- blad nr 15
- 6-9-2008
- auteur G. van der Mee
- Redactioneel
De kinderen zijn op
Na jaren van ontkenning dringt de realiteit zich nu overal in Limburg keihard op. Er zijn steeds minder leerlingen en dat wordt in de toekomst alleen maar erger. “Het is een rare situatie om mee te maken”, zegt Adri Rooijakkers, directeur van openbare basisschool de Tovercirkel in Heerlen. “Er wordt jaren over gepraat en dan opeens is het zover. Dan vraag je je opeens af: waar zijn de kindertjes?”
Tot in de verre toekomst – 2040 - wordt het aantal leerlingen alleen maar minder. Niet alleen worden er steeds minder geboren, jongeren trekken weg en de rest van de bevolking vergrijst snel. De provincie Limburg publiceerde onlangs een rapport met een onderzoek naar de gevolgen van de krimpende bevolking voor het onderwijs. De cijfers liegen er niet om. In Limburg is het aantal leerlingen in het primair onderwijs de afgelopen tien jaar gedaald met 13 duizend. Maar het ergste moet nog komen, volgens de jongste ramingen neemt het aantal leerlingen tussen 2007 en 2025 met 23 duizend af, dat is bijna een kwart van het totaal. Datzelfde geldt voor het voortgezet onderwijs en het beroepsonderwijs (zie kader op pagina ..).
Rooijakkers merkte voor het eerst dat er iets veranderde toen overal in de wijken de posten van het Groene Kruis verdwenen. “Dat waren de consultatiebureaus, dus dat was een teken aan de wand. Wij bevinden ons eigenlijk in een unieke situatie, normaal denk je in termen van groei, nu moeten we onze denkwijze richten op krimp. In Heerlen gaat het nu zo hard dat er bij wijze van spreken ieder jaar een hele basisschool verdwijnt. Er zakken er steeds meer door het ijs: scholen met veertig, vijftig leerlingen, terwijl de opheffingsnorm hier 180 is.” Wat er nu in Limburg gebeurt kan volgens hem als een ‘proeftuin’ gezien worden. Hetzelfde dreigt immers te gebeuren in andere delen van het land zoals in Friesland, Groningen, Brabant en Zeeland. “Iedereen heeft oplossingen, maar er is nog geen gezamenlijke aanpak.”
Gevaar
“Het gevaar van krimp is dat het ten koste kan gaan van de kwaliteit van het onderwijs”, zegt Paul Jungbluth. Sinds december 2007 leidt hij het nieuwe Limburgse onderwijsachterstandencentrum Sjoans - vertaald: kans. Het voormalige Kamerlid van GroenLinks werd vooral bekend als de Nijmeegse onderzoeker die opkwam voor het witte achterstandskind. “Krimp is geen achterstandsfactor, maar het kan als organisatorisch probleem alles verpesten.” Sjoans is opgericht door de Universiteit Maastricht samen met de Hogeschool Zuyd. “Juist nu er meer geld beschikbaar is uit Den Haag voor witte achterstandsleerlingen, die je ook veel in Limburg vindt, dreigt bijvoorbeeld het zorgbudget te worden besteed aan de krimp. En ander voorbeeld zijn de achterstandsgelden. Door de daling van het aantal leerlingen moeten scholen fuseren. Een klein schooltje met achterstandsleerlingen wordt bij een grotere school gevoegd. Daardoor wordt de drempel van 6 procent, die nodig is om achterstandsgeld te krijgen, niet meer gehaald. Friesland heeft al geprotesteerd tegen de drempel, maar Limburg nog niet. Jungbluth ziet dat scholen vechten om de kansrijke leerling, ze maken bijvoorbeeld reclame voor een klasje hoogbegaafden. “Toch is het gevecht om de kansrijke leerling eindig. De vraag is namelijk of de krimp bij alle bevolkingsgroepen hetzelfde is. Wie trekken er weg?”
Het is niet onderzocht, maar hij vermoedt dat krimp ‘sociaal selectief’ is: de talentvollen trekken weg of krijgen minder kinderen. Dat betekent een oververtegenwoordiging van kansarmen. Sjoans is dus op het juiste moment van start gegaan, want Jungbluth is ervan overtuigd dat er veel talent schuilt onder de huidige achterstandsleerlingen. In Limburg is een wereld te winnen, daarom doet hij onderzoek naar de aard van de achterstanden, zoals de rol die het dialect speelt.
