- blad nr 18
- 21-10-2006
- auteur . Overige
- Redactioneel
Seksuele voorlichting door studenten geneeskunde
‘Het gaat speelser, onbevangener
Tekst Berber Rouwé
“Ballen!” “Ankeren!” “Ploppen!” Een groepje giechelende vmbo-leerlingen verdringt zich om een groot vel papier. Ze zijn bezig met een wedstrijdje: ‘Bedenk zoveel mogelijk synoniemen voor seks.’ Begeleider Niels van der Naald komt erbij staan. “Wat dachten jullie van: blijven slapen? Of is dat te lief?” Een ander groepje bedenkt alternatieven voor penis: pik, bana, tollie! De leerling met de pen in de hand twijfelt: “Toolie?” Overleg en onzeker gelach. “Nee, tollie, met twee l’en.”
De biologieles op het Vechtstede College te Weesp deze vrijdagochtend is anders dan normaal. Leraar Peter de Neijs heeft zijn klas verlaten met een bemoedigend: “Ik zit in het kamertje hiernaast, als jullie me nodig hebben.” Meteen gaat de aandacht naar drie geneeskundestudenten, Niels van der Naald, Marre van den Brand en Joanne Wieringa, die seksuele voorlichting komen geven. Het zijn getrainde peer educators van Het Voorspel. Dat is een project van de International Federation of Medical Students’ Associations (IFMSA), een wereldwijd verbond van geneeskundestudenten die vrijwilligerswerk doen. Het idee is dat je met iemand van je eigen leeftijd makkelijker praat over seks.
Die formule werkt. Van den Brand wijst een leerling aan om de lijst prachtwoorden voor te lezen. Ze wil niet. “Kom op man”, reageert een klasgenoot. “Geef maar hier.” Opgelucht geeft het meisje de lijst uit handen. Van den Brand: “Er zijn veel woorden die met seks te maken hebben, maar wij hebben het vandaag alleen over seks, penis en vagina. Goed? En we spreken af dat je niet verplicht bent antwoord te geven als je een vraag te persoonlijk vindt. Misschien dat jullie nog meer regels kunnen bedenken?” Het blijft stil. Van der Naald: “Ik vind het bijvoorbeeld belangrijk dat wat we hier aan elkaar vertellen, niet straks over het schoolplein wordt geschreeuwd.”
Van den Brand begint: “Wie weet er een soa?” De druipers, schaamluizen en genitale wratten vliegen door de klas. Symptomen opnoemen is ook geen probleem. Van der Naald: “Het vervelende is dat je vaak juist niet merkt dat je een soa hebt. Weet iemand wat de gevolgen zijn als je niets doet aan een soa?” “Dan gaat het rotten”, weet een leerling. Van der Naald: “Een vrouw kan er onvruchtbaar van worden. Nu wil je misschien nog geen kinderen, maar als je dat over twintig jaar wel wilt, voel je je verdomd stom als je onveilig hebt gevreeën.”
Knallen
Wieringa legt uit dat soa’s worden overgedragen via slijmvliezen, maar waar zitten die? Wieringa: “Als ik iemand probeer aan te wijzen om te komen tekenen, duiken jullie allemaal weg zeker?”
Ook bij het uitdelen van condooms, spiraaltjes en vrouwencondooms zijn de leerlingen terughoudend. De voorwerpen gaan vlug de kring door. Maar als Wieringa op een plastic piemel voordoet hoe je een condoom aanbrengt, schieten de leerlingen in de lach. Wieringa scheurt het zakje wild open met haar tanden, duwt haar hand in het condoom om het ding op te rekken en trekt het rubber met grof geweld over de neppiemel. “Wat deed ik goed?” “Niets”, roept de klas. “Wat doe ik fout?” Stap voor stap legt Wieringa uit hoe het wel moet. Van der Naald: “Gebruikte condooms niet op je kamer laten slingeren, anders krijg je ruzie met je moeder.”
Als de tieners zelf mogen oefenen met de condooms, wordt de sfeer uitgelaten. Er wordt een estafetterace met twee teams opgezet. Pas als je het condoom juist om- en afgedaan hebt, mag je de neppiemel doorgeven aan degene naast je. Van der Naald: “Au, dat tuutje rustig loslaten. Als je het zo laat knallen, weet ik niet of het vrijen nog gezellig is.” Sommige leerlingen zijn zo geroutineerd dat het bijna niet anders kan of ze hebben het vaker gedaan. Anderen vinden alleen het aanraken van het rubber al smerig. “Het stinkt”, zegt een meisje. Waarop haar buurvrouw vlug een likje neemt: “En het smaakt ook vies!” “Ieeeeuw”, roepen haar vriendinnen geschokt. Een paar leerlingen verderop gaan over tot het onvermijdelijke ballonnen blazen. Wieringa wijst de klas erop: “Als een jongen nog eens zegt dat ‘ie ‘te groot’ is voor een condoom…”
Maagd
Dan splitst de klas zich in groepjes om te discussiëren. Om de beurt moeten de leerlingen een vraag van een kaartje voorlezen en antwoord geven. Hier en daar probeert Van der Naald wat discussie los te krijgen, bijvoorbeeld bij de vraag wat je zou doen als je erg verliefd bent op een jongen en hij wil met je naar bed, maar jij wilt niet. “Dan zeg ik nee”, is het zelfverzekerde antwoord. “En als hij zegt dat het dan uit is, hoe pak je het dan aan?” Een andere leerling vindt het maar raar als twee mannen hand in hand over straat lopen. Van der Naald: “En als alle mannen het zouden doen, zoals gewoon is in sommige landen?” “Ja, dan is het wel normaal.” De leerlingen worden het niet eens of je verliefd moet zijn om seks te hebben. Van der Naald: “Ik weet wel dat het veel léuker is als je verliefd bent.”
