• blad nr 10
  • 17-5-2008
  • auteur A. van Voorthuijsen 
  • Redactioneel

Voorzitter geschillencommissie medezeggenschap Irene Asscher-Vonk 

Bij goede medezeggenschap heb je nooit een geschil

Ze noemt zichzelf een echte onderwijzeres. “Iets uitzoeken, iets vinden, dat uitleggen, kennis overdragen: dat is helemaal mijn afdeling.” Sinds begin dit jaar is Irene Asscher-Vonk voorzitter van de nieuwe Landelijke Commissie Geschillen WMS. Wie is de vrouw die alle geschillen over medezeggenschap de komende tijd onder ogen krijgt?

Ze heeft wel even getwijfeld, toen ze werd gevraagd om voorzitter van de geschillencommissie medezeggenschap te worden. Ze had het al zo druk. Sterker, Irene Asscher-Vonk (1944) rent zich rot, zegt ze zelf. Vaak reist ze in gezelschap van een knalrode Brompton-vouwfiets, waarmee ze vanaf een station naar de plaats van bestemming snelt.
Het antwoord werd toch ja, want het leek haar een mooie klus. “Ik vind het ontzettend leuk om met mensen te praten. In zo’n geschillencommissie praten ze via jou met elkaar. Je bent dienend bezig, probeert om het proces beter te laten verlopen. Dat vind ik prachtig.”
Daarvoor bijt ze graag even op de tanden: “Over anderhalf jaar ga ik met pensioen, dan heb ik natuurlijk meer tijd. Maar het diende zich nu aan. Ze zeiden natuurlijk dat het wel meeviel met de tijdsbelasting. Daar lijkt het niet op. Nou ja, ik werk hard en graag.”
Prof. mr. dr. Irene Asscher-Vonk heeft een indrukwekkende lijst van professionele bezigheden. Ze werkt fulltime als hoogleraar sociaal recht aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Is commissaris bij de KLM. Maakt deel uit van het Bisschoppelijk Scheidsgerecht (arbeidsconflicten tussen de kerk en bijvoorbeeld kosters) en zit in de Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst, voor conflicten tussen de overheid als werkgever en bonden van overheidspersoneel. Zelf voegt ze er graag een privé-activiteit aan toe: “Ik heb sinds een tijdje twee kleinkinderen.”

Hoogleraar met durf
NRC Handelsblad omschreef haar in een portret als een ‘onorthodoxe hoogleraar met durf’. Een beetje vanwege die vouwfiets natuurlijk, maar vooral vanwege haar karakter. Daarover zei ze in hetzelfde artikel: ‘Ik benader mensen graag positief. Omdat ik weet dat ik zelf beter functioneer als ik positief benaderd word.’
Wat is de overeenkomst tussen al die bezigheden en wat is er zo aantrekkelijk aan? “Op de universiteit ben ik toch vooral theoretisch bezig. Elke kans om met de praktijk in aanraking te komen, grijp ik aan.” Ze houdt zich graag bezig met mensen, en noemt het proces van kennis overdragen fascinerend. “Het onderwijsdeel van mijn werk vind ik erg leuk en boeiend. Kijken hoe je studenten er meer bij kunt betrekken, vernieuwingen doorvoeren. Privé heb ik het ook: ik ben nu twee keer grootmoeder en ben daar extatisch over. Ik kan niet wachten om kennis door te geven. Ze zijn acht maanden oud, ik ben ze nu al liedjes aan het leren.”
Het onderwijzen zit Asscher-Vonk in het bloed. Opa Vonk was bovenmeester. Haar vader was weliswaar musicus, maar de uitzondering in het gezin: zijn zussen stonden allemaal voor de klas.
Medezeggenschap heeft haar warme belangstelling. “In de bedrijven waar ik een commissariaat heb, zit ik vrijwel steeds op voordracht van de ondernemingsraad. Daar hoor je wat er werkelijk speelt. Medezeggenschap is iets van de werknemers, maar de hele organisatie profiteert ervan.”
In het onderwijs ligt het precies hetzelfde. “De MR is de plek waar je middelen aanreikt voor goed beleid. Waar je als leiding de dingen hoort die spelen op de werkvloer. Medezeggenschap is veel meer dan het uitoefenen van rechten en plichten. Als je goede medezeggenschap hebt, praat je niet alleen over waar je recht op hebt, maar over meer en dat draagt bij aan goed onderwijs. Natuurlijk moet je de rechten en plichten af en toe definiëren, piketpaaltjes slaan hoort erbij, net als in een relatie. Je moet elkaars positie kennen. Maar als de medezeggenschap goed is georganiseerd, kijk je nauwelijks naar de wet en heb je nooit een geschil. De geschillencommissie is dan alleen de stok achter de deur.”

