• blad nr 2
  • 31-1-2009
  • auteur R. Sikkes 
  • Redactioneel

Nederland zit met rekenen nog steeds in de kopgroep 

Allochtone meisjes enorm gedaald

De krantenkoppen waren stellig: rekenniveau daalt. Het Amerikaanse Timss-rapport dat de rekenprestaties in groep 6 peilde, schrijft zelf: The Netherlands also performed very well. Het is allebei waar. Jammer dat de discussie zich verengde tot ‘de daling’, terwijl het Timss-onderzoek veel preciezer vertelt waarom Nederland in de min zit. De prestaties van allochtone meisjes zijn enorm gedaald en het Nederlandse onderwijs daagt talentvolle rekenaars niet uit.

Het is dringen aan de top bij de internationale rekencompetitie. In 1995 stond Nederland op een comfortabele vierde plaats, direct na drie Aziatische rekentijgers. Veel landen kwamen hier kijken wat de sleutel van het Nederlandse succes was: misschien het realistische rekenonderwijs? In elk geval werd deze vernieuwende aanpak een succesvol exportproduct naar onder meer de Verenigde Staten.
Inmiddels staat Nederland achtste, ingehaald door een aantal nieuwkomers en landen die hun positie stevig hebben verbeterd. Zo is het ooit zwakke Engeland ons royaal voorbijgegaan, de Verenigde Staten zitten ons op de hielen. Behalve dat Nederland gezakt is in positie, heeft het met 535 ook een significant lager puntenaantal dan in 1995, toen nog 549. ‘Rekenniveau daalt’ was dan ook de conclusie in de Nederlandse kranten.
Hoe moeten we dat nu allemaal interpreteren? De International Association for the Evaluation of Educational Achievement rekent Nederland zonder reserve tot de top. Ons land behoort tot de kopgroep. De daling waar nu veel ophef over is, heeft eigenlijk vooral plaatsgevonden bij de meting van 2003 (540 punten) ten opzichte van 1995 (549 punten). De tweede daling nu, van vijf punten, is voor de wetenschappers klein en niet-significant.

Alleen kerndoelen
Niets aan de hand? Zeker niet, de trend is een verkeerde. Jammer genoeg deed Nederland niet mee aan de Timss-peiling in het voortgezet onderwijs. Dan hadden we kunnen zien of onze goede positie bij wiskunde in 2007 is aangetast door de mindere rekenprestaties van deze groep leerlingen uit 2003. Het niet-meedoen werd ingegeven door de toch al hoge toetsdruk bij de scholen voor voortgezet onderwijs, die ook al aan het Pisa-onderzoek deelnemen. Begrijpelijk, maar nu is de voor- of achteruitgang van leerlingen door de jaren heen niet meer terug te halen, zoals dat bij andere landen wel mogelijk is.
Na de toch teleurstellende uitslag spitste de discussie zich in Nederland meteen toe op het realistisch rekenen. Voor- en tegenstanders vlogen elkaar meteen weer in de haren, terwijl het rapport geen enkele aanwijzing geeft dat die eerst zo geprezen aanpak nu voor een daling zorgt.
Het Timss-rapport laat qua uitkomsten en vergelijkingen met andere landen ontwikkelingen zien. Zo boeken de meeste landen vooruitgang door investeringen in het rekenonderwijs of aanpassing van het programma. De nieuwe aanpak in Engeland met een vast programma en toetsen per jaar heeft de Britten flink vooruit geholpen.
“Leraren kunnen trots zijn op hun prestaties”, was de reactie van de Britse minister Ed Balls. Hij beschouwt de voortdurende stijging als het resultaat van de hervormingen, al maakt hij er zich wat zorgen over dat kinderen rekenen minder leuk zijn gaan vinden. In de Verenigde Staten wordt de vooruitgang toegeschreven aan het No child left behind-programma dat ook meer vastlegt en de vooruitgang scherp volgt.
In dat opzicht wijkt het Nederlandse onderwijs sterk af, eigenlijk van alle landen. Wij kennen geen nationaal curriculum van jaar tot jaar, maar alleen kerndoelen voor groep 8. De aanloop daartoe wordt nu bepaald door de lesmethoden. Misschien dat daarom Nederlandse leraren zich vrijwel helemaal houden aan het boek, meer dan enig ander land, waar juist vaker eigen opdrachten of invalshoeken worden gekozen. Overigens signaleert Timss ook een andere trend: Nederlandse leraren krijgen anno 2007 minder bijscholing in rekenen dan in 2003.
De nieuwe referentieniveaus waar de PO-raad voor groep 8 aan werkt, veranderen daar eigenlijk weinig aan. Die zijn concreter dan de kerndoelen, maar waar in het buitenland van jaar tot jaar vooraf helder is welke rekenthema’s op het programma staan, wordt dat hier uiteindelijk toch aan de school overgelaten.
De onderwijstijd die landen aan rekenen besteden, verschilt weinig. Wel als het gaat om huiswerk. Het meeste huiswerk wordt uitgedeeld in Armenië, Algerije, Singapore en Italië. In Nederland krijgen kinderen in groep 6 het minste huiswerk van de deelnemende landen, een percentage dat bovendien is gedaald. Onduidelijk is overigens wat voor gevolgen veel of weinig huiswerk heeft. Volgens het Nederlandse rapport over Timss hebben leerlingen met veel huiswerk juist lagere toetsscores. Misschien niet zo verbazingwekkend, signaleren de onderzoekers, want vermoedelijk krijgen in het overwegend huiswerkvrije basisonderwijs juist de zwakke leerlingen opdrachten mee naar huis. In veel andere landen is een beetje huiswerk – tafels oefenen – heel normaal.