Ondertussen heeft Wieringa’s groepje geconcludeerd dat masturberen normaal is voor jongens maar not done voor meisjes. Wieringa: “Negentig procent van de jongens doet het, maar ook vijfentachtig procent van de meisjes.” Daar zijn ze even stil van. “Echt? Misschien is het dan toch niet zo raar voor een meisje.” Van den Brand heeft een gevoelig onderwerp te pakken: moet je maagd blijven tot je gaat trouwen? Een meisje vertelt zelfverzekerd dat dat volgens haar geloof wel de bedoeling is, maar dat ze zich er nu nog niet druk over maakt. “Ik zie wel. Als het moment komt en ik wil echt graag, dan doe ik het.” Ze stoot haar buurvrouw aan: “Wat vind jij, jij moet toch ook maagd blijven?”
Tot slot is er een vragenrondje. Kinderen mogen anoniem een vraag op een papiertje schrijven en dat in een doos gooien. De studenten lezen de vragen voor. Wat kost een condoom? Doet het de eerste keer pijn? Vanaf welke leeftijd is het verstandig seks te hebben? Eén vraag is wat uitdagender: ‘Heb je andere condooms nodig als je in je kont geneukt wordt?’ Wieringa: “Ja, want je kont maakt geen glijmiddel.”
Denken
Het is pauze. “Wat een ongelooflijk lieve klas”, verzucht Van den Brand. Van der Naald: “Dat is wel eens anders. Ik heb een les gegeven in een buurthuis in Amsterdam-West. De kinderen trokken zich terug en wilden niets van me weten. Maar toen ik ze met veel moeite aan het praten had gekregen, wilden ze niet meer weg. Ze hadden zoveel vragen.”
De tweede vmbo-klas is anders. De leerlingen gaan niet in een kring zitten, maar verdelen zich in een jongens- en een meisjeskamp. Tegen de ene wand zit een rij stille meisjes geplakt. Aan de andere kant zitten de jongens, luidruchtig en aangevuld met de twee best gebekte meisjes van de klas.
De les begint onschuldig. Hoe je een soa kunt krijgen? “Door je niet te wassen, zei de meester.” Van de Naald: “Dan krijg je smegma. Dat is wel smerig, maar geen soa.” Maar bij doorvragen blijkt het kennisniveau flink hoog te liggen. Binnen hoeveel uur je een morning-afterpil moet innemen, hoef je deze klas niet te vertellen. Hoe je een condoom omdoet ook niet. “Oelalaaa, niet te ruw, niet te ruw”, roept een jongen als Wieringa haar condoomdemonstratie uitvoert. Lachend roepen de jongens een van de meisjes naar voren als ‘de expert’. Ze protesteert voor de vorm: “Altijd ik weer...” Ze doet het condoom er rustig en zonder te twijfelen om. “Nou, zo doe je dat dus.”
De jongens worden steeds brutaler, terwijl de ‘muurmeisjes’ zwijgzaam wachten tot hun wat gevraagd wordt. Het mixen van de twee groepen, tijdens de discussieronde, brengt weer wat rust in de tent. Van der Naald, buiten de les: “Vaak roepen ze in de klas van alles. Bijvoorbeeld: homo’s zijn ziek! Maar een-op-een kun je ze makkelijk aan het denken zetten. Zeker als je iets met geneeskundige feiten kunt weerleggen.”
Kwetsbaar
Bij de vragenronde gaan de leerlingen echt los. “Als je necrofiel bent, kun je dan een soa krijgen?” “Ze zeggen dat seks met een dier zielig is voor het dier, maar waarom krijgt een stier dan toch een stijve?” “Heb je ooit anusvocht geproefd?” Van den Brand, zonder blikken of blozen: “Deze vraag vind ik een beetje persoonlijk, daar ga ik niet op antwoorden.”
