• blad nr 9
  • 16-5-2009
  • auteur J. van Aken 
  • Redactioneel

Antilliaanse risicoleerlingen  

Op Curaçao komen leraren altijd tien minuten te laat

Vooropgesteld: met het grootste deel van de 130 duizend Antillianen en Arubanen in Nederland gaat het goed. Desondanks behoort 20 tot 50 procent van de jongeren tot een risicogroep. Zij veroorzaken veel overlast en zijn sterk oververtegenwoordigd in de schooluitval- en criminaliteitscijfers. “Scholen kunnen problemen het vroegst signaleren, maar dat zit niet in hun systeem.”

Tekst Jaan van Aken Beeld Rob Niemantsverdriet

Jeanine W (18) werd depressief van nog langer op Sint-Maarten zijn. “Ik was gezakt op de havo, mijn vriendinnen zaten in Nederland en ik wilde naar het mbo, dat heb je op het eiland niet. Mijn oom en tante zeiden tegen mijn ouders: Laat haar naar Nederland komen, ze heeft hier veel mogelijkheden.” Op 4 juli 2008 landde ze op Schiphol.
Haar start in Nederland was alles behalve makkelijk. “Ik woonde tijdelijk bij mijn oom en tante, die me zouden helpen.” Dat viel tegen. “Ik moest alles zelf uitzoeken en heb zelf een intakegesprek bij het Albeda College in Rotterdam geregeld.” Ze volgt er inmiddels een opleiding facilitaire dienstverlening.
Haar zoektocht naar een geschikte kamer verliep moeizaam. Zonder het te weten belandde ze tot twee keer toe in onderhuur in Rotterdam en in Utrecht. “Wist ik veel wat dat was. Mijn oom had gezegd dat het in orde was omdat hij me uit zijn huis wilde hebben. Door de onderhuur kon ik me niet bij de gemeente inschrijven en dreigde ik mijn studiefinanciering kwijt te raken.” Ze belde de Stichting Welzijnsbevordering Antillianen en Arubanen in Rotterdam en begin februari vond ze een kamer in Rotterdam. “Met een echt huurcontract, zodat ik me kan inschrijven, eindelijk legaal woon en mijn studiefinanciering niet kwijtraak”, zegt Jeanine opgelucht.
In tegenstelling tot Jeanine wilde Nastassja Martir (20) Curaçao eigenlijk helemaal niet verlaten. “Ik was veertien en mijn moeder had besloten me naar mijn oma in Nederland te sturen, maar dat wilde ik helemaal niet. Mijn moeder was alleenstaand, ze kreeg mij als tienermoeder van zestien, en we hadden het niet breed. Ook was ik blijven zitten en moest ik van de havo naar de mavo, anders kreeg ik geen studiefinanciering meer”, verklaart ze haar verhuizing.
De eerste maanden in Nederland had ze veel heimwee. “Op Curaçao had ik veel vrienden, hier kende ik niemand. Na vier maanden kwamen mijn moeder en broertje naar Nederland en ging het beter.”
Op school moest ze de tweede klas opnieuw doen omdat de vakkenpakketten deels verschillen. “Dat viel me heel erg tegen. De lesstof ging me makkelijk af. Ik had alleen problemen met op tijd komen. Op Curaçao komen leraren zelf ook altijd tien minuten te laat”, lacht ze.
Nederlands spreken was lastig in het begin omdat het een vreemde taal voor haar was. “Iedereen spreekt Papiaments. Nederlands krijg je als vak op school, zoals je hier Engels krijgt. Ik haalde hoge cijfers, maar kon moeilijk uit mijn woorden komen. Dat bemoeilijkte het contact met mijn medeleerlingen, terwijl ik een heel sociaal persoon ben.”
Na de middelbare school volgde Nastassja een opleiding sociaal pedagogisch werk aan het Albeda College. “Ik had behoefte aan extra Nederlandse les, want ik had moeite met komma’s en d’s en dt’s. Maar die begeleiding was er niet.” Afgelopen zomer haalde ze haar diploma.

