• blad nr 17
  • 4-10-2008
  • auteur T. van Haperen 
  • Redactioneel

Het beleid van minister Plasterk lijkt succesvol, maar: 

Opleidingsniveau daalt vrolijk verder

Er moeten niet alleen meer, maar ook vakinhoudelijk betere leraren komen in het voortgezet onderwijs. Precies daarom maakt minister Ronald Plasterk budget vrij. De opdracht ‘red de kenniseconomie’ legt hij neer bij de lerarenopleidingen. Maar hogescholen monopoliseren de opleidingsmarkt. Zij trekken de gelden naar zich toe en de universiteiten hebben het nakijken. Academici voor de klas, het blijft een illusie.

In 2006 maakt het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) in Wie werken in het onderwijs van een onderbuikgevoel een feit; het opleidingsniveau van nieuwe leraren is lager dan dat van oude. Vrij snel daarna bevestigt de Onderwijsraad deze constatering in een advies aan de Tweede Kamer: niet alleen zijn er te weinig leraren, ook de gemiddelde kwaliteit daalt. In maart 2007 houdt hoogleraar Frits van Oostrom, op dat moment voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, de Kohnstamlezing en kenmerkt het hedendaags onderwijspersoneel als ‘dunne leraren met dikke schoolboeken’. Een commissie onder leiding van Alexander Rinnooy Kan onderzoekt op dat moment de arbeidsmarktpositie van onderwijsgevenden en opent een paar maanden later haar rapport Leerkracht met een dramatische zin: ‘Nederland staat voor een kwantitatief tekort aan kwalitatief goede leraren.’
Vanaf dan is het duidelijk; inhoudelijk sterke leraren zijn gewenst en de behoefte aan academici voor de klas groeit. Minister Ronald Plasterk zet dit signaal om in het Actieplan Leerkracht, dat uitmondt in een convenant met werknemers en werkgevers. Hierdoor krijgen eerstegraders op termijn zicht op een betere beloning, wat zittende leraren met een tweedegraads bevoegdheid uitnodigt tot studie en ontwikkeling. Werkgevers zijn middels quota gedwongen hieraan mee te werken. De zogenaamde functiemix verplicht schoolleiders tot een minimum aantal LC en LD functies. Voor de financiering van de studie van leraren ligt ook nog eens een beurzenfonds klaar. Maar zoals gebruikelijk bij het Nederlands onderwijsbeleid zullen ook deze keer de resultaten tegengesteld zijn aan de bedoelingen. Leerlingen krijgen straks geen les van hoog geschoolde leraren.

Schijn bedriegt
Toch lijkt het beleid van de minister op het eerste gezicht succesvol. Er is een lerarentekort, het aantal onbevoegden voor de klas stijgt en kijk, als een deus ex machina is daar de grote sprong voorwaarts; het gaat goed met de lerarenopleidingen. Zo neemt het aantal aanmeldingen aan de hogescholen toe tot bijna 6700 studenten, tegen 5738 het vorig jaar. Dat is na een periode van krimp een spectaculaire stijging van 17 procent*. Wat niet in de kranten staat is dat tegelijkertijd zich op de universitaire lerarenopleidingen een drama afspeelt. Sinds 2005 daalt het aantal ingeschreven studenten. Het aantal dat de opleiding met een diploma verlaat ligt al jaren op een schamele zeshonderd**. Een aanzienlijk deel daarvan kiest na verloop van tijd voor een baan buiten het onderwijs. Daarmee is de eerste zeperd binnen. De uitstroom van oudere academici is enorm, de instroom een druppel op een gloeiende plaat.
Hoewel, misschien brengt de studiebeurs van het Convenant leerkracht uitkomst? En ja, weer zijn de berichten in beginsel positief. Het aantal aanmeldingen overschrijdt elke verwachting. Zittende leraren gaan aan de studie. Maar ook hier is wat je ziet, niet wat je krijgt.
Leraren met een tweedegraads bevoegdheid willen een eerstegraads, omdat die dankzij de functiemix een salarisverhoging van duizend euro per maand in het vooruitzicht stelt. Die eerstegraads bevoegdheid kunnen ze aan een hogeschool of aan een universiteit halen. De bevoegdheid mag gelijk zijn, de opleidingen zijn dat niet. Toegang tot de universitaire lerarenopleiding is enkel mogelijk met een universitaire vakmaster. Voor hogeschoolbachelors - de tweedegraders - betekent dat minimaal twee jaar vakinhoudelijk keihard studeren om enkel en alleen aan de eerstegraads opleiding te mogen beginnen. Omdat dit naast het werk moet, en de tentamens streng selecteren op kennis, is de kans op falen groot. Vandaar dat zij unaniem kiezen voor een hogeschooltraject. Dat staat voor één keer in de week laat in de middag een bezoek aan de opleiding. Ondertussen blijven lestaak en inkomen wat ze waren en neemt de studiebeurs de financiële risico’s weg.
Het maatschappelijk rendement van het Convenant leerkracht is dankzij de dominantie van dit opleidingstraject negatief. Want hoe komt het toch dat hogeschoolopleidingen het ineens zo goed doen? De studenten geven zelf het antwoord in de Hbo-monitor; de lerarenopleiding is erg makkelijk!

