- blad nr 2
- 31-1-2009
- auteur E. Went
- Redactioneel
Een duivels dilemma: geen docent of een onbevoegde?
Ongeveer dertig procent van alle leerkrachten in het voortgezet onderwijs staat zonder juiste papieren voor de klas. Dat komt neer op ongeveer 25.000 docenten, zo blijkt uit recente cijfers van het ministerie van Onderwijs. Op het vmbo geven zelfs twee op de vijf docenten les zonder de juiste bevoegdheid.
Ook recent onderzoek van het Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt (SBO) toont aan dat schoolleiders vaak noodgrepen zeggen toe te passen om hun personele plaatje rond te krijgen. Zo zou door krapte op de arbeidsmarkt bijna 70 procent van de scholen voor voortgezet onderwijs bij werving wel eens concessies doen aan de bevoegdheid van leraren, ongeacht of ze nu helemaal onbevoegd, onderbevoegd of anders bevoegd zijn. In het primair onderwijs liggen deze percentages veel lager want daar zijn minder moeilijk vervulbare vacatures.
Freddy Weima, directeur van het SBO, vindt dat een onwenselijke ontwikkeling. “Want je wilt toch een lerarenkorps dat kwalitatief goed is. En in principe is dat pas het geval als docenten bevoegd en bekwaam zijn.” Waarmee hij overigens niet wil zeggen dat onderwijs met veel onbevoegden per definitie niet goed is. “Maar de kans daarop is kleiner.”
Hoewel het onwenselijk is begrijpt Weima wel waarom scholen deze concessies doen. “Ze zitten behoorlijk klem. Zeker in het voortgezet onderwijs zijn er grote tekorten in aantocht. Maar zorg er dan in elk geval wel voor dat je als werkgever een bijdrage levert aan de opleiding en begeleiding van jouw onbevoegden.”
Overcapaciteit
Ook volgens onderwijssocioloog Marc Vermeulen is het, gezien de krapte op de arbeidsmarkt, onvermijdelijk dat scholen onbevoegden in dienst nemen. “Geen docent of een onbevoegde docent: het is een duivels dilemma.” Maar als je dan toch een onbevoegde in dienst neemt, zorg er dan ten minste voor dat zo iemand goed begeleid wordt, vindt hij. Nu gaat dat te vaak mis, omdat scholen onvoldoende begeleidingscapaciteit inzetten. “Als je een sectie Nederlands hebt van zeven docenten van wie er eentje onbevoegd is, dan is dat nog te overzien. Maar ik hoorde laatst van een school waar de laatste bevoegde docent Duits met pensioen is gegaan. Dan neem je dus enorme risico’s.”
Die risico’s zijn volgens Vermeulen tweeledig: “Te veel onbevoegden gaat ten koste van de kwaliteit van het onderwijs. En ze ondermijnen de status van het beroep. Daarmee wordt namelijk de suggestie gewekt dat elke clown voor de klas kan staan. Dat werkt ook negatief door op zittende bevoegde docenten, dat kan niet anders.”
Maar hoe moet het dan? Vermeulen: “Werk onbevoegden fatsoenlijk in. Dat kan als werkgevers overcapaciteit plannen. Daarmee scheppen ze ruimte voor begeleiding. Heb je per 31 augustus een onbevoegde docent nodig? Neem hem dan al een half jaar eerder aan. Of benoem een onbevoegde boventallig als onderwijsassistent. Op die manier kan hij wennen aan het vak en opgeleid worden.”
De overheid kan dat proces faciliteren door de formatieberekening ruimer te maken, redeneert Vermeulen. “Dat lijkt mij niet meer dan terecht, want nu zitten de lerarenopleidingen bij lange na niet vol, dus zit de overheid daar op een koopje. Hevel dat geld over naar scholen. Dan krijgen zij meer armslag.”