Probleemgroep
Huisvesting- en taalproblemen worden ook genoemd in het rapport Antilliaanse probleemgroepen in Nederland. Het in september 2008 verschenen rapport van de Taskforce Antilliaanse Nederlanders stelt voorop dat het met het overgrote deel van de 130 duizend Antillianen en Arubanen in Nederland goed gaat. Jaarlijks komen er vijfduizend rijksgenoten over van de eilanden. Voor 1995 komen zij vooral naar Nederland om een opleiding te volgen. Daarna arriveren er vooral kansarme Curaçaoënaars uit economische motieven.
Tot deze probleemgroep behoren naar schatting 7400 tot een kleine 19.000 (20 tot 50 procent van de) Antilliaanse en Arubaanse jongeren, meldt de Taskforce. Zij veroorzaken veel overlast op straat en zijn sterk oververtegenwoordigd in de schooluitval-, werkloosheid- en criminaliteitscijfers. Antilliaanse meisjes van vijftien tot en met negentien jaar worden twee keer zo vaak tienermoeder.
In het onderwijs kampen jongeren met taalproblemen en achterblijvende schoolprestaties. Spijbelen leidt tot hoge schooluitval, vooral onder jongens in het voortgezet onderwijs en mbo. Daardoor halen ze geen startkwalificatie, een diploma op havo of mbo-2 niveau. ‘Door het verband tussen voortijdig schoolverlaten en latere criminaliteit baart dat zorgen’, schrijft de Taskforce.
Met Jeanine en Nastassja gaat het goed. Dat geldt niet voor al hun leeftijdgenoten, zien ze in hun omgeving. Over de vraag waarom Antilliaanse jongeren relatief vaak in de problemen belanden, schreef Nastassja een scriptie tijdens haar opleiding sociaal pedagogisch werk.
De opvoedstijl van veel ouders speelt een belangrijke rol. “Op de Antillen zeggen jongeren dat ze respect voor hun ouders hebben, maar het is geen respect. Ze zijn bang voor hun ouders omdat ze geslagen worden. Dat is mishandeling, maar op de Antillen wordt dat als normaal gezien.” Als jongeren in Nederland komen, is die angst weg, want hier mag niet geslagen worden, vervolgt ze. “Ouders kunnen daardoor jongens niet goed onder controle houden.”
In Nederland is het heel vrij, zegt Nastassja. “Hier mag alles. Als er niemand op je let, ga je met je medeleerlingen mee feesten. Volgende week ga ik weer naar school, denken ze dan. Zo krijg je drop-outs.”
Daarbij is status erg belangrijk op de eilanden. “Op school moet je beter zijn dan de anderen. Ook willen mensen een duurdere auto en een groter huis dan de buren. Maar de meeste families hebben het niet zo breed. Door in de drugs te gaan, kun je je familie uit de problemen halen.”

Weggezakte motivatie
Nastassja Martir werkt na haar studie afgerond te hebben inmiddels bij de Stichting Welzijnsbevordering Antillianen en Arubanen (SWA) in Rotterdam en begeleidt daar rijksgenoten. Het grootste deel van de cliënten komt van Curaçao, vertelt haar collega Jan Stedehouder, senior beleidsmedewerker bij SWA. In Rotterdam zijn er volgens de gemeente 890 risicojongeren, waarvan 580 voortijdige schoolverlaters. “De meerderheid spreekt slecht Nederlands en is laag opgeleid. Vaak kampen ze met een combinatie van problemen als schulden, verslavings-, huisvestings-, psychosociale- en gezondheidsproblemen en komen ze regelmatig met de politie in aanraking.”
Scholen zouden als eerste moeten signaleren dat leerlingen in de problemen dreigen te komen. “Gedragsproblemen, spijbelen, wegzakken van motivatie: daar zou een leraar op moeten anticiperen door bij de hulpverlening aan te kloppen. Scholen kunnen problemen het vroegst signaleren, maar dat zit niet in hun systeem. Zij zijn de missing link in de hulpverlening. Het rapport van de Taskforce wil naar langdurige begeleiding van jongeren, dan kun je niet zonder het onderwijs. Maar wij hebben geen grip op de scholen.”
Daardoor komen kinderen pas bij organisaties als SWA als de situatie al geëscaleerd is. “Een kind komt nu pas in beeld als er overlast op straat is, bij schooluitval, of via justitie.”
Scholen zeggen volgens Stedehouder vaak dat er geen probleem is of dat ze eventuele problemen zelf wel oplossen. “Gezien de problemen die wij tegenkomen - spijbelen, op straat rondhangen, agressiviteit, demotivatie, schooluitval - moeten scholen last hebben.”
Scholen moeten proactiever worden in zijn ogen. Met name middelbare scholen zouden veel structureler door moeten verwijzen naar de hulpverlening. “Soms krijgen we signalen over leerlingen van leraren en schoolmaatschappelijk werkers, maar zodra je in gesprek wilt op directieniveau loopt het vast.”

