- blad nr 19
- 1-11-2008
- auteur N. van Dam
- Redactioneel
Leerbedrijf voor vmbo, mbo en hbo
Leren behelpen in de sapfabriek
Een beetje giechelig kruipt een clubje studenten met een eindje elektriciteitsdraad rond. Af en toe knielen ze, noteren iets en verder gaat het elektriciteitsdraadje over de grond van de fabriekshal in Ede. Bij ontstentenis van een meetlint moesten ze een list verzinnen.
Zelf vinden ze dat ze er te amateuristisch uitzien, maar hun docenten noemen het onveranderlijk een goede leerervaring: “Bij een bedrijf moet je ook wel eens improviseren. Dan verzin je ook iets om te vermijden dat iedereen moet gaan zitten wachten tot een ontbrekend onderdeel besteld is”, zegt leraar elektronica Johan Crielaard. Zijn collega Edwin Vrijmoeth vult aan: “Dit is praktisch leren, je moet leren behelpen.” Neemt niet weg dat de leraren zullen uitzoeken wie verantwoordelijk is voor het ontbreken van het meetlint dat de eerstejaars elektronica eigenlijk moesten gebruiken om de ruimte op te meten.
Crielaard en Vrijmoeth vinden het dan ook geen enkel probleem als hun studenten in de leerfabriek iets doen wat niet helemaal binnen hun opleiding past, zoals het schilderen van de operatorruimte. Crielaard: “Wij vinden dat studenten hier gewoon het werk moeten doen dat gedaan moet worden, zo gaat dat in een echte baan ook. Daar wordt op vrijdagmiddag ook de werkplaats geveegd en dan kun je niet zeggen: ‘Daar ben ik niet voor opgeleid’. Maar ik ben wel bang voor de reactie van ouders als die horen dat hun kinderen een paar wandjes geschilderd hebben. We kregen ook al commentaar van ouders die zeiden: ‘Flesjes vullen, daar betaal ik mijn schoolgeld niet voor.’ Voor je het weet stoppen ze weer met de opleiding.” Ook Vrijmoeth is daar beducht voor: “Elektronica is de laatste jaren steeds minder populair geworden. Vroeger hadden we wel zes klassen, nu nog anderhalf. Modieuze richtingen als game design, dans en beweging en health en beauty zijn nu de grote trekkers.”
Daar staat weer tegenover dat de studenten soms van ver buiten de regio naar Roc A12 komen, omdat ze graag in de sapfabriek een deel van hun opleiding krijgen. Eén studente (uitzonderlijk, want verreweg de meesten zijn jongens) heeft er vanuit haar woonplaats een reisduur van twee uur heen en twee uur terug voor over.
Kale hal
Crielaard en Vrijmoeth zijn leraar aan het Roc A12 in Ede, waar het idee voor de sapfabriek geboren is. Marian Gronouwe van business development vertelt dat de aanleiding vooral lag in het bestrijden van de uitval op de laagste mbo-niveaus 1 en 2. “Een stageplek vinden is lastig voor die groep en we wilden een plek creëren waar deze studenten realistische praktijkervaring konden opdoen, bijvoorbeeld in een dropfabriek.” Tijdens de rijping van de plannen sneuvelden eerst de dropjes. “Dat bleek een veel te ingewikkeld productieproces.” En vervolgens breidde de doelgroep zich uit. “Als je een echte fabriek wilt, red je het niet met alleen niveau 1 en 2. Dan heb je ook niveau 3 en 4 nodig en het hbo. Later is ook nog het vmbo erbij gekomen.”
Dat dropjes ongeschikt waren als eindproduct voor een leerfabriek in deze regio, kwamen de initiatiefnemers te weten van de voedingsmiddelenindustrie in de Gelderse vallei, ook wel foodvalley genoemd. Met het bedrijfsleven ontstond al direct contact. Heinz (soepen en sauzen), Friesland Foods (sappen en drankjes) en Campina (toetjes) zijn partner in de fabriek die in 2007 geopend werd. De productie startte in februari van dit jaar. De bedrijven leveren de werkmeesters, de onderwijsinstellingen de leermeesters.
De studenten op niveau 1 en 2 zijn nog spaarzaam te vinden in de fabriek, die een capaciteit heeft van zeventig leerlingen en studenten, vertelt directeur Bas Tomassen: “Zij kunnen aan de slag als verpakkingsmedewerker. Maar nu we nog in de opbouwfase zitten, zijn de mbo’ers nog voornamelijk van niveau 3 en 4, die meest in een soort groepsverband komen. Zij zijn samen met de hbo’ers de kwartiermakers.”