Jungbluth is ook blij met de start van een pilot voor voor- en vroegschoolse educatie. Tegelijkertijd vreest hij de gevolgen van de krimp. “Dat er bijvoorbeeld hele kleine schooltjes in stand worden gehouden, waar meerdere groepen in één klas zitten. Niet iedere leerkracht kan differentiëren. Een leerling zit soms drie jaar lang bij dezelfde leerkracht, dat is niet per se een pretje. Ik vind daarom dat je goed moet nadenken over het in stand houden van kleine scholen en wat dat voor gevolg heeft voor de kwaliteit van het onderwijs. Voorlopig moet ik vaststellen dat scholen nog steeds zoveel mogelijk vasthouden aan wat ze hebben. Vanwege de lumpsumfinanciering is de verleiding groot om het zorgbudget te gebruiken om de formatie te redden. Kinderen nog een jaartje in groep 2 laten zitten, is ook een middel om het aantal leerlingen omhoog te drijven. Niet bewust misschien, maar er is toch een soort drift om de school overeind te houden.” Jungbluth vindt dat besturen zich goed moeten realiseren waar krimp allemaal toe kan verleiden. “En dan zorgt het ook nog eens voor veel stress en onzekerheid.” Hij verbaast zich erover dat er niet allang een soort denktank van mensen uit het onderwijsveld bezig is met creatieve ideeën. “Er zijn al wel ideeën, maar dat zijn dan toch vaak alleen financiële compromissen tussen besturen en gemeentes. De vraag is ook hoe je er in slaagt om talentvolle onderwijsmensen vast te houden, want bij ontslagdreiging stappen die misschien het eerst op. Ik denk dat mensen wel blijven als ze het gevoel hebben met iets belangrijks bezig te zijn, je moet ze bij elkaar brengen. Er zijn veel talentvolle solisten in het Limburgse onderwijsland, dat moet één orkest worden.”
Lasten
Alle krimpscholen hebben last van zogeheten ‘remanenzkosten’ (Jungbluth: “Dat woord komt uit Duitsland”). Ondanks de daling van de leerlingen blijven de kosten vrijwel gelijk, terwijl de inkomsten gestaag afnemen. Rooijakkers heeft nu lege lokalen in zijn gebouw, maar hij moet toch het hele gebouw onderhouden. “Je kunt ook moeilijk een half gebouw verwarmen.” Zo zijn er nog meer onkostenposten die gelijk blijven. Volgens het rapport van de provincie hebben de schoolbesturen in Zuid-Limburg momenteel nog voldoende reserves om dit op te vangen. Gevreesd wordt echter dat de kosten van de toekomstige leerlingendaling door hen niet meer op te brengen zijn. Momenteel spenderen gemeenten minder geld aan onderwijshuisvesting dan ze uit het gemeentefonds krijgen. Dat zal drastisch moeten veranderen gezien de problemen van leegstaande, nog niet afgeschreven gebouwen en de investeringen in nieuwe gebouwen die nodig zijn. Alle oplossingen om ondanks de krimp toch kwalitatief goed onderwijs te bieden, kosten geld. Vandaar dat er nu al geluiden zijn dat er vanuit Den Haag een ‘krimpinjectie’ moet komen.
Frens Lemeer is de directeur van openbare basisschool Elckerlyc in Maastricht. Trots geeft hij een rondleiding door zijn jenaplanschool. “De gemeente Maastricht heeft plannen om per wijk twee of drie scholen in één gebouw te huisvesten. Als een school het dan minder goed doet, kan dat beter opgevangen worden. Gemeentes moeten dan wel kostbare investeringen doen, want veel van de oude gebouwen, zoals mijn locatie, zijn officieel nog niet afgeschreven. Een ander idee is om in de dorpen alleen de onderbouw te verzorgen en de verschillende bovenbouwen van meerdere dorpen op één locatie te onderwijzen.” Zijn school ligt in een buitenwijk van Maastricht, 700 meter verderop is de Belgische grens. De migratie van leerlingen naar dit buurland is ook een factor waar Lemeer mee te maken heeft. “Vroeger was het alleen het voortgezet onderwijs, nu kiezen veel ouders van jonge kinderen ook voor België.” Hij ziet ouders de laatste jaren ook steeds sneller shoppen met hun kind. Wanneer het even niet goed gaat veranderen ze van school. “Voor sommige kinderen is dit hun vierde school, er is echt sprake van een zapgeneratie.”
Slachtoffer
In Limburg waren er altijd erg veel pabo’s, daar zorgde de katholieke kerk wel voor. Lemeer was daar in de jaren zeventig ook het slachtoffer van. “Er was toen geen werk, maar er waren wel zo’n 600, 700 mensen opgeleid. Ik ben toen in Zeeland les gaan geven.”