Nette manier
De praktijk is natuurlijk anders, heeft Asscher-Vonk al gemerkt: “In zijn algemeenheid geldt denk ik: soms zijn partijen het best eens, maar moeten ze het van een ander horen. Soms kun je het aan je achterban niet verkopen als je toegeeft. Ik vind het belangrijk dat je als commissie probeert om de partijen verstaanbaar te maken. Door dingen te vragen als: Zie ik het goed dat u dit of dat bedoelt... Begrijp ik nu dat u… Hoor ik het goed als u zegt... Dat iemand niet denkt dat de baas hem een oen vindt, maar dat het erom gaat dat er echt niet meer geld is. Dan kun je een zaak wel verliezen, maar dat je your day in court hebt gehad, helpt soms echt. Soms heb je ergens geen recht op, maar helpt het wel als dat op een nette manier wordt uitgelegd.”
Asscher-Vonk kent de medezeggenschapspraktijk in het onderwijs niet goed, zegt ze eerlijk. “Maar de anderen in de commissie gelukkig wel.” De commissie is gevarieerd samengesteld, vindt ze. “Dat is belangrijk. Als commissie moet je zorgen dat er een klik is met de mensen die voor je staan, je moet eruit krijgen waar het om gaat. Daarom is het goed dat er verschillende types in zitten. Dat ze niet denken: Daar heb je dat gekke mens met die grijze stekeltjes, wat moet ik daarmee?”
Dat er nu één geschillencommissie is, lijkt haar een belangrijke stap voorwaarts: “Door de schaalvergroting krijg je meer eenheid, een betere voorspelbaarheid en meer gestroomlijnde jurisprudentie. Dat lijken me voordelen. Maar het zal voor iedereen erg wennen zijn. Het is toch een kwestie van het eigen nest moeten verlaten.”
Ze is er nieuwsgierig naar te ontdekken hoe belangrijk de denominaties zijn. “Het is bij deze nieuwe commissie natuurlijk belangrijk om te kijken of we nette uitspraken doen, maar je loopt ook de kans dat de conclusie is: jammer dat we die denominatieve commissies niet meer hebben.”
Een zaak bij een geschillencommissie medezeggenschap is iets bijzonders, vindt ze. De meeste juridische procedures spelen immers tussen mensen die al uit elkaar zijn, door bijvoorbeeld een scheiding of ontslag. Asscher-Vonk: “Dan hoef je niet meer met elkaar verder. Bij medezeggenschap ligt het anders. Daar moet je zorgen dat je met elkaar verder kunt. Je moet er als commissie dan ook voor zorgen dat degene die ongelijk krijgt, het goed begrijpt. Dat past wel bij me. Ik ben erg van het harmoniemodel.”

{kadertje}
Nieuwe commissie is sluitsteen

De Wet medezeggenschap op scholen (wms) vernieuwt naast de medezeggenschapsregels ook de procedures bij meningsverschillen en conflicten. De nieuwe commissie, die tien oude commissies vervangt, is het sluitstuk van de invoering van de wet. De soorten geschillen waarbij een beroep op de commissie mogelijk is, zijn gelijk gebleven.
De wms maakt de geschillenregeling volwassen: voortaan bestaat er voor alle uitspraken hoger beroep bij de ondernemingskamer van het gerechtshof in Amsterdam. Dat is ook de rechter waar elke MR of geleding naleving van de wet kan eisen. Een advocaat is verplicht in dit deel van het traject.

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.