Makkelijk praten
Uit een belrondje langs een aantal scholen zou je de conclusie kunnen trekken dat werkgevers niet erg happig zijn om te vertellen hoe zij hun onbevoegde docenten begeleiden. De ene directeur wil helemaal niet meewerken aan dit artikel, drie anderen reageren alsmaar niet op interviewverzoeken, ondanks herhaalde pogingen.
Bart Engbers, directeur van het Utrechtse Vader Rijn College, wil wel meewerken. Maar hij heeft de begeleiding van zijn onbevoegde docenten dan ook structureel goed geregeld. Op zijn school is naar schatting vijftien procent van de docenten onbevoegd. Met de Hogeschool Utrecht heeft Engbers een overeenkomst afgesloten dat de opleiding van deze docenten direct bij hem in huis gebeurt. “Er is hier dus een enorme infrastructuur van mensen die bij de professionalisering van deze docenten betrokken zijn. Coaches, schoolbegeleiders - noem maar op.” De opleiding en begeleiding van onbevoegden problematisch? Nee dus. “Maar ik heb makkelijk praten”, realiseert Engbers zich. “Het wordt natuurlijk een heel ander verhaal als er geen afspraken met de hogeschool zouden zijn.”
Daar kan Dennis de Gruijter over meepraten. Hij is onbevoegd docent filosofie op een atheneum in Gouda. Over zijn begeleiding heeft hij weliswaar niet te klagen maar hij merkt wel dat het initiatief voor zijn begeleiding bij de onbevoegde leraar zelf ligt. “Omdat ik niet alleen zelf lesgeef maar ook moet leren meedraaien in een complete schoolorganisatie is het werk soms behoorlijk overweldigend. Het zelf aansturen van mijn begeleiding komt daar dan nog eens als extra taak bovenop. En mijn begeleiders dragen hun eigen werkdruk ook nog mee.”
Geen concessies
De Algemene Onderwijsbond (AOb) vindt dat als scholen onbevoegden aannemen, zij in alle gevallen hun verantwoordelijkheid moeten nemen. “Er is geld in de lumpsum voor het opleiden van onbevoegden. Dat moet dan ook ingezet worden”, stelt AOb-voorzitter Walter Dresscher. “Het kan in elk geval niet dat scholen vanwege de wens de tekorten snel op te lossen voor de lange termijn concessies doen aan de kwaliteit van het onderwijs.”
En anders is er altijd het Convenant Leerkracht nog. Dat is volgens de AOb het middel voor een flinke kwaliteitsimpuls aan het lerarenkorps en het onderwijs in de toekomst. “Maar het geld hiervoor komt wel te laat beschikbaar”, zegt Dresscher. “Dus in de tussentijd zijn deze noodverbanden nodig. Maar onbevoegden moeten dan wel binnen twee jaar een diploma hebben. Iedereen die lesgeeft moet die kwalificatie halen.”
{Artikel 2}
‘Ongestraft sjoemelen kan (niet)’
Kunnen scholen ongestraft sjoemelen met de kwaliteitseisen van hun docentenkorps? Ja, beweert leraar Nederlands, vakdidacticus en lid van Beter Onderwijs Nederland Michel Couzijn. Onzin, vindt Bart Engbers, directeur van het Utrechtse Vader Rijn College.
Wie ziet er nog op toe dat onbevoegde docenten voldoen aan de eisen die gesteld worden in de Wet op de beroepen in het onderwijs (Wet bio)? Daarin is namelijk vastgelegd dat onbevoegden een opleidingsplan moeten maken om hun bevoegdheid binnen twee jaar alsnog te halen. Officieel is dat de verplichting van de scholen. Maar of dit ook echt gebeurt?
De Onderwijsinspectie controleert er niet standaard op. “Volgens de Wet bio hoeven scholen ons geen melding te doen van onbevoegde docenten”, laat woordvoerder Jan-Willem Swane weten. “Wij houden risicogericht toezicht. Dat betekent dat wij vooral onderzoeken uitvoeren op scholen waar wij risico’s vermoeden. Als de problemen samenhangen met de kwaliteit van het lesgeven, kan het aantal onbevoegde docenten wel een aspect zijn dat aan de orde komt.”
