- blad nr 18
- 21-10-2006
- auteur G. van der Mee
- Redactioneel
Maxime Verhagen had een machtige tijd op school
Docenten moeten overstappen naar een school die wel betaalt
Op 1 oktober stond er een foto in het dagblad De Limburger waarop 38 jongetjes in de lens staren. De foto is 43 jaar geleden genomen. Volgens het bijschrift is het knulletje vijfde van links Maxime Verhagen. In het midden juf Mia, inmiddels gepensioneerd. Zij organiseerde een reünie van haar allereerste klas en plaatste een oproep in de krant. De fractievoorzitter van het CDA, die ondanks de vaagheid van de foto zichzelf wel herkent, is vast van plan om naar de reünie te gaan. “Mevrouw Van den Camp zei altijd tegen iedereen dat ze mij nog had leren schrijven. Ik ben toen als verrassing ook op haar afscheid geweest. De Petrusschool was een kleine buurtschool met alleen jongens. Iedereen liep daar binnen twee minuten naar toe, ik kan me dat allemaal nog wel herinneren, ja. Het was een heel genoeglijke basisschool. Door die reünie hebben we nu weer meer contact met elkaar.”
De St. Petrusschool in Maastricht bestaat niet meer, het gebouw wordt nu onder andere gebruikt door peuterspeelzaal Joepie, Joepie. Ook zijn middelbare school, het Maastrichtse Hendric van Veldekecollege, is opgeheven vanwege een fusie. Ons gesprek vindt daarom plaats in het werkvertrek van de fractievoorzitter, een van de mooiste kamers in het oude gebouw van de Tweede Kamer.
Roerige tijd
In 1968 ging Verhagen naar de middelbare school. Een roerige tijd, waarin er in Nederland onder druk van de studentenbeweging en de provo’s politiek veel veranderde. Politiek kreeg hij thuis met de paplepel ingegoten, zijn ouders waren van de KVP (een van de voorlopers van het CDA). Vader was onder andere wethouder van Maastricht en zijn opa was wethouder in Sittard. Als jongetje van 10 zat hij al op de publieke tribune bij gemeenteraadsvergaderingen te kijken hoe zijn vader het deed.
Hoe keek uw familie tegen die nieuwe bewegingen aan?
“De provobeweging en dat soort zaken vonden ze niet zo geweldig; van D’66 waren ze ook niet erg gecharmeerd. Toen Van Mierlo in 1968, in een speech naar aanleiding van de winst van zijn partij, zei dat hij zetels had gewonnen van de ‘vleugelgrote KVP’, riep mijn moeder vinnig: ‘Vleugelgroot, dat is helemaal geen Nederlands!’”
“Ik vond het een machtige tijd, die combinatie van politiek die je van huis uit meekreeg en de enorme maatschappelijke betrokkenheid van scholieren. Iedereen was buitengewoon actief, er waren felle discussies. Toen ik een jaar of 15 was hebben we nog een demonstratie tegen de oorlog in Biafra georganiseerd. Er stond voor het eerst maatschappijleer op het rooster. Ik heb eigenlijk een erg leuke schooltijd gehad.”
In die tijd vielen veel mensen van hun geloof, had u dat niet?
“Nee, dat kwam omdat er in de katholieke kerk zelf van alles gebeurde. Er gaven bij ons priesters les die net zo hard mee discussieerden, er waren er ook die uittraden en trouwden. De modernisering van de kerk was toen volop bezig. Aan het eind van mijn schooltijd werden de letters RK voor de naam boven de ingang van de school verwijderd.”
Zelfs het marxisme dat in de jaren zeventig op de universiteiten veel aanhangers had, ging niet helemaal aan hem voorbij. “Ik zat als eerstejaars, tijdens mijn studie geschiedenis in Leiden, bij het HAC, Historisch Aktie Comité. Dat was wel een redelijk marxistisch getint gezelschap. Wij hadden vooral kritiek op het verplichte handboek over de naoorlogse geschiedenis, omdat daarin de Vietnamoorlog ontbrak.”
Wedstrijdroeien
Wat was u voor soort leerling?
“Ik was iemand die met Kerst vijf onvoldoendes had, met Pasen twee en met de overgang geen een. De enige keer dat ik bleef zitten had ik met Pasen geen enkele onvoldoende, toen was de druk er kennelijk een beetje af. Alleen voor geschiedenis had ik altijd een 9, dat was al vanaf de lagere school, dat vond ik geweldig. Verder las ik enorm veel.”
