• blad nr 10
  • 17-5-2008
  • auteur L. Douma 
  • Presteren en belonen

Prestatiebeloning in Israël 

De barman verdient meer dan de leraar

Het Israëlische onderwijs is een puinhoop. In internationale vergelijkingen keldert het niveau. De klassen puilen uit, aan leraren is een tekort. En wie wel voor het onderwijs kiest, gaat om de haverklap de straat op. Prestatiebeloning is de oplossing, roepen sommigen. “Een betere schrijver verkoopt meer boeken. Een betere fabrieksarbeider krijgt een bonus. Mensen zijn niet hetzelfde, dus moeten we leraren ook niet hetzelfde betalen.”

“Mijn zoon verdient als barman in een pub meer dan een leraar. Hij zou wel gek zijn docent te worden.” Aan het woord is Naomi Rifttin, hoofdbestuurder van de Israel Teachers Union. Als geschiedenisleraar heeft ze zich af en toe geschaamd voor haar schamele loon. “Nu, na twintig jaar, gaat het wel. Ik verdien nu ongeveer het gemiddelde Israëlische maandloon van 7000 shekel bruto (ruim 1200 euro, red.). Dat is geen vetpot, maar ik kom ervan rond. Voor een startende leraar is dat wel anders. Tot dit schooljaar verdiende die 3500 shekel.” Veel leraren hebben noodgedwongen een bijbaan.
In Israël gaat een leraar basis- of voortgezet onderwijs er elke twee à drie jaar in salaris op vooruit. Er zijn acht stappen, voor elke stap moet hij een aantal uren scholing hebben gevolgd. Een volledige werkweek telt zes werkdagen. Weinig vrije tijd dus. Daar staat tegenover dat elke leraar om de zes jaar een betaald sabbatical kan opnemen waarin hij zich – tevens betaald – kan bijscholen of opscholen. Leraren kunnen er ook voor kiezen deze sabbaticals te sparen om eerder met pensioen te gaan. De meesten doen het laatste.
Een andere unieke manier om het lage salaris te compenseren is dat er voor leraren speciale afspraken zijn gemaakt met bijvoorbeeld autobedrijven en aannemers. “Zij geven ons flinke kortingen”, vertelt Rifttin. “Deze afspraken hebben duizenden leraren aan een huis geholpen.”
Desondanks leidt het karige salaris tot veel onvrede. Een staking van een maand baart in Israël geen opzien meer. En dat komt de reputatie van het onderwijs niet ten goede - sowieso heeft het moeite mensen aan te trekken. Evenmin hebben de stakingen een gunstige uitwerking op het toch al gekelderde niveau. Ouders sturen hun kinderen massaal naar bijles, in de hoop er nog wat van te maken. Rifttin: “Wij hebben geen officieel privéonderwijs, maar er zijn ouders die gezamenlijk extra geld aan hun school geven om klassen kleiner te maken of extra docenten in te huren. Dat gebeurt op ruim 20 procent van de scholen. Ik vind dat geen goede ontwikkeling, maar ik zal eerlijk zijn: als ik het geld had, deed ik het ook.”
Studies van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) tonen aan dat het Israëlische onderwijsniveau dalende is. “Je kunt Israël niet vergelijken met Europese landen”, verklaart vakbondsbestuurder Rifttin. “De politieke situatie is hier erg instabiel. De laatste tien jaar hebben wij zeven onderwijsministers gehad die allemaal hun stempel op het beleid wilden drukken. Daarnaast hebben wij problemen met al die nationaliteiten die hier wonen. Een klas telt vijf leerlingen uit Ethiopië, vijf uit Koerdistan, vijf uit Rusland, vijf uit Israël. En dan nog twintig uit andere landen. Je kunt van ons niet dezelfde resultaten verwachten als van een Finse leerkracht.”
Maar de lat lager leggen is geen optie, betoogt Victor Lavy, als hoogleraar verbonden aan de universiteit van Jeruzalem en aan die van Londen. “De onderwijssalarissen hier zijn heel slecht”, beaamt hij. “Maar tegelijkertijd werken leraren hier niet erg hard. En het werk dat ze doen, doen ze niet al te best. Dat klinkt hard - dat weet ik - en ik heb het echt niet over iedereen, maar over de gemiddelde leraar kan gezegd worden dat hij zich niet keihard inzet.” Volgens Lavy zullen leraren er harder aan trekken als ze daarvoor extra beloond worden. “Een betere schrijver verkoopt meer boeken. Een betere fabrieksarbeider krijgt een bonus. We zijn niet hetzelfde, dus moeten we leraren ook niet hetzelfde betalen.”