Eindeloze guerrilla
Hoe ik dit allemaal weet? Het Plasterkparadijs bestaat al! Mijn werkgever Ons Middelbaar Onderwijs geeft eerstegraads leraren in de bovenbouw havo/vwo een LD functie en betaalt mee aan de opleiding. In het vierde jaar van de studie verdient een hogeschoolstagiair de helft van een fulltime instapsalaris. Daarvoor geeft hij zeven lessen per week. Een voorbeeld gebaseerd op mijn ervaring als stagebegeleider. Een leraar in opleiding vervult een kleine vacature. Lesgeven gaat moeizaam, want hij schiet vakinhoudelijk tekort. Maar ook ambachtelijk is het behelpen. Controlevragen stellen, aandacht krijgen aan het begin van de les, terugkijken aan het eind, het is hem niet geleerd. Streng optreden durft hij best, maar leerlingen vervelen zich en de eindeloze guerrilla is een feit. Dit falen staat een tweedegraads bevoegdheid niet in de weg. Sterker, momenteel geeft deze dunne leraar met dikke boeken les in het eerstegraads gebied, studeert voor zijn hogeschoolmaster en claimt straks een LD functie. De gangbare wetenschappelijke Engelstalige handboeken zal hij nooit lezen. Voor universitaire propedeusetentamens in zijn vakgebied scoort hij gegarandeerd een onvoldoende en bij de universitaire bachelortentamens heeft hij geen idee waar het over gaat. Toch wordt hij straks betaald als een universitaire master.
Deze jonge leraar valt weinig te verwijten. Kwalijk is wel dat niemand hem een strobreed in de weg legt. Sterker, schoolleiders werken hier aan mee. Zij zien dit als een extra mogelijkheid tot binding van personeel. Onder de jonge leraren rekruteren ze eerst het reservemanagement en the best of the rest mag het hogeschool mastertraject volgen. Het kost niks, want de overheid betaalt de beurs en de functiemix doet de rest. Voor de toekenning van de eerstegraadsuren geldt het adagium ‘eigen volk eerst’, de salarisverhoging gaat naar de in company opgeleide hogeschoolmasters en academici van buiten mogen met de pet in de hand achter aansluiten.
Voor de hogescholen betekent de constructie eveneens winst. De groeiende instroom van studenten vergroot het budget, versterkt de positie en maakt immuun voor kritische vragen. Is er misschien sprake van vakinhoudelijke verloedering? Verschuift de aandacht naar pedagogiek en onderwijskunde? Nee hoor, dit is een keuze, leraar is het vak en niet de inhoud! Daarom verzorgen ervaren (ex) docenten het onderwijs, zij delen hun expertise met beginners. Maar dan is de ontwikkeling van een vakinhoudelijk curriculum voor een master toch lastig? Onzin! Hogescholen doen onderzoek, hebben lectoren! Maar die hebben toch geen vakinhoudelijke opdracht? Nee inderdaad, hogescholen doen het anders. Werken keihard. Hebben een strenge accreditatie.
De macht van de getallen maakt het karwei af. Universiteiten stoppen op termijn met het opleiden van leraren, de kosten per afgestudeerde liggen te hoog. Tilburg en Rotterdam hebben deze keuze al gemaakt, met telkens dezelfde argumenten. Het geld is voor de wetenschap, leraar is een beroep en daarom hoort de opleiding bij de hogescholen. Het plan van het ministerie om academici de mogelijkheid te bieden een tweedegraads bevoegdheid te halen in de bachelorfase is dan ook grenzeloos naïef. Geen universiteit houdt een opleiding overeind voor een handvol idealistische studenten die een paar jaar in het vmbo les gaat geven. Waarom zou ze ook? Tegelijkertijd leveren hogescholen hordes geschikte leraren voor dit werk af. Het is deze omgeving die de universitair geschoolde leraar vermorzelt.