Toen Marieke Lommers (25) in 2001 aan de pabo in Venlo ging studeren leek haar toekomst ook verzekerd. “Ze zeiden dat er tekorten waren in het onderwijs, dus dat ik direct een baan kon krijgen.” Al in het laatste jaar van haar opleiding was ze daar niet meer zo zeker van. “Ik ben daarom direct daarna een opleiding speciaal onderwijs gaan doen, plus nog een deeltijdopleiding bewegingseducatie. Dan mocht ik namelijk wel gymles geven.” Ze heeft de afgelopen jaren veel werk gehad, maar altijd vervangingsbaantjes op contractbasis. Op een grote basisschool waar ze het afgelopen jaar naar ieders tevredenheid werkte, waren wel vacatures in het nieuwe schooljaar, maar haar aanstelling werd niet verlengd. “Er werden andere pas afgestudeerden aangenomen. Mijn collega’s waren heel verbaasd, maar ik denk dat het komt omdat ze mij dan een vaste aanstelling moesten geven. Ze zijn bang om verplichtingen aan te gaan, vanwege de krimp in de toekomst.” Ze probeert nu op andere manieren in het onderwijs aan de slag te komen, bijvoorbeeld opnieuw als vervanger, want echte vacatures zijn er niet. Ze denkt erover om ook in Vlaanderen te gaan solliciteren. Veel van haar vriendinnen waarmee ze indertijd afstudeerde, werken inmiddels elders. “Die zijn heel ander werk gaan doen, bijvoorbeeld in de horeca. Punt is dat mensen toch aan hun toekomst moeten denken, je kunt bijvoorbeeld als je gaat samenwonen geen hypotheek krijgen zonder werkgeversverklaring.” Ze komt uit een onderwijsfamilie, haar vader stond voor de klas, maar ook de moeder van haar vader. “Ik geef niet snel op, ik ben tenslotte jong, ervaren en enthousiast, maar als ik naar de statistieken kijk dan ziet het er somber uit. Het wordt nu echt zichtbaar dat er minder leerlingen zijn.” Het aantal studenten op de vijf pabo’s in Limburg is erg geslonken, het is onvermijdelijk dat er een paar moeten worden opgeheven.
De huidige situatie maakt mensen erg onzeker over hun baan. Directeur Rooijakkers vreest dat de huidige snelle krimp niet gelijk op zal gaan met de uittocht van mensen die met pensioen gaan. “Ik voorzie een bottleneck.” Zelf heeft hij in de afgelopen jaren ook een aantal talentvolle leerkrachten moeten uitzwaaien. “Wij zijn in vijf jaar tijd met honderd leerlingen gedaald. Dat heeft ons heel erg in de wielen gereden, dat we deze jonge mensen met frisse ideeën kwijtraakten. Dat zegt niets over het zittende team, maar je wilt toch niet alleen veertig- en vijftigplussers in je team hebben.”
{kader}
Daling aantal leerlingen in Limburg
In het primair onderwijs is het aantal leerlingen in Limburg tussen 1998 en 2007 al met 13 duizend gedaald. Tussen 2007 en 2025 zullen er nog eens 23 duizend leerlingen minder zijn (een daling van 24 procent). In de Westelijke Mijnstreek is de daling met 30 procent het grootst. In de meer noordelijke regio’s gaat het om 20 procent. De personeelsbehoefte neemt met zo’n 1400 fte’s af.
Het voortgezet onderwijs kromp sinds 2005 licht met zo’n tweehonderd leerlingen (3 procent). Tussen 2007 en 2025 wordt er een daling verwacht van 28 procent (17 duizend leerlingen). Ook hier zijn regionale verschillen. Parkstad gaat de grootste daling tegemoet met 35 procent. De personeelsbehoefte neemt af met 1400 fte’s.
In het mbo wordt tussen 2007 en 2025 een afname verwacht van 25 procent. Alleen in het hbo is er in de komende tien jaar sprake van een stijging. Daar zet de daling pas in 2020 in.
Deze gegevens komen uit het rapport Demografische voorsprong: Kwaliteitsslag onderwijs, dat is uitgegeven door de provincie Limburg. Het onderzoek is uitgevoerd door advies- en onderzoeksbureau APE en te downloaden op www.limburg.nl
{fotobijschrift}
@B1:In Bemelen staat de dorpsschool Koelebösch. De school is net weer voor drie jaar gered van de ondergang. Omdat er nog maar veertig leerlingen over zijn en de opheffingsnorm 67 is, heeft de gemeente bijgepast. Volgens directeur Wim van Wersch komt het allemaal doordat er in het Heuvelland geen betaalbare woningen meer gebouwd mogen worden, om het landschap te sparen. “Bij ons gaat de ontvolking twee keer zo hard. In andere dorpen staan ook heel veel scholen in de wacht. Dat komt omdat er alleen maar hele dure huizen zijn, villa’s voor rijke bejaarden. De oude kern van het dorp blijft, maar de jongeren vertrekken. De school heeft nu nog drie jaar uitstel gekregen, maar het is volgens Van Wersch niet meer vol te houden. “Jammer, want scholen zijn hét ontmoetingspunt van het dorp, naar het jaarlijkse feest kijkt iedereen uit.” Als de school nog maar met drie groepen kan draaien, dan vindt hij het onderwijskundig ook niet langer verantwoord. “Nu gaat het goed, maar in groep 7 zit er bijvoorbeeld maar één jongen tussen alle meiden.”