- blad nr 8
- 25-4-2009
- auteur R. Wisman
- Redactioneel
Een valkuil voor leraren
Het lievelingetje van de klas
Berend, docent kunstgeschiedenis aan een mbo, heeft duidelijke voorkeuren, durft hij anoniem wel te bekennen. Zijn ‘oogappels’ zijn leerlingen die dezelfde muziek waarderen. In de klas zijn ze beter af, merkt hij. “Ik neem meer tijd om dingen uit te leggen. Soms leen ik privé een boek uit. Dit kan niet anders dan ten koste gaan van mijn andere leerlingen. De een zijn winst, is de ander zijn verlies.”
Sommige leerkrachten menen dat ze echt geen lievelingetjes hebben. Zoals Arnold, leerkracht op een middelbare school. Het woord alleen al stuit hem tegen de borst.
Eigenlijk kan een docent niet werkelijk neutraal zijn, corrigeert psycholoog Gijs Jansen deze leerkracht. Als mens heb je voorkeuren, en als docent dus ook. “Het gaat helaas automatisch. Je denkt rationeel misschien dat je niemand voortrekt, maar het gaat buiten je macht om. Het zit ingebakken in ons menszijn. Er zijn in elke klas leerlingen die eruit springen. Als je hen steeds bevestigt, verwaarloos je anderen.”
Leerkrachten die denken geen favorieten te hebben, moeten zich goed achter de oren krabben, zegt ook Suzanne Niemeijer, docent onderwijskunde en pedagogiek aan de Marnix Academie in Utrecht. Idealiter zou de leerkracht zijn aandacht iets meer mogen schenken aan kinderen die minder goed meekomen, maar in de praktijk gebeurt het tegendeel: “De meeste interactie vindt plaats tussen de docent en de beste kinderen van de klas.”
Mooiste meisje
Dat zit zo, legt Niemeijer uit. Goede leerlingen voegen zich gemakkelijk binnen het onderwijssysteem. Die snappen direct wat de bedoeling is - of jouw instructie nu duidelijk was of niet. En daardoor strelen ze het ego van de docent. Niemeijer: “Ze geven de leerkracht een competent gevoel. Dat mechanisme moet je doorzien. Het is menselijk dat je je competent wilt voelen, maar pas op dat het je niet in zijn greep neemt.”
Want dat gaat ten koste van de rest van de klas. Het is bekend dat favorieten een negatieve invloed op de studieresultaten van de overige leerlingen hebben.
Neem mooie leerlingen. Uit onderzoek blijkt, volgens Gijs Jansen, dat we mooie mensen een hoog IQ toedichten en dat ze hoger scoren in het onderwijs, omdat ze een betere behandeling krijgen dan hun lelijker leeftijdgenoten. Wat ook meespeelt, is dat leerlingen presteren naar de verwachting die een docent van hen heeft. Dat bleek duidelijk uit een grootscheeps onderzoek in de jaren zeventig, volgens Suzanne Niemeijer. Engelse kinderen kregen hierbij totaal willekeurig etiketten opgeplakt, zoals: ‘goede leerling’ en ‘dit wordt niks’. Zonder uitzondering maakten alle kinderen de verwachting waar. Als je een leerling benadert met een houding van ‘dat wordt niks’, dan wordt het dus ook nooit wat. “Het is een selffulfilling prophecy”, zegt Gijs Jansen.
“In de klas heb je grofweg vier typen leerling: de nerd, de stoere jongen, het flamboyante uitgaansmeisje en het stille type. Bij de nerd denk je onbewust: die zal wel studeren. Van een zwaar opgemaakt meisje dat roept dat ze een kater heeft, verwacht je dat juist niet.”
Slijmballen
De eerste indruk is meestal blijvend. Het beeld dat je hebt, leidt tot een verwachtingspatroon dat niets te maken heeft met de echte capaciteiten van leerlingen. “Als de nerd een goede opmerking maakt, bevestigt dat het beeld van: ‘Zie je wel, hij is intelligent’. Je geeft hem meer duwtjes in de rug dan het flamboyante meisje en daarmee creëer je je eigen waarheid.”
Het gebeurt aan de lopende band, zegt Jansen, tevens docent psychologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. “Het werkt als een geloof waar de studenten zelf ook aan meedoen. Laatst was het mooiste meisje van de klas ziek. Gewoon een griepje, maar iedereen had het erover.” Het is een mechanisme waar je je slecht tegen kunt weren. “Als je met een boodschappenlijst de supermarkt instapt, koop je vaak ook nog allerlei extra’s. Op dat niveau speelt het zich af.”
“Het trieste is dat het ook werkt als je je ervan bewust bent. Net als slijmen. Zelfs als je niet van slijmballen houdt, voel je je gestreeld als iemand met je slijmt. Je krijgt bevestiging en dat voelt altijd goed”, zegt Jansen.
Studenten op de Marnix Academie krijgen de beginselen van dit mechanisme met de paplepel ingegoten. “Wij wijzen studenten vanaf het begin van de opleiding op dit principe: plak geen etiketten op de kinderen”, zegt Niemeijer.
