld voor klassenverkleining vrij kunnen besteden. Er zijn scholen die alles stoppen in kleinere groepen in de onderbouw, andere stellen klassenassistenten aan of verkleinen de gemiddelde groepsgrootte in de hele school. Uit enquêtes en observaties is nu toch al een aantal resultaten bekend. Zo blijkt dat scholen die met kleinere groepen werken, beter differentiëren. Zwakke en hele goede leerlingen krijgen meer aandacht dan voorheen. Het aantal interacties tussen leraar en leerling neemt zichtbaar toe. Zwakke leerlingen werken beter. Een mooi resultaat, omdat klassenverkleining daarvoor ook was bedoeld.
Een van de klachten van het basisonderwijs was dat projecten als Weer samen naar school en ideeën over onderwijs op maat wel interessant waren, maar met grote klassen niet konden worden uitgevoerd. Daar pakt klassenverkleining blijkbaar positief uit. Vooral scholen die bezig zijn met adaptief onderwijs (ongeveer tien procent) of ontwikkelingsgericht onderwijs (ruim 25 procent) proberen de extra formatie bewust in te zetten.
Doolaard signaleert verder dat ook de bovenbouw om klassenverkleining roept. Directeuren vrezen dat het werken in de bovenbouw onaantrekkelijk wordt, omdat de groepen daar groter zijn.