Oorspronkelijk was het een kale hal. Nu staat beneden een complete productielijn, een operatingroom, waarmee de hele voortgang van de productie via internet kan worden gevolgd, is in aanbouw en ontwikkeling. Beneden zijn ook kleedruimtes en toiletten, magazijn en een kleine kantine. Boven zijn leerruimten en is het kantoor van het managementteam. Alles gemaakt door studenten van de deelnemende onderwijsinstellingen. Behalve Roc A12 zijn dat de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, de Hogeschool Van Hall Larenstein en de vmbo-leerlingen van scholengemeenschap Het Streek.
Gratis koffie
De productielijn bestaat uit “armen- en benenmachines”, zegt Crielaard die met zijn elektronicastudenten hiervoor verantwoordelijk was. De apparaten en transportbanden doen automatisch wat anders met mensenarmen en -benen gedaan zou moeten worden: flesjes vullen, verplaatsen, etiketteren en in een doos zetten. Nu de boel draait, krijgen de studenten de opleiding tot medewerker van een technische dienst die bijvoorbeeld storingen moet oplossen. Inmiddels is de hele productielijn op schaal nagebouwd. “Dan kunnen we storingen veroorzaken zonder de productie stil te leggen, want storingen zijn heel leerzaam.”
Op een productiedag (woensdag voor vmbo, vrijdag voor mbo) zijn de studenten van half negen tot vijf aanwezig. Het werkrooster is bepalend voor de dagindeling: pauze neemt de mbo-groep van vandaag dus als de vulmachine automatisch staat te steriliseren en de studenten toch even niets kunnen doen. Logisch, vinden ze. “Het belangrijkste verschil met school is dat hier de koffie gratis is.”
Het afregelen van de productielijn heeft heel wat hoofdbrekens gekost, herinnert Crielaard zich. De flesjes kwamen niet op de juiste plaats op de band. Ook Robin Keizer, die vorig jaar samen met een hbo’er als afstudeeropdracht de productielijn uitwerkte, weet er nog alles van. Hij is nu, vers afgestudeerd, de productiemanager van de fabriek. “Een belangrijk deel van mijn werk is het vastleggen van het productieproces, op verschillende abstractieniveaus, zodat de medewerkers stapje voor stapje het hele proces in delen kunnen nalezen.”
Elke draaidag komen er 1500 flesjes met het felrode energiedrankje Boost your body klaar voor distributie. Vooral scholen zijn voorlopig de afnemers. En ook organisatoren van evenementen en sponsoren. Directeur Tomassen laat bijvoorbeeld een flesje zien met het etiket van de Rabobank. De bank had voor een bedrijfsevenement het drankje besteld en wilde het liefst eigen etiketten.
Guido Isselman, derdejaars economiestudent van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, is als commercieel manager medeverantwoordelijk voor de afzetmogelijkheden. Hij begeleidt ook mbo’ers die in gesprek moeten met potentiële afnemers. “Best moeilijk, want ik heb het wel meegemaakt dat zo’n jongen dan helemaal niets zei.”
Nuttig
Numeriek vormen de hbo-studenten een minderheid onder de zeventig lerende werkers. Bovendien komen zij vaker voor een losse klus die door één persoon gedaan kan worden. Dat geeft goed de verhoudingen in het bedrijfsleven weer, vindt Heinz Evers van Van Hall Larenstein in Wageningen: “In een echte fabriek werken meestal ook meer vmbo’ers en mbo’ers dan hbo’ers.” Zijn studenten voedingsmiddelentechnologie hebben het sapje Boost your body ontwikkeld en zijn er meestal op de niet-draaidagen.
Hij vindt het werk in de sapfabriek heel nuttig voor studenten. “Een hele productie runnen is natuurlijk niet iets wat je als student bij een bedrijf mag doen als je er stage loopt.” Hij zegt te merken dat de studenten het werk soms veelgevraagd vinden. “De meesten zijn gewend één ding tegelijk te doen, maar nu wordt er van verschillende kanten aan ze getrokken. Ze hebben opdrachten van school en het werk in de fabriek, dat vinden zij frustrerend, maar ik denk dat het goed is dat ze meerdere dingen tegelijk leren doen.”
De onderwijsdoelstelling en productiedoelstelling zijn organisatorisch soms strijdig. “De sapfabriek wil een functie altijd bemenst hebben en het liefst door één persoon, want dat is natuurlijk het meest efficiënt. Maar als wij vijftien studenten in een groep hebben laten we de functie rouleren, je kunt geen veertien mensen alleen laten toekijken. Met de uiteindelijke organisatie zijn we nog aan het stoeien”, zegt Heinz die de sapfabriek doet naast zijn normale werk als coursemanager. “Het kost erg veel tijd, maar ik heb de investering er graag voor over, omdat ons onderwijs er beter van wordt.”
