- blad nr 14
- 19-9-2009
- auteur R. Voorwinden
- Redactioneel
Schadevergoeding voor getraumatiseerde zmok-docent
Survival in de Ardennen
De dropping zou twee uur duren. Gewapend met tien aanwijzingen om tien kilometer te overbruggen was Els Verhoef* op stap gegaan. Om al snel te verdwalen in de schemerige Ardennen. De tien zmok-leerlingen - tussen de veertien en zestien jaar oud, met ernstige gedragsstoornissen - brengen het steeds minder op om naar haar te luisteren. Van de twee hulpkrachten - een stagiair en een herintreder op snuffelstage - valt weinig steun te verwachten.
Na vier uur grijpt Verhoef de walkietalkie. Het voelt als falen, maar de leerlingen zitten stuk en de groep heeft geen eten en drinken bij zich: dit moet afgelopen zijn, kom ons maar halen. Ze drukt op de knop. Er gebeurt niets. Ze is met lege batterijen het bos ingestuurd.
Verhoef werkt dan pas drie weken op de zmok-school, ze kent haar leerlingen en collega’s amper. Wel heeft ze ervaring met moeilijke leerlingen. Na een studie aan de pedagogische academie, een MO-Nederlands en de theaterschool, werkt ze al een tijd “op scholen waar niemand wil lesgeven, aan kinderen van wie niemand weet wat we ermee moeten”. Op een zmok-school heeft ze nog geen ervaring, maar het werk trekt haar al jaren. De nieuwe baan nam ze graag aan.
In de Ardennen loopt de groep, uren later, langs een drukke weg terug naar het kamp. Tenminste, in de richting waar ze het kamp vermoeden. Vrachtwagens razen voorbij in het donker, op weg naar Frankrijk. Leerlingen mopperen, schelden en gaan af en toe languit op de weg liggen – ‘Kijk eens, juf!’ - om vlak voor een vrachtwagen weer op te springen en de berm in te duiken. Een jaar later schrikt Verhoef er nog van wakker.
Terug in Nederland blijkt zij niet de enige docent te zijn die grote problemen kreeg op het survivalkamp. Maar de schoolleiding lijkt het te zien als een soort initiatierite: ‘Zo meid, jij krijgt een glaasje wijn, daar ben je wel aan toe.’ Nu weet Verhoef ook eens hoe het is om met zmok-leerlingen om te gaan, welkom bij de familie.
Verhoef geeft les in een lokaal “ter grootte van een caravan, met muren van bordkarton”. Aan tien kinderen met elk een andere problematiek. Regelmatig loopt de wekker af. Dan moet Jantje weer een downer, of Pietje een Ritalin. De leerlingen volgen elk een ander schooltype, van vwo tot praktijkonderwijs, en Verhoef geeft alle vakken, van natuurkunde tot handenarbeid.
Stijf en blauw
Echt veilig voelt ze zich niet, na het avontuur in de Ardennen. En ze ziet links en rechts collega’s afbranden: “Elke maand eentje, ze knakten als lucifershoutjes.” Het steekt haar dat ze een van de weinige docenten is die echt onderwijs probeert te geven. De andere docenten zijn vaak onbevoegde zij-instromers uit stoere beroepen: kok, politieagent of marktkoopman. Grote mannen met een klein hartje, die de hele dag vooral bezig zijn om de leerlingen in het gareel te houden. Want dat is wat telt, toch, op een zmok-school. “Wat lesgeven betreft was hun opstelling: doe je boek open en begin gewoon bij de eerste opgave. Het waren geen onderwijsmensen.”
Verhoef vindt de baan zwaar en stelt in de herfst voor om minder dagen per week te gaan werken. Dat wordt afgesproken: vanaf januari wordt haar klas twee dagen per week overgenomen door een ander.
Dat was de bedoeling tenminste. In de praktijk komt daar weinig van terecht. De kinderen worden nogal eens alleen gelaten in de klas en die vrijheid kunnen ze duidelijk niet aan. Verhoef komt regelmatig terug in een ravage. “Dan was ik eerst weer een half uur het lokaal aan het opruimen, voordat ik kon beginnen.” Zij probeert het probleem aan te kaarten bij de directie, maar die onderneemt geen actie.
Op een ochtend in maart is het weer raak. Voordat Verhoef binnenkomt hebben leerlingen potjes ecoline leeggegooid in de plantenbakken, alle bloemen van de planten geknipt en flessen water leeggegoten in laatjes. Verhoef zet één leerling op de gang. Eigenlijk nog de liefste leerling ook. Dat zul je altijd zien.
Een collega komt toevallig op de gang langs en ziet de leerling staan. “Het is ons beleid dat wij leerlingen die wij tijdens de lesuren buiten een lokaal tegenkomen, daarop aanspreken”, verklaart hij later als getuige bij de politie. De jongen doet zijn verhaal, de collega hoort het aan en ondersteunt de beslissing van Verhoef. De leerling komt rustig over, de collega loopt verder. “In mijn ooghoeken zag ik de leerling echter opstaan en met versnelde pas de klas binnengaan.”