Leraar De Neijs springt bijna van zijn stoel als hij naderhand van de anusvocht-vraag hoort. “Dat heb je toch wel meteen afgekapt, hè? Zulke brutaliteit moeten we niet hebben!” Maar hij is wel gecharmeerd van de discussierondes. “Bij mij zullen ze nooit hun mening geven over zulke onderwerpen. Ik ben blij dat ze dat bij jullie wel doen.” Van der Naald: “We gebruiken naamkaartjes zodat iedereen aan de beurt komt, ook de stillere leerlingen. Maar het blijft lastig. Je merkt dat sommige leerlingen al seks hebben gehad terwijl anderen er nog lang niet aan toe zijn.” De Neijs: “Er zitten leerlingen tussen die al een boel ervaring hebben en onrust veroorzaken in de klas. Dat lijken moeilijk opvoedbare kinderen maar als je weet wat er thuis speelt, begrijp je hun gedrag wel. Ik houd ze goed in de gaten want ze zijn kwetsbaar voor bijvoorbeeld lover boys.”
Slet
Een paar dagen later vertellen Van der Naald en een van zijn collega’s, Michiel Hijzen, over hun werk als peer educator. Hijzen: “Voor de klas staan is gaaf en seks is een dankbaar onderwerp.” Het blijkt echter lastig om scholen te vinden. Hijzen: “Scholen hebben het druk, ze doen al aan zoveel projecten mee.” Van der Naald: “Maar hebben we eenmaal een les gegeven, dan zijn ze enthousiast en mogen we het jaar erop weer komen. Ze vertrouwen ons omdat we geneeskundestudenten zijn, ingebed zijn in de IFMSA en samenwerken met de GGD. En we bezoeken congressen om methoden en informatie uit te wisselen met andere studenten.” Hijzen: “Ik ben onlangs op een meeting in Chili geweest. En ik heb training gegeven in Rwanda, aan geneeskundestudenten die zelf seksuele voorlichting wilden opzetten. Je leert van elkaar hoe je bijvoorbeeld discriminatie en gender equality aan de orde stelt. Waarom is een jongen die veel seks heeft een player en een meisje een slet? We willen leerlingen bijbrengen dat er geen normaal gedrag bestaat en dat er geen juiste of onjuiste meningen zijn.” Van der Naald: “Maar we kennen onze grenzen. Komen we in aanraking met bijvoorbeeld seksueel misbruik, dan dragen we dat over aan professionals.”
Voor sommige scholen blijkt het een probleem dat de leraar de klas uit moet tijdens de les. Ook De Neijs, die de Voorspel-studenten voor de tweede keer in de klas had, had er niet meteen vertrouwen in. “Mensen van buiten school zouden vooroordelen over kunnen brengen. Ik heb een leerling in de klas gehad die een abortus heeft gehad, zo’n meisje wil je beschermen. Net als kinderen die nog niet toe zijn aan expliciete informatie. Soms krijg ik op een toets antwoorden als: seksuele gemeenschap, dat is als de man zijn piemel in de navel van de vrouw steekt. Bij kinderen van 12, 13 jaar zijn de verschillen in seksuele ontwikkeling groot.”
Daarom vroeg De Neijs de studenten eerst op de koffie. “Ik vroeg hoe ze zo’n les deden en heb hun lesmateriaal gelezen. Tijdens de les luister ik met een half oor mee, ik wil in kunnen grijpen als het misgaat. Niet dat ik hoor wat er letterlijk gezegd wordt, maar de sfeer pik ik wel op.” Van der Naald: “We houden vast aan de regel dat de leraar de klas uit moet, omdat de sfeer er zoveel opener van wordt. De leraar krijgt achteraf te horen wat er besproken is. En we houden contact in de weken na de les.”
Lef
Enkele weken na de voorlichting begint De Neijs (58), gevraagd naar zijn mening over de les, meteen over het anusvocht-incident. “Daar ben ik van geschrokken. Maar de leerlingen vonden de les interessant, zeiden ze. De feiten bleken ze al te kennen, daar ben ik blij om. In de reguliere les hebben we het over de bouw van man en vrouw, kinderen krijgen, voorbehoedsmiddelen en geslachtsziektes. En we oefenen met een condoom. Maar hun belevingswereld is zo anders dan de mijne. Bovendien komen ze mij nog jaren tegen, in de les of op de gang. Ze durven me niet gauw iets persoonlijks te vragen. Daarom houd ik het zakelijk, ook tijdens groepsdiscussies. De studenten daarentegen spreken kinderen aan op hun eigen handelen en mening. Het is speelser, onbevangener. Dat is duidelijk de meerwaarde van hun les. Ik heb diep respect voor de manier waarop de studenten het doen. Dat ze de leerlingen een blokuur lang weten te boeien. Ik bouw eerst een jaar lang een band op met een klas, voor ik over seks begin. Zij stappen een onbekende klas in en moeten maar afwachten of die klas ontvankelijk voor ze is. Die studenten hebben lef.”
{noot}
Het Voorspel geeft lessen vanuit de universiteiten in Groningen, Amsterdam, Leiden, Utrecht, Rotterdam, Nijmegen en Maastricht. Voor meer informatie, ga naar www.ifmsa.nl en kijk bij ‘projecten’ en dan ‘het voorspel’. Voor contactinformatie, kijk onder ‘lokale besturen’.