- blad nr 2
- 26-1-2008
- auteur A. Kersten
- Redactioneel
Gedwongen ontslagen bij roc’s
Hans Rijpstra, 59 jaar, is in dienst bij roc Mondriaan, domein educatie:
“Er werd wat afgelachen op onze school aan de Haagse Brouwersgracht. Het was een mierennest waar het krioelde van de docenten en cursisten. Er waren regelmatig grote bijeenkomsten en feesten. Het was een bruisend, sociaal gebeuren. Het is nu allemaal op veel kleinere schaal. Je merkt dat de stemming niet meer zo is als vroeger. De helft loopt rond met het gevoel: ik ben er niet meer over een paar maanden.
De onzekerheid begon eigenlijk al eind 2004. Toen werden er met het zicht op de marktwerking al veel ontslagen aangekondigd. Ik stond toen ook boven aan de lijst. In die tijd zijn er met regelingen veel mensen vertrokken. Mensen met ervaring. Tot ontslag is het niet gekomen. Maar de onzekerheid is gebleven.
Ik heb lang in het buitenland gezeten. Ik heb als ingenieur voor Buitenlandse Zaken in Afrika gewerkt. Daar heb ik ook jaren onderwijs aan volwassenen gegeven. Civiele techniek aan universiteiten, onder andere in Zimbabwe en Mozambique. Toen ik terugkwam, koos ik bewust voor NT2-onderwijs. Er werden volop mensen gevraagd. Dat was zeven jaar geleden.
Onder collega’s is er steun. Sommige mensen voor wie geen werk was, zijn naar huis gestuurd. Ze vielen net niet in een bepaalde productgroep, zoals de onderdelen nu heten. Anderen werken zich volgens de 1200-urennorm helemaal uit de naad. Je krijgt soms wat scheve gezichten: waarom moet ik weg en wordt die hierheen gehaald?
We waren zelfsturende teams. Dat betekent dat teams bepaalde methodes ontwikkelden en daarvoor verantwoording aflegden. Je voelde je veel meer verantwoordelijk voor de richting die je op ging. Teams worden nu uit elkaar gehaald, er wordt veel geschoven met mensen.
De situatie komt iedere dag wel een keer ter sprake. Maar ik denk soms ook: Laten we het er even niet over hebben. Je komt er toch niet uit, je herhaalt steeds dezelfde angsten en vermoedens.
Ik heb geen gezin te onderhouden, mijn partner werkt ook. Financieel gezien zal ik het hoofd wel boven water kunnen houden. Dat is niet het grootste probleem. Waar ik het meest tegenop zie is de vernederende situatie. Dat ik opeens een sollicitatieplicht heb en een sollicitatiecursus moet volgen. Dat zijn cursussen die ik zelf heb gegeven. Dat er straks iemand van dertig tegenover me zit en zegt: Dit en dat moet je beter doen, anders korten we op je uitkering.
Vraag me niet hoe groot de kans is dat ik nog ergens binnenkom. Ik ben niet zo’n doemdenker, maar je weet hoe moeilijk het is. Ik stond wel verbaasd dat ik nog op mijn 52ste bij Mondriaan werd aangenomen. Toen is het me gelukt, dus misschien sta ik straks wel weer verbaasd.
Ik zou misschien als flexwerker terug kunnen keren, maar dan doe ik hetzelfde werk voor een veel lager salaris. Ik weet niet hoe dat precies zit, maar na al die jaren weer bij Mondriaan terugkeren als flexwerker zou wel pijnlijk zijn. Dan zou ik misschien nog liever voor een concurrent gaan werken.
Het werk zelf wil ik niet missen. Ik heb vanochtend nog lesgegeven. Dat geeft een prettig gevoel: dat mensen er wat aan hebben, dat je verandering teweegbrengt. Die bevrediging, die heb ik vroeger nooit zo duidelijk iedere dag gevoeld.”
Ary Moerman, 47 jaar, is werkzaam bij roc Zadkine, afdeling educatie:
“Een half jaar terug, rond de zomervakantie, was voor mij een keerpunt. Toen hoorde ik van collega’s in de medezeggenschapsraad en bij de vakbond dat het nu heel serieus was. Dat gevoel begon ik toen ook wel te krijgen. Een collega zei: We hebben elkaar er altijd wel doorheen kunnen helpen, het waait wel weer over. Die collega is opvallend stil. Iedereen voelt dat we in een trein zitten waarvan we niet weten wanneer die gaat stoppen. Maar dat hij gaat stoppen, dat voelen we wel.
In 2005 is er ook veel onzekerheid geweest, er dreigden ontslagen. Maar ik dacht: Het kan toch niet dat de gemeente Rotterdam het zover laat komen met de educatie in de stad? Misschien een wat naïeve gedachte, maar ik maakte me toen nog niet zo grote zorgen. Het aantal banen dat in gevaar zou zijn, werd iedere keer minder en op een gegeven moment kwam er toch weer geld vrij.
Via mijn opleiding ben ik bij een migrantenorganisatie terechtgekomen. In 1992 begon ik in de basiseducatie. Later is dat onderdeel geworden van de educatie bij het roc. Inburgeringsonderwijs is geen baan die je kiest als je carrière wilt maken, ik doe het voor mijn cursisten. Ik ben geïnteresseerd in verschillende culturen. Ik heb de halve wereld in mijn klas. Het is elke dag anders.
Twee jaar terug hoorde ik dat er in een bepaalde deelgemeente van Rotterdam dertien commerciële organisaties actief waren. Zo versnipperd is het. Er blijven dus veel minder vaste geldstromen over voor roc’s en dat heeft gevolgen voor het personeel, dat kan niet anders. Er is door het management gezegd: We willen een gezonde organisatie. Dat betekent een doorstart, maar met een veel kleinere organisatie.
Ik kan niet inschatten of ik bij de gedwongen ontslagen zal zitten. Er is veel verloop, collega’s die gebruikmaken van een overstapregeling of de fpu. De prettige samenstelling van teams is aan het verdampen. Het gevoel is: wat er nu wordt afgebroken, komt nooit meer terug. De afbraak van kennis en ervaring is ongekend groot.
De sfeer onderling is goed. Maar het is een verschrikkelijk hopeloze situatie waarin we zitten. Het spookt elke dag wel door mijn hoofd, onzekerheid die steeds over je heen komt. Collega’s die ook het gevoel hebben dat ze in het luchtledige zwemmen.
Als ik ontslagen zou worden, ga ik wel gelijk uitkijken naar ander werk. De kans dat ik in hetzelfde werk zou kunnen terugkeren acht ik niet zo groot. Er wordt overal bezuinigd.
De oude inburgering kon vast worden verbeterd. Maar de nieuwe situatie is ook niet goed. Ik heb het gevoel dat cursisten niet met voldoende kennis en vaardigheden op de arbeidsmarkt terechtkomen. Ik kan het niet onderbouwen met onderzoek, er zijn nog geen meetbare trajecten afgerond. Maar het is een gevoel dat breed wordt beleefd.”