De jongens beent recht op Verhoef af, schreeuwt ‘kankerhoer!’ en geeft haar zo’n harde duw dat zij door de lucht vliegt en op haar billen op de vloer belandt. De collega rent de klas in, neemt de leerling in een houdgreep en sleept hem de gang weer op.
Verhoef maakt, met de schrik in de benen, de les af. Op aanraden van de directie doet ze dezelfde middag aangifte bij de politie, van mishandeling.
Twee dagen later, in het weekeinde, wordt haar onderrug stijf en blauw. Ook geestelijk heeft ze een klap gehad. Na een half jaar lesgeven in een - voor haar gevoel - onveilige situatie, was de duw van de leerling de druppel. Maandag meldt ze zich ziek.
Duw-incident
Er volgt een periode van gesprekken met de bedrijfsarts en een gesprek met de directie. Er vallen verwijten: de directie heeft Verhoef niet genoeg veiligheid geboden. Nee, zegt de directie, Verhoef kan niet omgaan met zmok-leerlingen. En de directie vindt het duw-incident een risico dat je nu eenmaal loopt als zmok-docent. ‘Het gedrag van de leerling is niet acceptabel. Maar is wel een van de redenen waarom leerlingen zoals hij op onze school zitten en niet in het reguliere onderwijs.’
De partijen komen al snel tegenover elkaar te staan. De directie besluit om het tijdelijke contract van Verhoef niet te verlengen. De bedrijfsarts stelt dat Verhoef niet ziek is. “Ze zijn bang om de school als klant kwijt te raken.” Op aanraden van de AOb vraagt Verhoef een onafhankelijk oordeel aan bij een psychiater.
Dat oordeel is glashelder. ‘Er is bij onderzochte sprake van angstdromen, paniek- en angstreacties, woedebuien en kwellende herinneringen, verminderde belangstelling voor het huidige leven, concentratie- en slaapstoornissen: er is duidelijk sprake van een posttraumatische stressstoornis.’
En de school is daarvoor verantwoordelijk, vindt de psychiater. ‘Onderzochte werd door de schoolleiding niet gehoord betreffende slechte werkomstandigheden. Vermoedelijk heeft met name dit laatste erg bijgedragen tot een chronisch gevoel van onveiligheid, die naar mijn stellige indruk een belangrijke voedingsbodem is geweest voor de posttraumatische stressverschijnselen.’
De AOb eist een schadevergoeding van de school. Want de school heeft niet gezorgd voor een veilige werkomgeving en heeft niet voldaan aan de verplichting om een goed werkgever te zijn.
De school weigert eerst. Verhoef heeft vanaf het incident niet meer voor de klas gestaan en in feite twee maanden salaris gekregen zonder daarvoor te werken. Dat is toch al heel mooi? Waarbij voorbij wordt gegaan aan het feit dat Verhoef ziek was en niet eens in staat was om te werken.
De school speelt daarom de kwestie door naar haar verzekeraar. Die dreigt de kwestie weer af te gaan schuiven op de leerling. Want niet de school, maar de leerling heeft Verhoef een duw gegeven, en die leerling zou dus aansprakelijk zijn voor de door haar geleden schade.
Beschadigd
Er wordt een schikkingsvoorstel gedaan: Verhoef kan bijna een jaarsalaris mee krijgen als schadevergoeding. Ze neemt het aan. “Als we de zaak hadden doorgezet, had ik er volgens mijn advocaat van de AOb veel meer geld uit kunnen halen. Maar het gaat mij niet om het geld, het gaat er om dat de school voelt dat zij tekort is geschoten. Tegenover mij, maar zeker ook tegenover de leerlingen. Die niet het onderwijs hebben gekregen dat ze verdienen.”
Verder wilde ze tot elke prijs voorkomen dat de leerling gedagvaard zou worden. “De jongen is in zijn jeugd al zó beschadigd, nu wil de school hem ook dit nog eens aanrekenen? Hoe kàn het?” En dat terwijl zij echt het gevoel had dat ze iets bereikte met de leerlingen. “Ze hadden zoveel kunnen leren. Als de school maar wat meer gericht was geweest op het geven van onderwijs. En als ze mij maar veiligheid zouden hebben geboden. In feite ben niet ik hier het slachtoffer, dat zijn de leerlingen.”
{kader}
‘Een extreme zaak’
De zaak-Verhoef is een van de zwaardere zaken die Frans Lathouwers, advocaat van de AOb, op zijn bord krijgt. De AOb heeft Verhoef in het hele traject bijgestaan en daar is zij dankbaar voor. “Frans zei altijd: Opgeven kan morgen ook nog.”
Lathouwers is niet verbaasd dat Verhoef uiteindelijk heeft gewonnen. “De werkgever moet zorgen voor de veiligheid van zijn personeel. En in het zmok-onderwijs mag je op dat gebied nog iets extra’s verwachten. Daar werd echter van geen kant aan voldaan.”
Aan leraren die in onveilige situaties terechtkomen, adviseert Lathouwers: Kaart het aan bij je directie en blijf er op hameren totdat er iets gebeurt. “En zo niet, schakel dan je vakbond in.”
{noot}
*Om privacyredenen is de naam gefingeerd.