• blad nr 9
  • 5-5-2007
  • auteur R. Sikkes 
  • Redactioneel

 

Hip en hot: het brein

“School doet er toe. Echt. Bij kinderen die lange tijd niet naar school gaan, zien we een IQ-daling van vijftien punten.” Haar boek Het maakbare brein was een groot succes. Margriet Sitskoorn verwacht dat nieuwe ontdekkingen uit de hersenwetenschappen langzaam maar zeker invloed zullen krijgen op het onderwijs. “Als we vinden dat het leren van een tweede taal belangrijk is, dan kan dat het beste in het basisonderwijs.”

Het brein is hip en hot. Meedeinend op de aandacht voor hersenen en intelligentie zet Unilever Blue Band Idee in de markt. ‘Een nieuwe halvarine met daarin het vetzuur DHA, dat bijdraagt aan een gezonde ontwikkeling van de hersenen. Onze hersenen zijn immers van groot belang voor de ontwikkeling van cognitieve vaardigheden, zoals luisteren, lezen en onthouden, en sociale vaardigheden, zoals het contact maken met andere mensen en het maken van vriendjes’, kraait de website vrolijk.
Boeken over hersenen en intelligentie worden gevreten. Margriet Sitskoorn, hoofd van de sectie neurocognitief onderzoek van de Universiteit Utrecht, was wat verbaasd over het succes van haar boek Het maakbare brein, waarvan al de elfde druk is verschenen. De hoofdboodschap van haar verhaal is duidelijk: de genen bepalen aanvankelijk iemands capaciteiten, maar daarna is het met gerichte en intensieve training eigenlijk mogelijk om alles te leren. En dat kan ook nog snel. Komende week presenteert Sitskoorn voor omroep BNN het programma Get smarter in a week.
In haar boek vertelt zij vooral hoe het brein werkt en wat de mogelijkheden zijn om de hersenen verder te ontwikkelen. En hoe bij mensen met hersenbeschadigingen andere delen vitale taken overnemen. Hoe een rekenkunstenaar zijn brein heeft getraind om uit het hoofd in een paar seconden de vijfdemachtswortel uit 8.547.799.037 te trekken. De impact van haar analyse voor het onderwijs is enorm, toch komt dat in haar boek maar zijdelings aan bod.
“De belangrijkste consequentie voor scholen is dat het brein zich op verschillende momenten ontwikkelt, maar zich wel blijft ontwikkelen. Er zijn ‘gevoelige perioden’ waarin kinderen meer of minder ontvankelijk zijn voor het aanleren van bepaalde vaardigheden. Dat weten we natuurlijk als het gaat om leren kruipen, praten of lopen, maar het gaat veel verder. En we weten dat kinderen daarin verschillen. Neem de vaardigheid om te leren plannen en de motivatie om aan iets te werken - iets dat zich ontwikkelt in de frontaalkwab. Dat is bij meisjes gemiddeld al met tien jaar het geval, maar bij jongens pas vanaf hun twaalfde. Wanneer je dat weet, zou je op dat moment aandacht moeten besteden aan conceptueel denken en andere hogere vaardigheden.”

Ander onderwijs dus voor jongens dan voor meisjes?
“Dat is misschien niet zo voor de hand liggend, maar wel iets waar je aan kunt denken. We weten allang dat jongens zich fysiek anders ontwikkelen dan meisjes, dat hun interesses verschillen. En voor cognitieve processen geldt wel dat je zaken moet aanbieden als het brein er rijp voor is.”

Zo zou volgens de breinwetenschappen het leren van een tweede taal het beste kunnen gebeuren bij jonge kinderen.
“Ja, zonder meer. Daar gaat natuurlijk wel een vraag aan vooraf: Vinden wij als maatschappij het belangrijk om een tweede taal te leren? Zo ja, dan zeggen wij als hersenwetenschappers dat dat het beste kan gebeuren in de basisschoolleeftijd. En we weten ook dat je het niet moet overdrijven, want bij een derde of vierde taal zijn de effecten averechts, dan leer je van alles minder op die leeftijd. Daardoor wordt het misschien ook wel duidelijk dat als kinderen thuis een andere taal spreken dan Nederlands, zo’n extra vreemde taal in het basisonderwijs problemen kan opleveren.”