Bollebozen
Nederland is erg goed in het aanleren van het basisniveau en gemiddelde niveau, in veel andere landen is dat veel minder. De verschillen tussen de beste en slechtste leerlingen zijn relatief klein in vergelijking met andere landen. Dat is een zeer mooi resultaat, blijkbaar lukt het wel om de slechte rekenaars mee te krijgen naar een basisniveau.
Teleurstellend is echter dat slechts 7 procent het gevorderdenniveau haalt, terwijl de andere koplopers het dubbele of meer halen. Het Nederlandse onderwijs slaagt er niet in om de goede rekenaars uit te dagen tot nog betere prestaties. Terwijl dat onze gemiddelde score enorm zou ophalen. In veel landen worden die goede prestaties met verschillende levels getoetst en gewaardeerd. In dat licht is het treurig om te zien hoe makkelijk de PO-raad over dit onderwerp heenstapt. In het advies over de nieuwe referentieniveaus aan staatssecretaris Sharon Dijksma schrijft de raad zonder stevige onderbouwing ‘dat het niet wenselijk is om een expertniveau in te voeren’. Misschien moet de staatssecretaris daar toch nog eens extra naar kijken, zodat de bollebozen niet alleen makkelijk door de stof heen schieten maar ook hun prestaties gewaardeerd zien.

Jongens
Verschil in prestaties tussen jongens en meisjes is bij de kopgroep niet significant of zelfs afwezig, in Nederland is het juist opvallend aanwezig: jongens scoren tien punten beter. Dramatisch wordt het bij allochtone meisjes. Nu scoren allochtone leerlingen met twee in het buitenland geboren ouders sowieso extreem slecht: 48 punten minder ten opzichte van autochtone leerlingen, een veel groter verschil dan in welk land dan ook. Tussen 2003 en 2007 hebben vooral allochtone meisjes een duik naar beneden gemaakt en belanden zij met een score van 485 zelfs fors onder het Timss-gemiddelde. Dat vraagt toch om nader onderzoek: wat kunnen we in het rekenonderwijs verbeteren zodat deze groep wel mee kan komen, want de lage en dalende score is een van de elementen waarom Nederland weer iets is gezakt.
Met het huidige rekenonderwijs scoort het overgrote deel van de Nederlandse leerlingen dus prima en haalt ons land een hoge score. Maar het zou veel beter kunnen door te kijken naar de groepen die nu niet meekomen. Winst valt er te behalen door te investeren in een grotere groep leerlingen die het hoogste niveau haalt en door uit te zoeken waarom allochtone meisjes zo verschrikkelijk veel slechter zijn gaan presteren. Bovendien wordt er al jaren gepraat over doelen en nu weer over referentieniveaus voor de basisschool. Veel landen hebben bij het verbeteren van hun rekenprestaties in groep 6 houvast aan hun nationaal curriculum, een discussie die in Nederland nog nauwelijks wordt gevoerd.






{tabel}
Top tien rekenen groep 6

2007 2003 1995 +/-

1.Hong Kong 607 575 557 ++
2.Singapore 599 594 590 +
3.China Taipei 576 564 - +
4.Japan 568 565 567 +
5.Rusland 544 532 - +
6.Engeland 541 531 484 ++
7.Letland 537 533 499 ++
8.Nederland 535 540 549 -
9.Litouwen 530 534 - -
10.VS 529 518 518 +

Gemiddelde 500 500 500

Nederland uit top tien bij natuuronderwijs

Tegelijk met het Timss-onderzoek naar rekenen werd ook het natuuronderwijs in groep 6 gepeild. Daar daalde Nederland met twee punten van 525 naar 523. Omdat we zijn ingehaald door Rusland, Hongarije en Italië is Nederland uit de top tien verdwenen. Toch is de score van 523 goed te noemen, zeker omdat in veel landen science als vak een plek heeft en alle aandachtsgebieden (biologie, natuurkunde, scheikunde, fysische geografie) op school worden behandeld. Volgens Nederlandse leraren bevat slechts 60 procent van de opgaven stof die onze zesdegroepers gehad hebben. Door dan fors boven het gemiddelde van 500 te scoren, is een behoorlijke prestatie. Opnieuw zijn het de allochtone meisjes die het slechtste scoren en zo zorgen voor de daling van het puntenaantal. Internationaal scoren meisjes gemiddeld beter dan jongens, behalve in Nederland.

Rapporten op internet

Alle genoemde rapporten zijn te vinden op internet:
IEA: Timms 2007 International Mathematics Report en Timms 2007 International Science Report.

http://timss.bc.edu

Universiteit Twente: Timms 2007 Nederland

http://doc.utwente.nl/60205/

PO-raad: Advies referentieniveaus taal en rekenen

http://www.poraad.nl/scrivo/asset.php?id=276356

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.