De sapfabriek kost ook Crielaard van Roc A12 veel tijd. “Het hele docententeam van elektronica, vijftien mensen, komt hier met studenten, maar iedereen kijkt mij aan als het woord sapfabriek valt.” En ook hij ontdekt soms pijnlijk dat de planningen van fabriek en roc strijdig zijn. Vandaag nog kwam hij speciaal naar de fabriek voor de begeleiding van vier studenten, blijken ze afwezig in de fabriek: ze zijn bij Friesland Foods voor een veiligheidstraining.
En Crielaard krijgt geen hbo-student elektronica los van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, terwijl hij die toch echt nodig heeft. “Ik probeer het nu bij de Hogeschool Utrecht.”
Volgend jaar stopt de subsidie van het Platform Beroepsonderwijs. Dat platform zorgt in deze beginfase voor 40 procent van de begroting, bedrijfsleven en onderwijsinstellingen betalen de rest. “Zo’n subsidie heeft een geweldige aanjaagfunctie, zonder waren we waarschijnlijk niet begonnen”, zegt Gronouwe van business development, “maar er is geen winstoogmerk.” Zij verwacht dat samenwerking met het bedrijfsleven en de ontwikkeling van andere drankjes voldoende zullen opbrengen.
Tomassen heeft nu al voorbeelden, waarbij zijn sapfabriek in vol bedrijf kan zijn voor een opdracht: een medische faculteit die een medicinaal drankje wil laten maken, een sapfabriek die een nieuw product wil uitproberen. “Uitbesteden aan ons is goedkoper dan een heel grote productielijn bij een bedrijf stilleggen voor zoiets.”
Stoppen lijkt Gronouwe uitgesloten. “Daarvoor zijn de ervaringen te goed. Zelf was ik bijvoorbeeld op 5 december in de fabriek. Een groepje studenten was al voor dag en dauw begonnen om op tijd te kunnen vertrekken. Ze moesten iets af hebben. Dat heb je op het roc nou nooit dat de studenten eerder beginnen om op tijd klaar te zijn.”
{kader 1}
Boost your body heet het rode drankje van de sapfabriek. ‘Een energiedrank met Q10’. Het werkt snel en is een echte dorstlesser voor tussendoor. Het bevat geconcentreerd vruchtensap in de smaak van red orange en raspberry (oftewel er is een vleugje bloedsinaasappel en framboos in verwerkt) klatert de website www.sapfabriek.nl. De verkoopprijs is één euro.
Veertigplussers vinden het drankje meestal te zoet, daarom is een nieuw drankje in ontwikkeling met een wat pittiger smaak. Daarin wordt in ieder geval de smaak van cranberry verwerkt. De naam is naar analogie met Boost your body voorlopig Boost your granny.
{kader 2}
Als student in de fabrieksdirectie
High potentials noemen ze de topstudenten aan de faculteit economie en management van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). Voor hen begon dit cursusjaar een speciaal leertraject in het derde en vierde studiejaar.
Guido Isselman is zo’n high potential, wat hij omschrijft als “iemand die ijveriger is en een stapje verder wil zetten dan de anderen.” Hij is derdejaars commerciële economie aan de HAN en tegelijkertijd de commercieel manager van de sapfabriek. Door deze functie is hij ook lid van het vierkoppige managementteam van de fabriek, zeg maar de directie, waarin is hij de enige student is.
Docent marketing Robert de Cloet heeft het traject voor high potentials opgezet voor vijf studierichtingen: commerciële economie, communicatie, rechten, logistiek en small business. Het is een duaal traject, waarbij de studenten drie dagen werken en twee dagen naar de hogeschool gaan.
Tijdens hun werktijd kunnen ze voor hun werkgever praktijksituaties analyseren en uitwerken, waarbij ze intensieve begeleiding krijgen van de HAN. “We koppelen één op één een mentor aan een student”, zegt De Cloet.
Voor de bedrijven is het voordeel dat ze twee jaar de tijd hebben een toptalent in te zetten én aan zich te binden: “Voor je het weet zitten ze anders bij de Shell.”
Voor de student is het voordeel dat ze na afstuderen meteen werkervaring hebben en sneller carrière kunnen maken. “Ze kunnen meteen in het middenmanagement beginnen.”