Wel heeft het ministerie van OCW in de nota Werken in het onderwijs 2009 aangekondigd het aandeel onbevoegde lesuren en de duur van onbevoegdheid per schoolsoort te gaan controleren.
Breekijzer
Michel Couzijn, leraar Nederlands, lid van Beter Onderwijs Nederland (BON) en als vakdidacticus werkzaam bij het Instituut voor de Lerarenopleiding van de Universiteit van Amsterdam (ILO) kan daar niet over uit. Hij vindt het ‘ronduit schandalig’ dat de overheid haar eigen Wet bio niet handhaaft en dat schoolleiders daardoor ‘ongestraft kunnen sjoemelen’ met de kwaliteitseisen van hun docentenkorps. “Leerkracht is een beschermd beroep, maar er is zo langzamerhand niemand meer die de bescherming van dat beroep echt ter hand neemt”, meent hij. Volgens hem is de ruimte die de wet schoolleiders laat om ongelimiteerd onbevoegden aan te stellen, alsmede de hardnekkige oogkleppenpolitiek van OCW zelfs ‘de grootste pest voor de kwaliteit van het onderwijs’.
“We weten allemaal dat leraren het verschil maken tussen goed en slecht onderwijs. Hoe kun je dan op grote schaal een loopje nemen met hun deskundigheid en hun diploma’s? Als een school werkelijk zoveel vertrouwen heeft in haar onderbevoegden, moet ze ook maar durven uitkomen voor de mate van on(der)bevoegdheid in het team.”
Hij stelt voor de ouders als breekijzer in te zetten. “Zij kunnen er via de ouderraad op aandringen dat scholen zoveel mogelijk gekwalificeerde mensen in dienst nemen en alleen nog onbevoegden die een strak opleidingsplan hebben. Schoolleiders zijn namelijk heel gevoelig voor de argumenten van ouders.”
Kinderlijke reactie
Bart Engbers, directeur van het Vader Rijn College in Utrecht, begrijpt weinig van de analyse van Couzijn. “Dat schoolleiders kunnen sjoemelen met hun onbevoegden is echt absolute onzin. Gaat het niet goed met een docent, dan staan er onmiddellijk ouders bij mij op de stoep. Dan zal ik toch echt verantwoording aan hen moeten afleggen. Bovendien zal de inspectie mij er op aanspreken als de examenresultaten niet goed zijn. Ook dan moet ik me wel degelijk stevig verantwoorden en allerlei documenten overleggen.”
Vandaar dat hij regelmatig gesprekken houdt met zijn onbevoegde docenten over de voortgang van hun studie. “Als dan blijkt dat iemand na twee jaar niet aan de eisen voldoet maar het afstuderen wel in het verschiet ligt, dan ga ik zo iemand natuurlijk niet wegsturen. Maar dan wordt de toon van het gesprek wel wat heftiger.”
Engbers gelooft niet dat meer controle van de inspectie zijn omgang met onbevoegden zou veranderen. “Je gaat toch niet ineens anders handelen omdat de inspectie komt controleren? Ik vind dat een kinderlijke reactie. Waar het om gaat is dat je de kwaliteit van jouw onderwijs goed regelt. Dat is voor mij de enige juiste drijfveer.”
Meer ‘groenpluk’
Een deel van de onbevoegde leraren op de scholen voor voortgezet onderwijs wordt nog tijdens hun opleiding op school aangesteld. Exacte aantallen van wat in vakjargon ‘de groenpluk’ wordt genoemd, zijn er niet, maar de Hogeschool Rotterdam spreekt van ‘substantiële aantallen’. “Bij de opleiding tot tweedegraads docent zien we een tendens om steeds meer derde- en zelfs tweedejaars studenten te benoemen tot docent met dispensatie”, laat Hans van der Moolen, directeur van het Instituut voor Lerarenopleidingen weten. In de praktijk leidt dat tot studievertraging, want lesgeven blijkt in de praktijk vaak zwaarder dan de nieuwe docenten denken. Het komt zelfs voor dat studenten tijdens hun stage ‘vaste’ klassen krijgen toegewezen, zonder dat ze daarvoor betaald worden. Van der Moolen: “De eigen docenten kunnen dan worden ingezet voor andere taken.”