Tienermoeders
Vmbo Zuiderpark in Rotterdam heeft 575 leerlingen, verdeeld over zestig nationaliteiten. “Antilliaanse leerlingen vallen noch in positieve noch negatieve zin op. Wel valt op dat ze vaak uit eenoudergezinnen komen. Grote uitval van Antillianen hebben we niet. We hebben een zeer stringent verzuimbeleid”, vertelt directeur Gré Reniers. De school heeft met mentoren, leerlingbegeleiders en een schoolmaatschappelijk werker een zorgvangnet in huis.
Reniers vindt niet dat zijn school te laat signaleert. “Als wij problemen opmerken doen we daar wat mee via het schoolmaatschappelijk werk of de jeugdzorg. Die lijntjes lopen niet naar SWA, maar ze zijn van harte welkom. De hulporganisaties zijn onze bondgenoten”, zegt hij.
OSG Nieuw Zuid in Rotterdam telt 91 leerlingen van Antilliaanse afkomst op een totaal van 1650 leerlingen. Het Onderwijsblad vroeg onder andere naar een reactie op de kritiek van Stedehouder van SWA en of de school een speciaal beleid voor Antilliaanse leerlingen heeft. Directeur Mario Candido laat per mail weten dat er geen aparte aanpak en registratie van Antilliaanse leerlingen is en dat daar ook geen aanleiding voor is.
Het Rotterdamse Albeda College heeft zo’n vierhonderd mannelijke en een kleine achthonderd vrouwelijke deelnemers van Antilliaanse afkomst. Woordvoerder Frans Roozen laat weten dat de samenwerking met de SWA momenteel nihil is. “De reden hiervan kan ik niet achterhalen. In voorgaande jaren was die samenwerking intensiever.”
Het Albeda College biedt specifieke begeleiding voor jonge moeders, waaronder tienermoeders. Van de 180 jonge moeders zijn zeker zeventig deelnemers Antilliaans, volgens Roozen. “Doordat ze genoodzaakt zijn dure huisvesting te accepteren, lopen hun schulden op. Samen met het Bureau Schuldhulpverlening, dat een spreekuur op school heeft, proberen we deze schulden te saneren.”
Onder deze groep is het verzuim hoog. “Als er iets mis gaat met de kinderopvang blijven de deelnemers thuis. Ook heeft het met cultuurgebonden zaken te maken. Familieleden doen een beroep op hun beschikbaarheid bij familieaangelegenheden.” Deelnemers die spijbelen worden aangemeld bij het Regionaal meld- en coördinatiepunt van de gemeente en Bureau Leerplicht.
Daarnaast besteedt het Albeda College extra aandacht aan jongeren die rechtstreeks van de Antillen en Aruba komen. “Het eerste jaar in Nederland levert voor deze groep veel problemen op en veroorzaakt veel uitval doordat ze de Nederlandse taal niet beheersen. Ook zijn ze vaak verlegen en weinig assertief en dat botst met de gebruikelijke omgangsvormen in Nederland. Opmerkelijk is dat ze door een betere taalbeheersing en gewenning het na het eerste jaar vaak beter doen.”

Terug naar Curaçao
Jeanine W en Nastassja Martir hebben hun draai gevonden in Rotterdam. “Hoe het nu met me gaat? Rustig. Gaat u dat opschrijven”, lacht Jeanine verbaasd. “Over vijf jaar dan...”, ze laat even een stilte vallen, “dan heb ik een eigen huis, ben ik toerisme en recreatie aan het studeren en ben ik onafhankelijk. Of misschien werk ik wel in de zorg, daar zijn veel banen en mijn ouders werken ook in de zorg.”
Nastassja is al met een vervolgstudie begonnen, maatschappelijk werk in deeltijd bij Hogeschool Inholland. “Daarna wil ik verder met psychologie aan de universiteit of met sociaal juridische dienstverlening. Hopelijk ben ik dan nog steeds in dienst bij SWA.”
Na tien jaar wil ze terug naar Curaçao om een stichting voor tienermoeders te beginnen. “Toen mijn moeder mij op haar zestiende kreeg, had ze geluk dat onze familie zo hecht is. Vaak krijgen tienermoeders geen hulp. Met een kind kun je niet naar school of werken en heb je geen inkomen. Daarom gebeurt het dat moeders de prostitutie ingaan. Ik wil hen helpen.”

{kader}
Kleurrijk leren
In Nederland weten we nauwelijks hoe de Antillianen en Arubanen leven, zegt voormalig vmbo-directeur Annelies Heldoorn. “Er komt zoveel interessants en bijzonders van de eilanden en er is zoveel te beleven”, roept ze enthousiast. Om de kennis onder leerlingen te vergroten, ontwikkelde ze samen Martijn Reeser onder de vlag van de Stichting Kleurrijk Leren ‘Antillensoftware’. Het is een webbased, multimediaal programma met tekst, foto’s, filmpjes en audio.
Leerlingen kruipen in de rol van journalist en gaan op ontdekkingsreis over een eiland naar keuze om een reportage te maken. “Je kunt leerlingen de opdracht geven een artikel te schrijven of ze een presentatie voor de groep laten houden. Het bevat informatie over de zes eilanden en is te gebruiken bij Nederlands, aardrijkskunde, biologie, maatschappijleer, geschiedenis en kunst.” Het lesmateriaal kost 15,90 euro voor 250 leerlingen voor één maand en is bestemd voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs, klas 1 tot en met 3 van het vmbo en havo en de eerste twee jaar van het vwo.
De makers vinden het belangrijk dat leerlingen weten hoe Antillianen en Arubanen in het Nederlands Koninkrijk leven. “Het is goed om over elkaars achtergrond te leren. Wij hopen dat het programma leidt tot meer interesse in elkaar. Bekend maakt bemind: daar geloven wij heel erg in”, zegt Heldoorn.

www.stichtingkleurrijkleren.nl

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.