Kansloos
De hamvraag luidt; is dit erg? Oud-leraar en columnist Rob Knoppert verwoordt het in NRC Handelsblad zo: ‘Nu kan een matige havist na zijn tweedegraads opleiding in twee jaar in deeltijd zijn eerstegraads bevoegdheid halen. Dat levert een lichtgewicht op vergeleken met een vwo’er met een universitaire master plus onderwijsbevoegdheid.’ Onderzoeker van het Sociaal en Cultureel Planbureau Ria Vogels voegt daaraan toe: ‘Als havo’ers en vwo’ers geen universitair geschoolde leraren meer voor hun neus hebben, zullen ze minder worden gestimuleerd om zelf naar de universiteit te gaan.’ De echte maatschappelijke schade zit echter dieper. Neem het Finse onderwijs. Volgens een artikel uit The economist komt het succes daarvan volledig voor rekening van competitief opgeleide academici die kiezen voor een carrière voor de klas. Docenten met plezier in de omgang met kennis, presteren namelijk beter.
Ton Duif, de voorzitter van de Algemene Vereniging van Schoolleiders, ziet het gebrek aan dit soort mensen in het basisonderwijs. Zijn oplossing op zijn weblog? Sluit alle pabo’s! Voor de opleiding tot leraar voortgezet onderwijs valt de strategie ‘bombarderen en opnieuw beginnen’ eveneens te verkiezen. Eerst een vak leren en daarna docent worden, voor alle partijen betekent dat vooruitgang.
Maar ook binnen de bestaande kaders is volop ruimte voor verbetering. Laat om te beginnen de anachronistische bevoegdhedenregeling los. Wat nou eerste en tweede graad? De leraar van vandaag heeft een hbo-bachelor, een hbo-master of een wo-master. De commissie-Rinnooy Kan kiest in het rapport Leerkracht op basis van deze realiteit voor een beloningsstelsel waarin een wo-master op zijn top vierhonderd euro per maand meer verdient dan een hbo-master. Deze prikkel tot verdere vakinhoudelijke ontwikkeling verdient inbedding in de schoolcultuur. De functiemix vraagt bovendien om een aanvulling in de vorm van een opleidingsmix: elke havo/vwo-afdeling heeft een minimumpercentage academici. En dan de hogescholen. De taal- en rekentoets lijken op de pabo’s te werken. Een landelijke examinering van de vakinhoud op tweedegraadsopleidingen is een logische uitwerking van dit succes. Hogeschoolmasters kunnen hun vakinhoudelijke tekorten wegwerken met inkoop van onderwijs bij universiteiten.
Opties genoeg, maar ze worden geen van allen gelicht. Schoolleiders, zittend personeel en hogescholen hebben baat bij de status-quo. Deze consensus is het zand in de ogen van de minister. Hij denkt met het Convenant leerkracht het paradijs van de eruditie te herwinnen. In werkelijkheid daalt het opleidingsniveau van leraren echter vrolijk verder. Daardoor is het onderwijs over tien jaar als de Nederlandse voetbalclubs in de Europese competities; kansloos voor de eindoverwinning. Een doodziek segment van de arbeidsmarkt revitaliseren vraagt meer dan na eindeloos overleg met de elites voorzichtig wat budget vrijmaken.

{noten}
*)Zie Elsevier van 20 augustus 2008. Ter relativering, op www.aob.nl/i.aspx?p=nws&a=7108 zijn de cijfers net iets anders, maar oogt de trend eender.
**)De Vereniging van Universiteiten (VSNU) berekent het aantal ingeschreven studenten tot en met 2007. De uitstroom van zeshonderd komt uit de nota Werken in het onderwijs van het ministerie. De VSNU heeft de aanmeldingen voor dit jaar nog niet. Mijn schatting op basis van rond bellen komt niet verder dan vijfhonderd studenten voor de eenjarige master die de eerstegraads bevoegdheid geeft.

Ton van Haperen (1959) is drie dagen per week leraar economie aan het Rythovius College in Eersel. Dit doet hij al ruim twintig jaar. De andere twee dagen is hij werkzaam bij de Erasmus Universiteit als vakdidacticus algemene economie. Elke twee weken schrijft hij een column voor het Onderwijsblad. Vorig jaar kwam zijn boek De ondergang van de Nederlandse leraar uit. In dat boek spaart hij niemand: niet politici, bestuurders, belangengroepen of leerkrachten. Van Haperen schuwt het debat niet.
Reageren op dit stuk? Dat kan. Mail naar onderwijsblad@aob.nl

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.