De Hogeschool Rotterdam is bekend met de reflex van scholen om op deze manier de tekorten in de formatie te willen opvangen, maar vindt dat ‘een kortetermijnstrategie’. Liever werkt de hogeschool met scholen aan oplossingen voor de lange termijn. In het project ‘Samenscholing.nu’ bijvoorbeeld. Met twaalf scholen uit de regio is afgesproken dat studenten van de Hogeschool Rotterdam in het derde jaar niet langer dan acht en in het vierde jaar niet langer dan twaalf uur mogen lesgeven op zogenoemde opleidingsscholen. Leren en werken tegelijk. “Dan blijft er nog voldoende tijd over om de studie af te ronden”, aldus Van der Moolen.
Onbevoegd maar niet vogelvrij
Je zult als onbevoegde docent maar zes opeenvolgende jaarcontracten krijgen en ineens niet herbenoemd worden omdat je pedagogische competentie onder de maat is. Dan kan een rechtsgang volgen met steun van een AOb-advocaat, waaruit blijkt dat onbevoegd niet hetzelfde is als ‘vogelvrij’.
Volgens de AOb-advocaat had de werkgever in de benoemingsakte van de onbevoegde docent moeten opnemen dat hij, overeenkomstig de Wet beroepen in het onderwijs (Wet bio), binnen een tijdsbestek van een aantal jaren zijn bevoegdheid had moeten halen, daar hij anders niet te handhaven zou zijn. Maar dat is niet gebeurd. Dat hij na zes prima beoordelingen ineens niet meer wordt herbenoemd omdat hij niet aan de bekwaamheidseisen voldoet, komt bovendien merkwaardig over, redeneert de advocaat. Zo zou de onbevoegde docent volgens een recente notitie van diezelfde werkgever vaktechnisch nog ‘uitmuntend’ functioneren. Bovendien is de onvoldoende ontwikkelde pedagogische competentie eerder kennelijk geen heet hangijzer geweest, redeneert de advocaat.
De rechter beslist uiteindelijk dat de werkgever de onbevoegde docent weer moet aannemen ‘totdat het tussen beide partijen vigerende dienstverband rechtsgeldig wordt beëindigd’.
Drie tendensen
Minder kandidaten
In het voortgezet onderwijs meldden zich vorig jaar gemiddeld zeven kandidaten voor een vacature. Voor sociale, verzorgende en technische vakken lag dat aantal zelfs op slechts drie kandidaten. In deze vakken werden relatief veel onbevoegde docenten aangesteld.
Minder geschiktheidsverklaringen
Het aantal geschiktheidsverklaringen – een voorwaarde om als zij-instromer aan de slag te gaan – daalde van 1100 in 2003 tot nog maar dertig in de eerste helft van 2007. Mogelijke oorzaak is dat de specifieke subsidie voor zij-instroom per 1 augustus 2006 is afgeschaft.
Oplopend lerarentekort
In het voortgezet onderwijs bereikt het lerarentekort een hoogtepunt in 2011. Het tekort loopt dan volgens het ministerie op tot 6 procent. In het primair onderwijs stijgt het tekort naar circa 2400 fte in het jaar 2011. Dit zijn overigens cijfers gebaseerd op een hoogconjunctuurscenario.
{noot}
Bron: Nota Werken in het onderwijs 2009
Tips voor onbevoegden in het vo
Een tijdelijk dienstverband omdat je onbevoegd bent?
-Maak bij je aantreden afspraken over een benoeming in vaste dienst zodra je je onderwijsbevoegdheid hebt gehaald.
