- blad nr 16
- 23-9-2006
- auteur W. Dresscher
- Redactioneel
Verkiezingsmanifest van de Algemene Onderwijsbond
4,5 miljard extra nodig voor onderwijs
Goed onderwijs valt of staat met goed onderwijspersoneel. De leraar is de spil van het onderwijskundig proces. Uit internationaal onderzoek blijkt steeds opnieuw dat de kwaliteit van het onderwijs wordt bepaald door twee factoren. Allereerst door de kwaliteit van de leraar en tegelijk door de hoeveelheid onderwijstijd die een docent aan leerlingen kan geven. Beter onderwijs, dat iedere leerling en student kansen geeft om zijn talenten te ontwikkelen, begint dus met investeringen in onderwijspersoneel over de volle breedte. Want een leraar staat niet alleen. Hij heeft goede ondersteuning nodig en een stimulerend management dat hem de ruimte geeft. Onderwijs is mensenwerk.
1. Investeer in kwaliteit onderwijspersoneel
Al jarenlang heeft de overheid het op dat terrein af laten weten. Het resultaat is dat er grote tekorten aan leraren worden verwacht. De AOb vindt dat werken in het onderwijs aantrekkelijker gemaakt moet worden. Het gaat dan om een combinatie van concurrerende salarissen, goede werkomstandigheden, mogelijkheden om je als onderwijsprofessional te ontwikkelen, voldoende ondersteuning en professionele vrijheid in de uitoefening van het beroep. In de komende kabinetsperiode vraagt dat om een forse investering in de arbeidsvoorwaarden.
• Salarisstijging naar een marktconform niveau, zodat de onderwijssalarissen hun achterstand ten opzichte van het bedrijfsleven goedmaken.
• Invoering volledige dertiende maand, zoals al vijf jaar gelden aanbevolen door de Commissie Van Rijn om de achterstand op de marktsector in te lopen.
• Vermindering van de werkdruk, onder meer door in het voortgezet onderwijs de wekelijkse lestaak van leraren te verlagen.
• Aanstelling van plusleraren boven de formatie om lesuitval door ziekte te voorkomen, zodat het onderwijsproces door kan gaan.
• Geef onderwijspersoneel het recht om na een aantal jaren werken een vervolgopleiding op een hoger niveau te volgen, zoals de AOb bepleit in het Masterplan onderwijs. Hiermee wordt een substantiële kwaliteitsverhoging van het onderwijs bereikt.
• Invoering van het Professioneel statuut, waardoor leraren in autonomie weer aan ambitieus onderwijs kunnen werken.
• Meer ondersteuning op alle basisscholen van bijvoorbeeld conciërges, secretariële medewerkers en onderwijsassistenten, die werk uit handen nemen van directie en leraren. Niet in de vorm van goedkope tijdelijke opstapbanen, maar als vast onderdeel van de personeelsformatie.
• Goede werkomstandigheden zoals moderne en vooral schone onderwijsgebouwen.
• Een goed veiligheidsbeleid. Werkgevers moeten bijvoorbeeld namens het slachtoffer aangifte kunnen doen bij bedreiging of geweld tegen onderwijspersoneel. Op die manier komen adresgegevens van het slachtoffer niet langer bij de dader terecht.
2. Investeer in ambitieus onderwijs
Gras groeit niet harder door er even aan te trekken. Ook het onderwijs zal weinig klaarspelen als alleen nadruk wordt gelegd op de top. In de discussies over de kenniseconomie gaat de aandacht vaak eenzijdig uit naar selectieve topmasters en de ontwikkeling van concurrerende kennisinstituten. Stanford aan de Dinkel is de ambitie.
Vergeten wordt dat de meeste winst te halen valt door een algemene ophoging van het kennisniveau. Vergeten wordt dat onderwijs ook een vormende taak heeft en een sleutelrol speelt bij integratie. Om al die doelstellingen te bereiken, moet je langjarig aan de basis investeren, in plaats van incidentele impulsen richting de top van de kennispiramide te zenden. Het doel is helder: mensen kansen geven, sociale cohesie en zo hoog mogelijk opleiden. De volgende punten leveren een wezenlijke bijdrage aan deze doelstellingen:
• Extra investeren in peuters en kleuters, de voor- en vroegschoolse educatie, onder meer door betere koppeling met de basisschool.
• Het herstellen van doorgroeimogelijkheden voor laatbloeiers en achterstandskinderen. Extra leertijd voor kinderen die moeite hebben mee te komen. Een jaar langer in de kleuterklas, een kopklas voor kinderen die moeite hebben met de taal, het vijfde vmbo-jaar, het is allemaal geminimaliseerd. In het voortgezet onderwijs is de route van mavo naar havo vrijwel onmogelijk geworden.
• Elke uitvaller is er één teveel. De ambitieuze participatiedoelstellingen uit de Lissabon-afspraken staan of vallen met de kwaliteit van het mbo en doorstroommogelijkheden van mbo naar hbo.