In de discussie over het nieuwe leren wordt steeds gezegd dat jongeren beter gemotiveerd raken als zij meer hun eigen weg in de lesstof kunnen bepalen. Is daar enig bewijs voor?
“Tussen hun elfde en twintigste jaar beginnen kinderen dat soort vaardigheden te ontwikkelen. Maar om een kind echt zelf te laten bepalen wat het leert en hoe, dat is niet de juiste manier. Het brein werkt efficiënt, kijkt wat er nodig is om te overleven. Ik heb een zoon van vier. Wanneer ik niet had bepaald dat we op een gegeven moment gingen stoppen met borstvoeding, zou vanuit zijn brein geen signaal komen om daar uit zichzelf mee op te houden. Om te overleven was er geen enkele stimulans om dat te doen. Het gaat toch immers goed zo? In het onderwijs zul je leerlingen dus ook moeten stimuleren om stappen vooruit te maken. Ouders en onderwijs hebben daarmee een enorme macht. Zij kunnen bepalen hoe en waarmee zij de ontwikkeling van de hersenen van kinderen stimuleren. Ik begrijp de discussie over klassikaal onderwijs dan wel een individuele aanpak niet zo goed. Ik denk dat je dat moet combineren. Veel dingen kun je tegelijkertijd aanbieden, het brein van mensen is namelijk maar voor een heel klein deel verschillend. Kleine verschillen met grote gevolgen overigens, want het kan zo tien IQ-punten uitmaken. Maar dat laat onverlet dat je niet kinderen zelf het tempo moet laten aangeven.”

In uw boek legt u nogal de nadruk op training: wie veel oefent, alle dagen vier uur per dag, kan bepaalde vaardigheden verbeteren. Het brein is maakbaar. Die gedachte kan veel ouders ertoe verleiden hun kinderen in bepaalde vaardigheden te trainen om op dat ene punt succes te boeken, zoals op de Cito-toets.
“Of het nu leuk is of niet, het werkt wel zo. Maar ouders moeten ook beseffen dat als je één vaardigheid heel sterk ontwikkelt, dat ten koste gaat van wat anders. Het brein kan zich wel ontwikkelen in een bepaalde richting, maar dan valt er wat anders af. Wie door veel te trainen heel goed wordt in rekenen, zal op andere terreinen minder goed kunnen worden. Dat kan taalvaardigheid zijn of de emotionele ontwikkeling. Mijn boodschap aan ouders is dat een eenzijdige ontwikkeling niet verstandig is. Wel is het zo dat herhalen, herhalen en nog eens herhalen zin heeft. Dat versterkt verbindingen in de hersenen, waardoor ze sneller bepaalde informatie kunnen terugvinden. Hoe meer tafels een kind in zijn hoofd heeft, hoe sneller hij kan rekenen en rekensommen doorziet.”

[kader]

Taalprogramma

In de Verenigde Staten is het digitale taalprogramma Fast ForWord razend populair. Neurowetenschappers Paula Tallal en Michael Merzenichis hebben het ontwikkeld. Het is een typisch voorbeeld hoe de hersenwetenschappers zich op de educatieve markt werpen. Via school of ouders hebben er al honderdduizenden leerlingen mee gewerkt. De website van Scientific Learning staat vol met videoclipjes waarin gebruikers het succes melden: het taalniveau van vier- tot twaalfjarigen gaat met sprongen vooruit.
Fast ForWord gaat er van uit dat sommige leerlingen bij de taalontwikkeling niet de juiste koppeling maken tussen kleine klankonderdelen van woorden en zinnen. Door in computerspelletjes de klankverschillen te vertragen en uit te vergroten, kunnen volgens de wetenschappers de hersenen getraind worden om wèl de juiste koppelingen te leggen. Het is een zwaar maar kortlopend traject: twee maanden lang twee uur per dag. Het is daarnaast relatief duur: een licentie voor één leerling kost enkele honderden dollars. De grote vraag is natuurlijk of het werkt.
Scientific Learning zelf claimt grote successen. Door het programma wordt volgens de onderzoekers de taalontwikkeling gestimuleerd, kinderen zullen uiteindelijk betere lezers worden. In de Amerikaanse onderwijspers wordt de effectiviteit bediscussieerd. Levert niet iedere goede leestraining van twee uur per dag resultaat op? En waarom moet dit programma zo duur zijn?
Fast ForWord is door verschillende instanties bekeken. Het What Works Clearinghouse, onderzoeksinstituut van het ministerie van onderwijs dat uitmaakt of methoden effectief zijn, was niet erg onder de indruk. Er is wel vooruitgang te zien in de verbale taalontwikkeling, maar voor de claim dat ook de leesvaardigheid stijgt bestaat geen enkel bewijs. De Coalition for Evidence Based Policy oordeelt harder en noemt het programma ‘ineffectief’.
Beide instellingen liggen zelf overigens ook vaak onder vuur. Volgens veel onderwijsontwikkelaars zijn de normen die zij hanteren bij de beoordeling van methoden, onhaalbaar.

Meer informatie over Fast ForWord is te vinden op de website van Scientific Learning www.scilearn.com. De rapporten over het taalprogramma zijn te vinden op www.evidencebasedprograms.org en www.w-w-c.org

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.