• blad nr 2
  • 26-1-2008
  • auteur T. van Haperen 
  • Column

 

Een nationaal gesprek

Net in de week dat 800 leerlingen voor het eerst met de flexibele centrale schriftelijke examens beginnen, staat vetgedrukt op de omslag van het opinieweekblad Elsevier ‘De beste scholen. En: hoe eerlijk zijn de schoolexamens?’ Het coverartikel meldt dat middelbare scholen soms een vol punt cadeau geven bij het schoolexamen. Daarmee compenseren ze de uitslag voor het centraal examen. Scholen met lage cijfers voor de schoolexamens blijken daarentegen vaak een hoog gemiddelde bij het centraal schriftelijk te halen. Volgens Elsevier zijn zij streng en goed.
Dit bericht suggereert kwade opzet, maar is dat ook zo? Ofwel, een vol punt cadeau geven, hoe werkt dat? Scholen corrigeren immers geen toetsen, dat doen leraren. Die beoordelen eerst het schoolexamen en daarna het centraal schriftelijk. Hun invloed op het eindresultaat is gering, het ritselen van een mooi resultaat onmogelijk. Zijn het dan misschien de managers? Zetten zij hun personeel aan tot kunstmatig ophogen van schoolexamenpunten, om zo de kans op een hoog slagingspercentage te vergroten?
Ach, het zal best eens voorkomen, maar de werkelijkheid is subtieler. Het oordeel over kwaliteiten van leerlingen ligt in Nederland nu eenmaal voor de helft bij de school. Overheid en scholen vertalen eindtermen naar examens en bepalen samen of een leerling een diploma krijgt. Door deze invulling van de vrijheid van onderwijs ontstaan verschillen. De omgang daarmee is lastig.
Zelf heb ik dit jaar een aantal examenklassen. Voor één groep is mijn vak een vervelend verplicht nummer. Hun drijfveer is slechts: voldoen aan de eis. Vanuit die wetenschap hobbelen we van de ene toetsweek naar de andere, waarbij ik ze telkens als een drill-sergeant over de drempel heen schreeuw. De schoolexamens maken ze voldoende en bij een zeperd mogen ze herkansen. Het centraal schriftelijk examen gaat echter over de totale leerstof. Bij het bestuderen van grote gehelen ligt niet de kracht van deze leerlingen. Ze scoren daarop dus waarschijnlijk lager dan hun gemiddeld schoolexamencijfer.
In een andere klas kan ik losjes maatschappelijke problemen vanuit een economisch perspectief bespreken. Het leren gaat hier als een heet mes door een pak boter. Deze leerlingen doen buiten de les weinig, zijn bijdehand en zelfs lui, maar schoolexamens maken ze redelijk en waarschijnlijk scoren ze bij het centraal schriftelijk voluit.
In de redenering van Elsevier geef ik bij de eerste groep de punten cadeau, en ben ik bij de tweede streng en goed bezig. Onzin natuurlijk. Soms zijn leerlingen gewoon slimmer, maar de kortste route naar succes kennen ze allemaal. Nergens staat geschreven dat het schoolexamenpunt gelijk moet zijn aan de score voor het centraal schriftelijk. Maar de verschillen mogen ook weer niet te groot zijn. Wat is acceptabel? Wat niet? Waarom hebben we het daar zo weinig over?
Diploma-inflatie is een precaire kwestie. Docenten handhaven een norm waarvan de achtergronden amper worden gekend. Een nationaal gesprek over wat we kinderen leren, hoe we dat toetsen en beoordelen… is dat misschien een idee?

Dit bericht delen:

© 2025 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.