Verhagen besloot pas halverwege zijn studie de politiek in te gaan. Toen hij geschiedenis ging studeren was hij nog vast van plan leraar te worden. Ongetwijfeld had hij daarbij zijn eigen leraar geschiedenis voor ogen die altijd heel boeiend kon vertellen. In 1975 was er zo’n enorme toeloop voor de studie dat er geloot moest worden. “Iedereen wilde toen leraar worden.”
Waarom besloot u er toch van af te zien?
“Omdat er geen werk was. De eersten die afstudeerden, bleven allemaal werkloos, ze moesten iets anders gaan doen. Ik ben toen contemporaine geschiedenis gaan doen. Ik zat in het bestuur van de CDA-afdeling en ben op een gegeven moment gemeenteraadslid geworden naast mijn studie.”
Dat hij ten slotte elf jaar over zijn studie heeft gedaan, steekt wat schril af tegen de huidige tijd waarin studenten steeds korter moeten studeren. Toch heeft hij er geen spijt van. “Ik ben daar ambivalent over. Korter studeren is natuurlijk nodig, maar aan alleen boekenkennis heb je volgens mij niet genoeg. Ik ben zelf voor een bredere ontwikkeling, waarbij je bijvoorbeeld ook nog aan sport doet, het wedstrijdroeien heeft mij gevormd. Ik heb tussendoor nog twee jaar rechten gestudeerd, daar heb ik nog steeds veel plezier van.”
Hebt u voor uw kinderen de ideale school gevonden?
“De basisschool stond in de buurt, daar waren wij heel tevreden over. Ik denk dat die hele basisschool sinds mijn tijd veel leuker is geworden. De twee oudsten zijn vervolgens naar een klein lyceum in Den Haag gegaan, een strenge school met hele duidelijke regels over alcohol en drugs, met maar 600 leerlingen. De rector kent daar iedereen. We waren achteraf blij met die keuze, hoewel er ook wel zaken speelden als lesuitval. Ja, mijn ideaal is een kleine school, waar iedereen elkaar kent, zodat je snel signalen oppikt als er iets mis is. Waar ze op een ouderavond ook weten welke ouder bij welke leerling hoort.”
Terwijl in de jaren negentig alle grote politieke partijen, dus ook het CDA, schaalvergroting als het grote ideaal zagen. De fusiebonus bestaat nu nog steeds.
“Ja, dat is een grote vergissing geweest. Ik was een keer op werkbezoek op zo’n enorm scholencomplex. Daar zaten ze met de handen in het haar, omdat zelfs in de brugklas, mind you, leerlingen op maandagochtend verzuimden omdat ze de avond ervoor teveel hadden gedronken. De leraar was wanhopig.
In ons program pleiten wij nu voor kleinschaliger initiatieven, ook voor het voortgezet onderwijs.”
Extra investeren
Het CDA wil 1,2 miljard extra investeren in het onderwijs. Dat wordt grotendeels gebruikt voor de bestrijding van achterstanden, voor salarissen voor leraren en gratis boeken.
U zegt dat investeren in het onderwijs belangrijk is, maar voor de begroting 2007 is er slechts een incidentele investering van 500 miljoen gedaan. Dat was nogal een teleurstelling.
“Er is wel degelijk geďnvesteerd, in vier jaar tijd is er zes miljard bij gekomen.”
Het Onderwijsblad kwam uit op 4,5 miljard en dat geld ging grotendeels op aan de stijging van het aantal leerlingen en studenten, loonlasten en prijsstijgingen. Voor de rest ging het vooral om incidentele bedragen.
“Toch zijn er onder Maria van der Hoeven heel goede dingen gebeurd. Er is een einde gekomen aan die afgrijselijke hoeveelheid circulaires. De basisvorming en het studiehuis - het is een zegen dat we daar vanaf zijn. En die bijdrage van 100 miljoen voor het vmbo bijvoorbeeld, daar kunnen praktijklokalen van verbouwd worden. Dat is wel eenmalig, maar die lokalen blijven gewoon bestaan. Er is nog genoeg te doen, zeker, maar er is toch een omslag in het denken. Scholen hebben meer vrijheid, er is niet meer die dwangmatige aanzet vanuit Zoetermeer.”
Bonussen
Die vrijheid heeft ook een keerzijde: besturen kunnen doen wat ze willen. Bij veel scholen en instellingen heeft dat tot meer bureaucratie geleid. Er wordt bezuinigd op de personeelskosten. Minister Van der Hoeven krijgt daarom nu het verwijt dat ze te passief is. NRC Handelsblad schreef onlangs in een commentaar dat er ‘een einde moet komen aan de ideologie van het niets doen’, dat scholen niet geheel autonoom kunnen zijn, de overheid heeft de plicht ‘competente leraren aan te trekken’.