Jaloezie
In 2001 was Lavy de drijvende kracht achter een pilot met individuele prestatiebeloning. Leraren Engels, Hebreeuws, Arabisch en wiskunde konden een bonus van maximaal 5000 euro krijgen als de cijfers van hun leerlingen significant omhoog gingen. Bij de pilot waren 49 scholen en 629 leraren van de klassen tien tot en met twaalf (voortgezet onderwijs) betrokken. Het experiment drie jaar duren. Maar al na een jaar trok het ministerie de stekker eruit. Lavy: “Er kwamen verkiezingen. Een nieuwe onderwijsminister trad aan. Zij schafte veel dingen af die de vorige regering had bedacht, waaronder dit experiment.” Toch was dat ene jaar volgens Lavy voldoende om veel te leren over prestatiebeloning in het onderwijs.
Van de 629 leraren die aan de pilot meededen, ontvingen 302 een prestatiebonus. “De cijfers voor wiskunde en Engels verbeterden met 15 tot 20 procent”, zegt Lavy. En ook op de andere vakken scoorden leerlingen beter. “Leraren die aan de pilot meededen, vertoonden meer inzet. Ze namen zwakke leerlingen vaker apart. Ze gaven hun leerlingen trainingen voor het examen. Ze pasten hun methoden aan en bereidden zichzelf beter voor op de lessen.” Israëlische examens worden extern nagekeken, zodat leraren geen invloed hadden op de scores van hun leerlingen en dus ook niet op hun eigen bonus.
Bij een analyse van een eerder experiment kwam Lavy tot dezelfde soort bevindingen. In 1995 was er een pilot met teambeloning in het voortgezet onderwijs. Verlaging van de uitval en verbetering van de leerprestaties waren het doel. In eerste instantie deden 62 scholen mee aan het experiment, later kwam daar nog een aantal bij. De gemiddelde score nam toe en het aantal voortijdige schoolverlaters daalde. De teams als geheel werden hiervoor beloond. “Maar dit experiment was duurder”, licht Lavy toe. “Per saldo stijgt de kwaliteit meer bij een individuele prestatiebeloning.”
Lavy heeft oog voor de bezwaren, maar werpt ze van zich. “Er zijn mensen die zeggen dat individuele prestatiebeloning de harmonie in scholen verstoort. Er ontstaat jaloezie en die komt de collegialiteit niet ten goede. Maar bedenk wel: in elke andere sector verdienen mensen verschillende salarissen. Het hoort erbij, net zoals jaloezie erbij hoort.”

Oorlog
“Als je wilt dat mensen harder werken, moet je ze belonen voor hun inzet, hun creativiteit”, vindt hoogleraar Lavy. “Ik betoog echt niet dat het hele salaris van leraren moet afhangen van de prestatie. In Israël mag het lerarensalaris wat mij betreft verdubbeld worden, maar voor een deel moet prestatie de bepalende factor zijn. En of dat nu 30 of 40 procent is, maakt mij niet uit.”
De hoogleraar verwacht dat ambitieuze studenten, die het onderwijs nu niet uitdagend genoeg vinden, voor lesgeven zullen kiezen als prestatiebeloning wordt ingevoerd. “Dat effect heb ik nog niet kunnen onderzoeken. Maar het is wel zo dat betere carrièremogelijkheden betere mensen aantrekken. De toekomst is aan prestatiebeloning.”
Toch zit het er niet in dat Israël een systeem van prestatiebeloning binnen de kortste keren gaat invoeren. Bondsbestuurder Rifttins blik verstrakt onmiddellijk als ze het woord hoort. Al moet ze toegeven dat ze Lavy’s experiment niet kent. “Prestatiebeloning zal de maatschappij verpesten. Als je samenhang wilt, solidariteit, als je naar gedeelde normen en waarden streeft, moet je het onderwijs collectief houden en de lonen ook.”