Dat het in de praktijk niet altijd lukt, ziet Henno Oldenbeuving, adviseur bij pedagogisch studiecentrum APS. Hij begeleidt docenten bij deze problematiek. Het soort leerling dat je voorkeur heeft, zegt iets over je eigen ontwikkelingsniveau. Vooroordelen over goede leerlingen zie je steeds gemakkelijk bevestigd. Vandaar dat een gemiddelde docent met hen het meest contact heeft. De rest is een blinde vlek. Om daar grip op te krijgen, moet je inzicht krijgen in je eigen handelen.
Damesklas
Oldenbeuving doet dat via een piramide. Hij vraagt de docenten links in de piramide de namen te zetten van lastige leerlingen en rechts die van leuke leerlingen. “Spontaan, dus uit het hoofd. Sommigen krijgen het schaamrood op de kaken als ze het resultaat zien. Een docent had bijvoorbeeld alle jongens links en alle meisjes rechts gezet. Ook als je namen niet kent, betekent dat iets. Zo ontdek je allerlei dingen die voor jou belangrijk zijn in de klas”, weet hij. “Het kan een confronterende spiegel zijn.”
Oldenbeuving, die elf jaar voor de klas stond als gymleraar, herinnert zich dat hij zelf het liefst lesgaf aan motorisch en sociaal sterke jongens. Daar kwam hij achter toen hij voor het eerst les gaf aan een damesklas. “Ik zat sneller op mijn irritatiegrens. De magische interactie die ik had met de jongens was ineens weg. Ik had geen repertoire voor deze doelgroep. Ik ergerde me aan de sociaalverbale eigenschappen van de dames, omdat ik er niet goed mee om kon gaan.”
Toen Suzanne Niemeijer stage liep op een basisschool, waren de kinderen die haar aandacht vroegen favoriet. “Als je stagiaire bent, geven die kinderen je een lekker gevoel. Toen ik genoeg zelfvertrouwen had, ging mijn aandacht vanzelf uit naar andere kinderen.”
Gijs Jansen neigt er naar zijn mannelijke studenten voor te trekken “omdat zij bij een vrouwenstudie als psychologie in de minderheid zijn”. Maar de stillere meisjes zitten bij hem in het verdomhoekje. “Van nature ben ik geneigd hen te negeren. De pest is dat stille types de aandacht zelf ook niet opeisen.”
Discriminatie
Toen hij pas voor de klas stond, voelde hij zich vaak schuldig over zijn voortrekkerij. Nu probeert hij zoveel mogelijk aandacht te geven aan zijn blinde vlek. “Dit jaar heet ze Suzan. Een typische stille studente die geen aandacht vraagt, maar het wel graag wil. Als ik haar zie, knoop ik een praatje aan. Hoe is het? Hoe gingen je tentamens?”
Niemeijer herkent de gevoelens van schuld. Ze herinnert zich uit het begin van haar loopbaan een kleuter waarmee ze slecht uit de voeten kon. “Het was een soort persoonlijke afkeer. Ik vond haar zeurderig en stiekem en had moeite haar leuke eigenschappen te zien, terwijl mijn duopartner geen problemen met haar had.” In overleg besloten ze dat Niemeijer haar positief ging discrimineren. “Ik gaf haar leuke taken, zoals koffie halen, het bord vegen.”
Als je schuld voelt, is dat terecht, denkt Niemeijer: “Want het kan natuurlijk niet: een kind etiketteren. Als docent heb je de taak de leuke kanten van alle leerlingen naar boven te halen. Kinderen die zich minder makkelijk voegen, zijn eigenlijk het meest interessant. Zij geven aan dat er iets ontbreekt en kunnen helpen het onderwijssysteem te verbeteren.”
[kader]
Tips
• Je eerste indruk bepaalt het etiket dat je op leerlingen plakt. Kruis voorafgaand aan de eerste keer met een klas willekeurig een paar namen aan. Deze mensen ga jij het hele jaar benaderen als de slimmeriken van de klas.
• Zet een kruisje achter de naam van iedere leerling die een beurt heeft gehad. Begin aan een ‘tweede ronde’ zodra iedereen een kruisje heeft. Zo dwing je jezelf de aandacht te verdelen.
• Blijf na de les even in de klas zitten, zodat onzekerder leerlingen een-op-een met jou kunnen praten. Een open uitnodiging voor iedereen die in de les zijn mond niet open durft te doen.
• Doe de overdracht van leerlingen zonder interpretaties, zodat een kind altijd een frisse start krijgt. Dus niet: ‘Tom is een leuke leerling.’ Maar: ‘Tom maakt makkelijk contact met andere kinderen en is vaak vrolijk.’
• Reflecteer kritisch op je eigen handelen met collega’s. Samen houd je elkaar scherp. Realiseer je voortdurend dat de kinderen die jou het minst last bezorgen jou een goed gevoel geven over jezelf.