Wat vindt u van die roep om in te grijpen?
“Ik ken het probleem, toch vind ik dat ouders en personeel samen het bestuur moeten controleren. Dat moeten ze niet aan de overheid overlaten.”
Een algehele loonsverhoging wil het CDA niet, wel een systeem van bonussen, onder meer voor mensen die werken in achterstandswijken. Door differentiatie in beloning en functies moet het beroep aantrekkelijker worden. Prestatiebeloning is daar een onderdeel van, bijvoorbeeld voor degenen die zich bijscholen.
U wilt scholen extra geld geven om een aantrekkelijk carričreperspectief te kunnen bieden. In de praktijk blijkt echter dat hogere schalen, zoals schaal 12, nauwelijks nog bestaan voor docenten. Bent u toch niet bang dat besturen dat geld aan heel andere zaken gaan besteden?
“Nee, omdat ik denk dat als besturen er niets aan doen om goede docenten in de school te houden of aan te trekken, ouders dat snel doorhebben en dan voor een andere school kiezen. Hetzelfde geldt voor de docenten, helemaal wanneer er straks een tekort is, dan stappen ze gewoon over naar een school die wčl betaalt.”
Geen taaltoets
In het verkiezingsprogramma van het CDA gaat het achterstandenbeleid opnieuw op de schop. Er komen nieuwe investeringen, maar er is ook sprake van een herschikking. Van de veelbesproken gewichtenregeling voor scholen wordt weer 100 miljoen afgehaald. Volgens Verhagen is het momenteel ‘dweilen met de kraan open’ als het gaat om leerlingen met achterstanden. Daarom moet er fors geďnvesteerd worden in de periode voordat een kind naar de basisschool gaat. Verplichte deelname aan een groep nul, voor 3-jarigen die niet of nauwelijks Nederlands spreken, is daarom een speerpunt geworden. Vrijwel alle partijen zijn er vóór. “Geen taaltoets dus, dat is niet nodig, die achterstand kan gewoon op het consultatiebureau worden geconstateerd.” Verder moeten er meer schakelklassen komen, scholing van volwassenen en leerlingbegeleiding. Bij elkaar is dat 600 miljoen. Van de gewichtenregeling kan 100 miljoen af, want het CDA verwacht dat de taalachterstand van kinderen door de nieuwe maatregelen kleiner zal worden.
Uit onderzoek naar de overheidsuitgaven blijkt dat het aandeel van onderwijs sinds 1975 is gedaald is van 6,9 naar 5,2 procent van het bruto nationaal product. De zorg verdubbelde in die tijd van 4 procent naar 8,8.
Wordt het niet tijd dat het aandeel van onderwijs weer omhoog gaat?
“Zorg, daar ontkom je niet aan, dat heeft te maken met de vergrijzing. Maar los daarvan is het de vraag of je voor onderwijs naar hetzelfde aandeel als in 1975 terug moet. Ik vind wel dat er meer geld moet komen voor onderwijs, er is een tekort aan hoger opgeleiden, daar moet iets aan gebeuren. Onze leerwerkplicht tot 23 jaar zal ook extra geld gaan kosten weer.”
Op de dag van de reünie rijdt Verhagen voor de foto nog even langs de St. Petrusschool. Het is lang geleden, om de hoek woonden zijn ouders, twee minuten lopen van de school.
{kader}
Het Onderwijsblad keert, in verband met de verkiezingen, met een aantal politici terug naar hun oude school. Ze vertellen over hun schoolloopbaan en de inzet van hun partij voor het onderwijs. Het gaat om lijsttrekkers of om de nummer 2 op de lijst, als de lijsttrekker nog dezelfde is als vier jaar geleden. Met CDA-lijsttrekker Jan Peter Balkenende bijvoorbeeld ging het Onderwijsblad vier jaar geleden naar de Vrije Universiteit in Amsterdam. Daarom nu de nummer 2 op de lijst: Maxime Verhagen.
{kader}
Maxime Verhagen (1956) werd geboren in Maastricht en ging in die plaats ook naar school. Zijn vader was onder andere wethouder van Maastricht. Verhagen haalde zijn vwo-diploma aan het Hendric van Veldekecollege en ging vervolgens aan de Rijksuniversiteit Leiden contemporaine geschiedenis studeren. Hij begon zijn politieke loopbaan als gemeenteraadslid, werd vervolgens lid van het Europees Parlement en is sinds 1994 lid van de Tweede Kamerfractie van het CDA. Sinds 2003 is hij fractievoorzitter. Verhagen is getrouwd, heeft twee zoons en een dochter en woont in Voorburg.