-Maak duidelijke afspraken over het tijdstip waarop je je bevoegdheid op zak moet hebben en over faciliteiten in tijd en geld.
Bevoegd maar niet voor het vak waarvoor jij wordt ingezet?
-Bespreek of het om een tijdelijke noodsituatie gaat en maak afspraken over de duur, de benodigde tijdsinvestering en begeleiding.
-Gaat het niet om een noodsituatie, maak dan afspraken over het halen van je bevoegdheid en de vergoeding daarvoor in tijd en geld.
-Wil je niet in een ander vak worden ingezet maar vraagt jouw werkgever dat wel van je? Neem dan contact op met de juridische afdeling van de AOb.
‘Opleiding soms een last’
Dennis de Gruijter heeft filosofie gestudeerd en is in oktober begonnen op een school in Gouda als onbevoegd docent. Hij geeft twee uur per week filosofie en elk volgend jaar komt daar twee uur bij. Tegelijkertijd probeert hij op de lerarenopleiding zijn eerstegraads bevoegdheid te halen. Om zijn salaris aan te vullen werkt hij ook nog als parttime boekverkoper.
“Die combinatie leren-werken is best lastig. Beide sluiten niet altijd goed op elkaar aan. De opleiding valt bijvoorbeeld uiteen in twee delen: een begeleidend deel en een vakdidactisch deel. Dat vakdidactische deel is erg leerzaam, maar de algemene begeleiding vaak een stuk minder. Veel van de problemen die daarin behandeld worden, heb ik namelijk in de praktijk allang opgelost. Sterker nog: het is meer een last dan een aanvulling, want ik moet telkens uitvoerig rapporteren. In de vorm van het beschrijven van succeservaringen bijvoorbeeld, of het maken van allerlei tijdrovende analyses die weinig bijdragen aan mijn leerproces.
De begeleiding op de werkvloer is goed. Ik moet zelf de vinger aan de pols houden, maar dat vind ik helemaal niet erg. Dat geeft me juist de ruimte om eerst zelf na te denken voor ik advies of hulp inschakel.
Tijdens mijn sollicitatiegesprek is wel afgesproken dat ik aan het einde van het jaar mijn bevoegdheid moet hebben. Er zijn geen duidelijke afspraken gemaakt over de consequenties, in het geval dat niet mocht lukken.
Om me heen hoor ik wel verhalen van onbevoegden die al een aantal jaar voor de klas staan zonder dat ze zelfs nog maar begonnen zijn aan hun opleiding. Ik heb dan ook de indruk dat werkgevers daar echt niet puriteins over doen. Zolang de docent in kwestie maar de juiste competenties in huis heeft en goed lesgeeft.”
‘Geen klachten over begeleiding’
Lisa Oskamp heeft geschiedenis gestudeerd en doet nu de lerarenopleiding om haar eerstegraads bevoegdheid te halen. Daarnaast geeft ze negen uur les op een school in Alkmaar.
“Ik vind het behoorlijk zwaar om zowel mijn werk als mijn studie goed te doen. Die negen uur lesgeven en voorbereiden kost enorm veel tijd en voor mijn opleiding moet ik ook nog een digitaal portfolio vullen.
Als ik moet kiezen tussen mijn werk of mijn opleiding, dan ga ik toch voor mijn werk. Ik kan nu eenmaal niet onvoorbereid voor de klas gaan staan. Laatst hadden we bijvoorbeeld een buitendag op mijn opleiding en daar moest ik iets voor voorbereiden. Dat heb ik toen maar minimaal kunnen doen.
Over begeleiding heb ik niets te klagen. Zo word ik gecoacht door een schoolpracticumdocent. Hij is mijn formele aanspreekpunt en in de praktijk werkt dat prima. Met al mijn vragen kan ik bij hem terecht. Hij komt soms ook in mijn lessen kijken. Voor de rest laat de school me behoorlijk vrij. Als ik eens eigenwijs wil zijn, dan kan dat. Er blijft daardoor genoeg ruimte over om zelf van alles uit te vinden.”