- blad nr 17
- 4-10-2008
- auteur A. Kersten
- Redactioneel
Roc’s kiezen voor de goedkope oplossing
Instructeurs op de stoel van docent
“Het probleem is vaak dat rollen niet helder genoeg worden omschreven. Een instructeur hoort alleen begeleidende taken te verrichten en voert lestaken uit onder begeleiding van een docent. In de praktijk moet hij vaak in eigen beheer lessen uitvoeren. Je kunt erop wachten tot hij zegt: Ik doe hetzelfde werk als een docent, dus ik wil ook hetzelfde betaald worden”, zegt Marcel Moekotte, docent Duits/Engels en lid van de medezeggenschapsraad bij het Roc van Twente.
“Roc’s hebben steeds meer de neiging vacatures in te vullen met instructeurs in plaats van docenten. Een instructeur is makkelijker inzetbaar qua werktijden en is goedkoper. Zo’n onderwijsassistent of instructeur wordt van acht tot vijf uur vol geroosterd. Als assistenten of instructeurs dan ook nog studenten gaan beoordelen, dan zet ik daar grote vraagtekens bij. Zulke geluiden hoor ik ook bij andere roc’s”, aldus Moekotte, tevens lid van de AOb-sectorraad.
Coen Free, bestuursvoorzitter van het Koning Willem I College in Den Bosch, schetst twee ontwikkelingen die het mbo hebben veranderd de afgelopen jaren. “Het onderwijs is geëxtensiveerd, veel leerprocessen zijn naar het bedrijfsleven gegaan. En daarnaast zie je dat met nieuwe didactische inzichten het klassikale onderwijs is teruggedrongen. Gevolg is dat de docent verder is komen af te staan van het oude primaire proces. Je kunt de vraag stellen of we daarin niet zijn doorgeslagen. Ja, is mijn antwoord dan.”
Free publiceerde onlangs een veelbesproken manifest waarin hij schetst hoe het roer om moet. Het mbo zit nog altijd met een erfenis sinds de vorming van de roc’s, “toen heel veel verschillende zaken, van vormingswerk tot hoogwaardig mbo, in één systeem werden gedwongen”. Functiedifferentiatie is inmiddels gemeengoed in het mbo, waarbij instructietaken en begeleiding door lager betaalde ondersteuners worden overgenomen. “Ik denk dat we ook in die functiedifferentiatie te ver zijn doorgeschoten. De differentiatie wordt vaak niet ingegeven door een hogere kwaliteit van het onderwijs, maar door een bezuiniging op de loonkosten”, zegt Free.
Personele kosten
Terwijl het aantal leerlingen stijgt, is het aandeel onderwijzend personeel in de personele kosten afgenomen, zeggen cijfers in de Mbo Benchmark 2007. Van 71,6 procent in 2006 naar 67,5 procent in 2007. Maar pas op: die 67,5 procent bestaat niet alleen uit docenten, maar ook uit instructeurs, onderwijsassistenten en beroepspraktijkvormingbegeleiders. Sommige roc’s splitsen wel keurig de cijfers uit. Een brochure van het Roc van Twente met cijfers over 2007 heeft de verhoudingen uitgedrukt in voltijdbanen (fte): docenten 60 procent, instructeurs, onderwijsassistenten en lesassistenten ruim 6 procent, ondersteunend personeel een kleine 34 procent. In de praktijk bestaan er flinke verschillen tussen roc’s.
De personeelskosten per fte zijn volgens landelijke statistieken in het beroepsonderwijs marginaal gedaald. ‘Het uitblijven van een stijging valt op omdat de salarissen wel zijn gestegen’, aldus de benchmark. Ze hebben het niet onderzocht, maar in een voorzichtige poging tot duiding merken de schrijvers op: ‘De oorzaak is mogelijk het vertrekken van relatief veel oudere docenten of het aannemen van personeel in lagere salarisschalen.’
Bert Imminga, AOb-hoofdbestuurder bve, komen geregeld bezorgde geluiden ter ore. “Op zich is er niets tegen de inzet van instructeurs”, benadrukt hij, “als het past binnen het onderwijsprogramma en is afgestemd met docenten. Die zijn verantwoordelijk voor de onderwijskwaliteit; professionele docenten eisen die verantwoordelijkheid ook op. Elke instructeur behoort te werken onder verantwoordelijkheid van een docent en zowel management als docenten moeten dit principe bewaken.”
Imminga pleit vooral voor meer overleg tussen management en docenten. “Het gaat om de besturingsfilosofie en daarmee bedoel ik: de inzet van instructeurs stem je af op het onderwijsprogramma en de kwaliteit van het onderwijs. En wie kunnen dat bepalen? Dat zijn docenten. Managers kunnen dat niet zomaar.”
“Omgekeerd voelen instructeurs zich soms ook opgezadeld met verantwoordelijkheden waarvoor ze niet zijn opgeleid. Dat ze de verantwoordelijkheid hebben over een hele les terwijl de docent vol zit met andere taken en dus geen tijd heeft voor begeleiding. Zowel de betrokken leidinggevende als de docent mag daarop worden aangesproken”, aldus Imminga.
