• blad nr 16
  • 23-9-2006
  • auteur R. Sikkes 
  • Redactioneel

 

Onderwijsinvesteringen gedaald

Nederland is minder gaan uitgeven aan onderwijs. In 2002 werd er nog 5,1 procent van het bruto binnenlands product uitgegeven aan de educatieve sector, in 2003 daalde dat naar 5 procent. Dat staat in het vorige week verschenen rapport Education at a glance. Nederland is in 2003 op twee manieren gaan achterlopen: onze eigen uitgaven daalden en het gemiddelde van de westerse landen is door onderwijsinvesteringen daar gestegen van 5,8 naar 5,9 procent.

Nederland gaf in 2003 ongeveer evenveel uit aan onderwijs als Spanje, Tsjechië en Duitsland. Vooral de Scandinavische landen, maar ook Engeland, Frankrijk en EU-nieuwkomer Polen investeren beduidend meer in de educatieve sector. Het jaarlijkse overzicht van de Oeso, de club voor ontwikkeling van industrielanden, laat zo overduidelijk zien dat Nederland een middenmoter is als het gaat om onderwijsinvesteringen. Want natuurlijk zijn er landen die nog minder van hun welvaart stoppen in onderwijs, zoals Griekenland en Turkije.
De rekenmeesters van de Oeso lopen door het vergelijkbaar maken van alle gegevens over de onderwijsuitgaven altijd een paar jaar achter op de actualiteit, vandaar dat de editie 2006 van Education at a glance gegevens bevat over 2003. Deze laten wel een trend zien: Nederland trekt voor onderwijs in het eerste regeringsjaar van Balkenende dus minder uit ten opzichte van de welvaart dan het jaar daarvoor. Door afrondingsverschillen in de tabellen van de Oeso is niet helemaal duidelijk wat de oorzaak is. Op de ene plek lijkt het alsof de particuliere bijdragen aan onderwijs de boosdoener zijn, op de andere lijkt de overheidsbijdrage aan basis- en voortgezet onderwijs te krimpen terwijl de uitgaven aan hoger onderwijs stijgen.
Dat laatste is waarschijnlijk de meest voor de hand liggende verklaring. In het eerste jaar van het kabinet Balkenende werden al wel de salarissen op de nullijn gezet en andere bezuinigingen doorgevoerd. Hoger onderwijs kreeg een plusje voor de gestegen studentenaantallen. Het extra geld voor onderwijs is pas in de jaren daarna beschikbaar gekomen. Hoe deze extra’s – zoals de eenmalige miljoeneninvestering in huisvesting van het vmbo - uitpakken in het percentage ten opzichte van het bruto binnenlands product (bbp), is nog niet precies bekend. Schattingen van de AOb komen uit op 5,2 procent voor het begrotingsjaar 2005. Opvallend is in elk geval dat gemiddeld genomen Oeso-landen meer zijn gaan uitgeven aan onderwijs, als investering in de kennismaatschappij. Opvallend daarin is dat groei-economie Engeland in één jaar tijd 0,2 procent extra uitgeeft aan onderwijs. Ook Polen zet de kaarten op onderwijs, daar gingen de onderwijsinvesteringen met 0,3 procent omhoog. Een trend die voor alle Oost-Europese landen geldt. De grootste sprong maakt Hongarije dat een half procentpunt meer in onderwijs stopte.

{tabel}
Onderwijsuitgaven ten opzichte van het bbp

2002 2003

Ierland 4,4% 4,4%
Tsjechië 4,4% 4,7%
Nederland 5,1% 5,0%
Italië 4,9% 5,1%
Duitsland 5,3% 5,3%
Oeso-gemiddeld 5,8% 5,9%
Engeland 5,9% 5,9%
Hongarije 5,6% 6,1%
België 6,4% 6,1%
Finland 6,0% 6,1%
Frankrijk 6,1% 6,3%
Polen 6,1% 6,4%
Zweden 6,9% 6,7%
Verenigde Staten 7,2% 7,5%
Korea 7,1% 7,5%

Bron: Oeso, Education at a glance 2006

{kader}
Volle klassen
Education at a glance verzamelt nog veel meer gegevens over het onderwijs. Zo zit Nederland na de klassenverkleining in het basisonderwijs nu met zestien leerlingen per leraar op het gemiddelde van de Oeso. In het voortgezet onderwijs zijn de klassen duidelijk voller. Terwijl het gemiddelde in de Oeso-landen op twaalf ligt, zijn de Nederlandse klassen met zestien leerlingen het volst.
Door de investeringen in de startsalarissen eind jaren negentig van de vorige eeuw en begin deze eeuw scoort Nederland op dat punt voortreffelijk: wie in het onderwijs begint krijgt hier een goed salaris, dat boven het niveau in andere landen ligt.
In de statistieken lijkt ook het hoogst mogelijke eindsalaris royaal. Volgens de Oeso verdienen Nederlandse leraren voortreffelijk. In de eigen samenvatting is het ministerie van Onderwijs eerlijker: het gaat daar om de LD-functie en ‘in de praktijk blijkt dat veel leraren niet volgens deze schaal worden betaald’.

Het Oeso-rapport Education at a glance is te vinden op de website van het ministerie van Onderwijs www.minocw.nl. Daar is ook de Nederlandse samenvatting te bekijken.

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.