- blad nr 15
- 6-9-2008
- auteur L. Douma
- Redactioneel
Zij-instromers zijn blijvertjes
In het primair en voortgezet onderwijs werken tussen de vier- en vijfduizend zij-instromers. In het mbo komt 30 procent van de docenten uit het bedrijfsleven. Het Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt (SBO) liet onderzoeken of het fenomeen zij-instroom bevalt en aan belang kan winnen. Voor het onderzoek zijn interviews met (voormalige) zij-instromers en scholen gehouden. De uitkomsten zijn gepubliceerd in Het managen van verwachtingen.
De meeste zij-instromers zijn aangenomen tussen 2000 en 2005. Daarna verdween het lerarentekort tijdelijk en deden scholen nauwelijks nog een beroep op mensen van buitenaf. Scholen noemen als reden daarvoor het afschaffen van de subsidieregeling. Een drogreden, aldus het SBO, want de subsidie is opgenomen in de lumpsum. Er zou dus nog steeds geld beschikbaar moeten zijn voor het aanstellen van zij-instromers.
Scholen die dit in het verleden hebben gedaan, zijn tevreden. Datzelfde geldt voor de zij-instromers. Niet meer dan 10 procent van degenen die ooit de overstap maakten, is afgehaakt. Vaak gebeurt dat in het begin van hun nieuwe loopbaan, als zij het werk voor de klas moeten combineren met een opleiding. Overleven zij die moeilijke start, dan blijven ze meestal.
De begeleiding van de zij-instromers op de scholen hapert nogal eens. Daar waar personeelsbeleid wel veel aandacht krijgt, verloopt het zij-instromen beter. SBO-directeur Freddy Weima: “Scholen waarderen vooral de levenservaring en de gedrevenheid van de zij-instromer. Maar ze vinden wel dat de zij-instromer om een forse investering vraagt. Ze krijgen daarvoor een vergoeding, maar die lijkt ontoereikend te zijn. Om een sterkere impuls te geven aan de zij-instroom zou je dat extra kunnen financieren. Bijvoorbeeld door een lerarenbeurs te introduceren die geënt is op zij-instromers.”