Klinkende munt
Bestuursvoorzitter Free van het Koning Willem I College kiest zijn woorden bewust als hij pleit voor het “herwaarderen” van het leraarschap. “Ik noem het een herwaardering voor de docent, en dat doe ik niet zomaar. Functiedifferentie of niet, de kwaliteit van het onderwijs wordt bepaald door de interactie tussen docent en leerling. Een docent die bij ons binnenkomt heeft een bevoegdheid, maar het gaat erom dat men zijn vakinhoudelijke en didactische bagage blijft ontwikkelen. Denk een beetje aan het idee van de oude hoofdacte. Hoe meer diploma’s, hoe meer waardering.”
Op het Koning Willem I College zijn er volgens Free vier schalen beschikbaar voor docentfuncties: 10 tot en met 13. “In het kort: schaal 11 is voor de docent met een aantal aanwijsbare extra pedagogisch-didactische kwalificaties. Schaal 12 is voor een docent die een professional master heeft gehaald. Schaal 13, een managerschaal, is voor een docent met een academic master. Ambities en kwaliteiten worden zo in klinkende munt gewaardeerd. Men hoeft niet meer een schaal tot het einde toe te doorlopen.”
Free zegt dat hij af wil van het systeem dat een doorgroeiende docent steeds meer tijd met niet-onderwijsgerelateerde taken in het managementkantoor doorbrengt. “Een goede docent hoort in de klas, niet erbuiten.”
Onder druk
Frans van der Vlugt werkt bij de educatietak van het Rotterdamse Zadkine. De taak van een docent is heel complex geworden, zegt hij. “Je kunt best aan functiedifferentiatie doen en sommige taken bij een docent weghalen. Maar er moet goed over worden nagedacht welke taken dat zijn. Wat mij betreft komen extra functies zoals die van instructeurs boven op de formatie en niet in plaats ervan. Als het aantal leerlingen toeneemt en het onderwijs complexer en intensiever wordt, waarom moet je dat dan met hetzelfde budget doen?”
Toch ziet Van der Vlugt nog niet direct grote zakken geld uit Den Haag komen. “Het miljard van Plasterk is maar een begin, hebben we allemaal gezegd. Maar ik ben wel een beetje bang dat de politiek denkt: nu is het wel eventjes genoeg. Als ik kijk naar de verwachte uitstroom in het mbo van docenten die met pensioen gaan, dan zal het heel veel moeite kosten om dat op te vangen door kwalitatief even goede docenten. Ik ben bang dat de kwaliteit van het onderwijs onder druk komt te staan.”
{kader met foto}
Thuis in het vak
Kemal Altun (35) werkt fulltime als instructeur bij de afdeling Horeca, toerisme en recreatie van het Roc van Twente. Dit is zijn derde jaar. “’s Morgens geef ik lesinstructie, ’s middags ben ik aanwezig in het open leercentrum. Dat is een ruimte met computers waar leerlingen aan hun opdrachten kunnen werken. Ik zie er onder andere op toe dat ze de pc’s gebruiken waarvoor ze bedoeld zijn, en niet op Hyves zitten. Ik ben daar heel duidelijk en strikt in. Als ze mijn gezicht zien verschijnen, weten ze al dat er niet gerommeld wordt.”
Altun heeft een ict-achtergrond. Voordat hij bij het Roc van Twente aan de slag ging, legde hij namens een bedrijf computernetwerken aan. Veel van de klanten waren basisscholen. Nu geeft hij de ochtenden computerlesinstructie, waarbij hij leerlingen opdrachten laat uitvoeren. Hij noemt een voorbeeld over koks in opleiding die leren met een spreadsheetprogramma te werken. “Ze moeten de kosten van een aardappelsalade uitrekenen met Excel. Een kilo aardappelen kost zoveel, we hebben er zoveel nodig, en dan moeten ze de berekening uitvoeren met het programma.”
Leerlingen begeleiden en opdrachten bedenken, gaan hem goed af. “Ik ben thuis in het vak, dus ik weet de antwoorden natuurlijk. Bij het maken van toetsen heb ik ook een inhoudelijke inbreng. Maar ik leg het wel even voor aan de desbetreffende docent.” Bij de lesinstructie die hij ’s morgens verzorgt, is de verantwoordelijke docent niet steeds aanwezig. “Hij loopt af en toe langs om te kijken of er vragen zijn. De samenwerking met docenten verloopt goed.”
Altun geeft zijn baan een dikke 9, zegt hij. “Ik vind dit hartstikke leuk werk.” Dat wil niet zeggen dat hij geen ambities heeft. Een instructeur wordt niet als leraar betaald. “Ik zou nog wel een keertje leraar willen worden. En daarna misschien nog iets in een leidende functie. Ik wil dan wel een extra opleiding volgen. Maar ik heb begrepen dat dat er voorlopig nog niet inzit.”