• Alles op alles moet gezet worden om de deelname van allochtone studenten te vergroten. Deze groep heeft een forse deelname-achterstand, die begint in het voortgezet onderwijs en zo doorwerkt naar mbo, hbo en universiteit. De aanpak van onderwijsachterstanden begint in het primair en voortgezet onderwijs.
• De doorstroommogelijkheden van hogeschool naar universiteit moeten worden verbeterd. In veel gevallen moeten studenten het schakeljaar tussen een hbo-bachelor en een universitaire master zelf betalen. Dit zorgt voor onnodige belemmeringen. Verder moet er vaart gezet worden achter de ontwikkeling en financiering van hbo-masters.
3. Investeer in het onderwijsbestel
In de afgelopen dertig jaar is Nederland steeds minder van zijn welvaart aan onderwijs gaan besteden. Werd er in 1975 nog zeker 7 procent van het bruto binnenlands product aan onderwijs uitgegeven, in 2005 is dat maar net iets meer dan 5 procent. Een wonderlijke ontwikkeling, want investeringen in onderwijs leveren een hoog rendement op, zoals het Centraal Planbureau onlangs nog betoogde in de studie Kansrijk kennisbeleid.
Nederland geeft ook internationaal gezien weinig uit aan onderwijs. Nederlandse leraren geven in vergelijking met hun collega’s in het buitenland veel meer lessen per week en hebben vollere klassen. Zij ontvangen dan ook internationaal gezien het laagste stukloon, oftewel het salaris per leerling per lesuur. Opmerkelijke feiten, als Nederland de ambitie heeft om tot de meest innovatieve kenniseconomieën te behoren. Tijd dus om de investeringen in onderwijs in Nederland weer op peil te brengen. De AOb vindt dat in de komende kabinetsperiode gewerkt moet worden aan het verhogen van de onderwijsinvesteringen van de huidige 5,2 naar 6 procent van het bruto binnenlands product. Op basis van het bruto binnenlands product in 2005 komt dat neer op een extra impuls van 4,5 miljard euro.
Arbeidsvoorwaarden onderwijspersoneel 1,5 miljard euro
Scholing onderwijspersoneel 1,0 miljard euro
Ondersteunend personeel basisonderwijs 0,5 miljard euro
Voorschool bij basisonderwijs 1,0 miljard euro
Bestrijden uitval, bevorderen doorstroom 0,5 miljard euro
{kader}
www.onderwijsakkoord2006.nl
Invullen enquête Onderwijsakkoord 2006 kan nog tot 1 oktober!
In de enquête Onderwijsakkoord 2006 wordt op vier niveaus gevraagd waar uw prioriteiten liggen: voor uw leerlingen, voor uzelf, voor uw school en voor het onderwijsbestel. Naast een lange reeks suggesties, kunt u ook zelf iets invullen. U kunt inloggen met de unieke code op de plakkaart uit het vorige Onderwijsblad. En omdat u van dat blad twee exemplaren kreeg, kan ook uw collega die nog geen lid is meedoen.
De enquête loopt tot zondag 1 oktober. In de loop van oktober worden de resultaten bekendgemaakt. De website www.onderwijsakkoord2006.nl blijft langer in de lucht: hierop is het verkiezingsnieuws op onderwijsgebied bij te houden, vindt u de uitslagen van de enquête en de standpunten van de AOb. En mocht u nog niet weten wat u gaat stemmen, dan kunt u daar ook de onderwijsparagrafen uit de verkiezingsprogramma’s vergelijken.
In het vorige nummer van het Onderwijsblad is per abuis een gedeelte van de tekst over het onderwijsakkoord weggevallen. De informatie die op pagina 18 en 19 had moeten staan is hierboven te vinden.
{kader, logo FNV erbij}
FNV kiest partij!
De vakcentrale FNV informeert de leden ook over de verkiezingen. De internetsite www.fnvkiestpartij.nl is het centrale punt in de campagne: iedereen kan zijn eigen ‘feestbegroting’ maken. Een kieswijzer geeft inzage in de stellingname van de politieke partijen over sociaaleconomische vraagstukken. En mensen kunnen in debat over een aantal prikkelende stellingen. De FNV geeft geen stemadvies, maar maakt wel de eigen standpunten duidelijk. Eerlijk delen, meedoen, werk, scholing en zorg zijn de centrale onderwerpen van waaruit de FNV campagne voert. “Op deze punten moeten er politiek echt andere keuzes worden gemaakt”, vindt FNV-voorzitter Agnes Jongerius. “Goed onderwijs is de basis voor een goed opgeleide beroepsbevolking. Meer mensen aan het werk betekent meer investeren in scholing”, aldus Jongerius. “Iedereen moet de kans krijgen om tijdens de loopbaan voldoende opleiding te volgen om zich binnen een functie verder te ontwikkelen of om de eigen positie op de arbeidsmarkt te versterken.”
Walter Dresscher is voorzitter van de AOb