- blad nr 14
- 19-9-2009
- auteur R. Sikkes
- Redactioneel
Uitslag enquête onder starters
Pabostudenten komen moeilijk aan een baan
‘Een zomer lang niets verdienen en maar afwachten tot de eerste invalbaantjes ontstaan is niet leuk!’ Dat is een van de noodkreten in de starters-enquête die de AOb deze zomer hield onder 302 pas afgestudeerden van de pabo en de lerarenopleiding voortgezet onderwijs (hbo en wo). Lang niet iedereen was trouwens op zoek naar een baan: 30 procent was nog bezig met afstuderen of kiest voor een vervolgopleiding. Bijna de helft had een vaste of tijdelijke baan en 20 procent was nog steeds op zoek.
De speurtocht naar werk valt de overgrote meerderheid van de pas afgestudeerden tegen. ‘Ik word telkens afgewezen omdat ik geen ervaring heb, maar als niemand me de kans geeft om ervaring op te doen…’, verzucht een geënquêteerde. Zelfs een invalbaan is soms lastig. ‘Ik heb me ingeschreven voor een invalpool, maar het budget voor vaste invallers is op.’ De teleurstelling komt vooral doordat de starters een ander beeld hadden van de arbeidsmarkt. ‘Ik dacht dat er een groot tekort aan docenten is.’
Matige cao-kennis
Steeds duidelijker wordt dat de vraag naar leraren per regio enorm verschilt. In de vier grote steden en Almere lijkt het relatief eenvoudig om een baan te vinden. In het noorden en zuiden van het land hebben scholen steeds vaker te maken met een dalend kinderaantal en gaan er scholen dicht. In die regio’s melden de afgestudeerden ook dat zij grote moeite hebben om aan werk te komen. Maar liefst driekwart ervaart het als moeilijk tot zeer moeilijk. Meer dan 40 procent van de ondervraagden is in de regio’s noord en zuid dan ook in dienst van een invalpool en niet bij een school.
In het noorden hebben pabo-afgestudeerden vaker een deeltijdbaan, maar willen liever meer werken. Dat ligt anders bij de studenten van de lerarenopleiding voortgezet onderwijs. Zij hebben vaak een deeltijdbaan maar lijken daar tevreden mee.
Opvallend is de goede positie van universitair opgeleide leraren: ze komen het makkelijkst aan het werk en slagen er vaker in om een hoger loon te bedingen dan het normale starterssalaris. Scholen lopen niet erg te koop met de carrièrekansen die het onderwijs biedt met het Convenant Leerkracht en de doorgroeimogelijkheden. Slechts 13 procent van de ondervraagden heeft daar iets over gehoord.
De kennis over de cao bij de starters is matig. Een derde heeft geen idee hoe de regelingen zijn, terwijl dat onder de afgestudeerden van de pabo oploopt tot bijna de helft. Basisscholen geven ook zelden een cao-boekje (11 procent), in het voortgezet onderwijs is dat normaler maar ook nog geen vaste gewoonte (35 procent). De meeste scholen geven de verse docenten wel begeleiding: 73 procent.
Voor de pabo-afgestudeerden is de gymnastiekbevoegdheid nog een knelpunt. ‘Zonder die bevoegdheid heb je een slechtere positie op de arbeidsmarkt’, constateert een werkzoekende. Een ander noemt het ‘belachelijk dat de gymbevoegdheid een post-hbo is geworden’.
[tabel]
Wat starters na de zomer doen
Werken:
Ik had al een baan in het onderwijs 7%
Ik begin na de zomer in een vaste baan 16%
Ik begin na de zomer in een tijdelijke baan 24%
Ik werk buiten het onderwijs 1%
Werkloos:
Ik zoek een baan in het onderwijs 20%
Ik zoek een baan buiten het onderwijs 1%
Studeren:
Ik studeer pas na de zomer af 21%
Ik ga doorstuderen 9%
[kaartje Nederland]
Baan vinden lastig in noorden en zuiden
Percentage moeilijk/heel moeilijk
West: (Noord- en Zuid-Holland) 60%
Noord: (Gr-Fr-Dr en noord-Overijssel) 75%
Midden: (Utrecht, Gelderland, zuid-Overijssel) 51%
Zuid: (Brabant, Zeeland, Limburg) 75%
Steden: A’dam, R’dam, Den Haag, Utrecht, Almere 37%
{drie kaders + foto}
Jolien de Jonge (23)
“Eigenlijk heb ik ontzettende mazzel gehad”, zegt Jolien de Jonge (23).
Mazzel dat ze na haar studie geschiedenis aan de tweedegraads lerarenopleiding in Amsterdam gelijk aan de bak kon op haar laatste stageschool. De inkt van haar diploma nog nat, werkt ze sinds twee weken fulltime bij de Katholieke Scholengemeenschap Thamen in Uithoorn.
“Ik ken vrienden van mijn studie die nu Nederlands geven”, vertelt ze. “De meesten zijn nog aan het sprokkelen om uren te kunnen maken of ze geven andere vakken.”
Op haar veertiende liep ze al rond met de gedachte om leraar te worden. “Het leek me leuk om voor de klas te staan en ik houd nogal van kletsen”, lacht De Jonge. “In het begin heb je nog zo’n utopisch beeld. Maar ik loop elke dag met een glimlach de school uit en zolang dat gebeurt denk ik dat ik dat ik een goede keuze heb gemaakt.”
