- blad nr 10
- 17-5-2008
- auteur . Overige
- Column
Faalangst
Het is nu niet anders. Om wat voor reden dan ook maken leerlingen zich zorgen. De een heeft er verstandelijke argumenten voor. Die vallen niet weg te redeneren, want ze hebben gelijk, vinden ze zelf. Anderen beperken zich tot allerlei bezweringsrituelen om succes af te dwingen. Ook met hen valt niet te praten, want als iets niet baat, het schaadt ook niet, dus gaan ze er toch mee door.
Ook als ze het goed geleerd hebben en ook als ik ze verzeker dat ze het makkelijk aankunnen, het maakt niet uit. Hun hersens vertellen hen iets anders. Ik heb eens geprobeerd ze te helpen door mee te gaan in die redenatie. Als je dan weer achter dat proefwerk zit en alle kennis is verdwenen, waarom zou je je dan nog druk maken? Die angst komt van de onzekerheid. Die onzekerheid is nu toch weg? Je weet het zeker: je haalt een 1. Dan kun je wel ontspannen ook. Er is een eind gekomen aan de onzekerheid, wat wil je nog meer? Ontspan! Je hebt het verpest! Als ze zich dan inderdaad ontspannen, weten ze plotseling alles weer en halen alsnog een voldoende. Maar sommigen zijn heel goed in het vasthouden van hun onzekerheid. “Maar als dat nou de volgende keer niet weer lukt?” Tja, zo slaat bij mij de onzekerheid ook wel toe.
De andere groep, die bezweringsrituelen gebruikt, is er eigenlijk beter aan toe. Zij werken niet vanuit onzekerheid, maar vanuit zekerheid. Als ze dat bepaalde ritueel uitvoeren, dan komt het goed. Ze vertrouwen erop. Zo schrijft de een met een speciale pen, de ander loopt een paar rondjes rond zijn tafel. En dan is er nog Marco, die zijn speciale etui in de buurt moet hebben liggen. (Nee, er zitten geen spiekbriefjes in. Ja, dat dacht ik ook eerst.)
Maar het opvallendst gaat Suzanne te werk. Voor ze aan een repetitie begint, moet ze haar lange haren kammen. Ik wil dat in de klas niet hebben, dus stuur ik haar de gang op om dat te doen. Als haren kammen mag, volgt daarna ogen opmaken en wat er allemaal nog meer nodig is aan schilderwerk om er goed uit te zien. Ze kamt haar haar dan niet één keer, geen twee keer, nee, zeker drie keer moeten beide kanten goed gekamd worden. Laatst besloot ze zelfs tot een vierde keer. Dat werd me te gortig en ik zei er iets van. “Nou, het werkt echt”, reageerde ze. “U zou het ook eens moeten proberen.” Ik keek haar bevreemd aan: ik heb amper nog haar op mijn hoofd. Ze zag mijn blik en zei: “Oh nee, dat kan niet meer.” Ze ging gauw zitten.