Op de bodem
Lavy deed drie jaar geleden nog een poging. “Het ministerie stelde een comité samen dat zich moest buigen over het onderwijssysteem. Ik was er lid van. Een van onze aanbevelingen was dat de salarissen van leraren omhoog moesten en dat in die verhoging een prestatiecomponent moest zitten. Het ministerie ging akkoord. Maar toen zakte minister-president Ariel Sharon weg in een coma. Zijn vervanger was sceptisch over onze aanbevelingen. Ook de bonden waren het niet met ons eens. Zij demonstreerden, staakten en wonnen.”
“Je moet weten dat er geen leraren of vakbondsafgevaardigden in dat comité zaten”, vertelt Rifttin. “Maar het stelde wel vast hoe hoog de salarissen moesten zijn en onder welke voorwaarden leraren moesten werken. Het gaf advies over het hele systeem, zonder ook maar één leraar iets te vragen. De twee onderwijsbonden verklaarden zich tegen het advies. En de meeste hoogleraren onderwijs ook. Stakingen en demonstraties door het hele land waren het gevolg. Het was oorlog. Uiteindelijk is het advies aangepast.”
Dit jaar zijn op 330 scholen veranderingen doorgevoerd waarin de onderwijsbonden zich wèl kunnen vinden. In vijf jaar tijd moet het hele onderwijs hervormd zijn. Een beginnende leerkracht gaat in het nieuwe systeem in één klap van een maandsalaris van 3500 shekel (ruim 600 euro) naar 5300 shekel (ruim 900 euro). Ook oudere leraren kunnen ervan profiteren. Het maximumsalaris in het nieuwe systeem is 15.000 shekel (ruim 2600 euro). Voorwaarde is dat de leraar promoveert. Tegenover de loonsverhoging staan een paar eisen: een leraar moet meer uren maken en parttime werken behoort niet langer tot de mogelijkheden.
“Veel leraren zijn niet helemaal tevreden”, weet Rifttin. “Mensen houden niet van veranderingen. Ik ben gewend om rond enen thuis te komen, een paar uurtjes te slapen en vervolgens thuis mijn lessen voor te bereiden. Dat moet nu op school gebeuren. Veel leraren vinden dat vervelend. Ik ook. Maar er moest iets veranderen: we waren op de bodem beland.”

{kader}



“De toekomst is aan prestatiebeloning”, zegt hoogleraar Victor Lavy. Volgens hem is de Israëlische pilot goed vertaalbaar naar het Nederlandse onderwijs. Hij wordt in die mening gesteund door het Centraal Planbureau.
In de publicatie Prestatieprikkels in het Nederlandse onderwijs schrijven CPB-onderzoekers: ‘Het experiment dat in Israël is uitgevoerd, laat overtuigend zien dat de prestaties van leerlingen verbeteren. Dit suggereert dat toepassing van individuele prestatiebeloning in Nederland veelbelovend kan zijn.’
Dat is een nogal pittige constatering op grond van een pilot die maar een jaar geduurd heeft.
CPB-onderzoeker Dinand Webbink: “Een jaar is uiteraard niet veel. In die tijd kun je bepaalde dingen niet waarnemen. Bijvoorbeeld of prestatiebeloning een verschuiving onder personeel tot gevolg heeft. Maar een experiment van een jaar zegt wel iets. De analyse van Lavy is tamelijk stevig.
“We hebben de aanbeveling gedaan om ook in Nederland tot experimenten met prestatiebeloning over te gaan. Niet alleen aan de hand van dit ene grondige experiment, maar ook omdat er in andere sectoren positieve effecten worden behaald met prestatiebeloning. Ik denk – net als Lavy – dat het de toekomst is, ook voor het onderwijs. In steeds meer sectoren wordt ermee gewerkt, ook hier bij het CPB. Ik ben eerlijk gezegd verbaasd dat er in het onderwijs zo weinig wordt gedaan met beoordelingen. Op scholen bestaat een voorkeur om iedereen gelijk te behandelen. Prestatiebeloning is een ingewikkeld instrument - dat is waar - maar Lavy heeft echt een stevig effect gemeten. Dat is voor ons voldoende reden om te zeggen dat wij in ons land ook met prestatiebeloning aan de slag moeten. Het moet dan wel om een extraatje gaan dat iets voorstelt. De kern bij zo’n experiment is dat je prestatie goed meet. Dat kun je aan de hand van leerlingvolgsystemen doen, maar ik zou ook andere componenten meenemen. Directeuren weten bijvoorbeeld echt wel welke leraren goed presteren en welke niet. Ook kunnen collega’s elkaar beoordelen.”

Dit bericht delen:

© 2025 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.