Thamen is een school voor vmbo. De Jonge staat ingeroosterd voor elf uur mens & maatschappij, zes uur maatschappijleer en twee uur geschiedenis. Een collega-docent staat haar als coach bij. “Dat zouden alle starters in het onderwijs moeten hebben, iemand die daarvoor een paar uur is vrijgeroosterd en er dus ook de tijd voor kan nemen als het nodig is.”
Weliswaar fulltime aangesteld, verwelkomt ze de 20 procent lestaakverlichting voor startende docenten die in de cao-vo is afgesproken. “Voor mij is dat een feest. Ik ben één dag helemaal vrijgeroosterd van les. Op die dag ga ik wel naar school en heb ik de tijd om mijn lessen rustig voor te bereiden. Het is voor het eerst dat ik fulltime werk, dat is toch wat anders dan studeren en stagelopen.”
“In het onderwijs werken is gewoon zwaar. Als leraar help je andere mensen met het begin van hun leven, om het even mooi te zeggen. Dat spreekt mij erg aan, maar dat is ook een verantwoordelijkheid. Mensen zeggen altijd: Jullie hebben van die lange vakanties. Maar ze vergeten even dat je ’s avonds, in de weekends en de vakanties ook aan het werk bent.”
Anke Miedema
“Er komt wel meer bij kijken als je zelf een groep draait”, zegt Anke Miedema (23) over de overgang van student naar leerkracht. “Je moet begeleidingsplannen schrijven, handelingsplannen, daar had ik als stagiaire niet zoveel mee te maken.” Toch was het geen nieuwe wereld die ze betrad, toen ze maart vorig jaar haar diploma behaalde. “Op de pabo heb je natuurlijk al veel stage gelopen.”
Haar lio-stage deed ze op de school waar ze nu invalwerk doet: de Wim Monnereau-school voor speciaal basisonderwijs in Veendam. “Ik vind het heel bevredigend om het optimale uit kinderen met een gedrags- of leerstoornis te halen, ook qua leerprestaties.”
Het liefst zou Anke een eigen groep hebben, een vaste baan. “Maar dat is heel moeilijk in deze krimpregio. Scholen worden kleiner.” Invalwerk is er daarentegen in overvloed. Zo doet ze nu op maandag en dinsdag zwangerschapsvervanging en staat ze donderdag en vrijdag samen met een collega die op therapeutische basis werkt voor een groep. “Ik heb steeds wel invalbaantjes voor langere tijd. Dat is prettig. Het is niet te doen om elke ochtend maar te wachten op een telefoontje. Ik kan niet binnen een kwartier opvang voor mijn zoontje van tweeënhalf regelen. Plus het is echt niet prettig als je om half acht ’s ochtends gewassen en gestreken op een telefoontje wacht dat niet komt.” Liever had ze nog meer vastigheid dan dit. “Dat wisselende inkomen is niet fijn. Als ik inval voor een groep en dat na een vakantie blijf doen, krijg ik de vakantie doorbetaald. Anders niet. Dan moet ik een uitkering aanvragen. Dat vind ik niets.” Het liefst blijft Anke voor de klas staan. Haar eigen, op termijn. Maar als dat niet lukt, zal ze het buiten het onderwijs zoeken. “Als mijn zoontje straks naar school gaat en ik nog geen vaste aanstelling heb, kijk ik of ik niet iets anders kan vinden. In de jeugdhulpverlening of zo. Want werken met kinderen, daar ligt mijn hart wel echt.”
Nina Frerichs
“Ik ging heel erg aan mezelf twijfelen toen ik na 25 sollicitaties nog niets had”, zegt Nina Frerichs (25 jaar). Ondanks haar aanstelling van vier jaar op een mbo-opleiding kreeg ze steeds weer te horen dat ze niet voldoende leservaring had. Uit pure frustratie schreef ze daarom een ingezonden brief naar het Onderwijsblad waarin ze een oproep deed aan de ‘grijze dames en heren’ om starters ook een kans te geven. Gelukkig kreeg ze net voor de zomervakantie wel een positieve reactie en werkt ze nu op het Via Nova College in Utrecht, waar ze veel starters hebben en daarin ook willen investeren.
“Ik werd wegbezuinigd, het roc had geen geld meer en dat werd al in januari aangekondigd. Vanaf die tijd ben ik begonnen met solliciteren. Ik dacht dat ik makkelijk een nieuwe baan zou vinden, omdat ik inmiddels naar mijn idee toch behoorlijk wat ervaring had. Ik gaf Engels, was mentor en stagebegeleider.” Daar werd bij de talloze vmbo’s waar ze op gesprek ging, heel anders over gedacht. “Bij de eerste afwijzing dacht ik: nou ja, dat kan. De tweede keer vond ik het vreemd. Ze zeiden steeds dat ik wel heel enthousiast overkwam; jammer genoeg had ik zo weinig dienstjaren! Kennelijk moest je minstens tien jaar gewerkt hebben! Ik baalde natuurlijk als een stekker. Vroeg me af of dit nu al de invloed van de crisis was.” Ze hoorde dat studiegenoten die toch ook al 26, 27 jaar zijn, dezelfde ervaringen hadden. “Die denken erover uit het onderwijs te gaan. Net als ik willen ze allemaal dolgraag lesgeven, maar als ze de kans niet krijgen houdt het op!”
Ze is nu erg blij met haar aanstelling op de vmbo-opleiding waar ze Engels en handel geeft en mentor is. Toch blijft ze bij haar oproep dat starters meer kansen moeten krijgen.