- blad nr 16
- 23-9-2006
- auteur A. Kersten
- Redactioneel
Geschiedenis en toekomst van de aardrijkskunde
De wereld buiten het raam
Op een steenworp afstand van station Blaak in het oostelijke deel van het Rotterdams centrum ligt het Nationaal Onderwijsmuseum. In de nok, op de hoogste verdieping, zijn timmerlieden met duimstokken in de weer. De met bouwtekeningen, losse planken en gereedschap bezaaide ruimte moet op 7 oktober veranderd zijn in de aardrijkskundetentoonstelling waar Dick Rozing al maanden voor in touw is en al jaren van droomt. De samensteller van Waar ben ik? struint op de eerste etage heen en weer tussen zijn werkkamer en de opslagruimte daartegenover. Overal staan kaarten en globes, liggen maquettes en boeken, hangen platen en foto’s.
Rozing wijst naar een paar vuistdikke boekwerkjes op zijn bureau. ‘Nieuwe bijdragen ter bevordering van het onderwijs en de opvoeding, voornamelijk met betrekking tot de lagere scholen in de vereenigde Nederlanden, voor den jare 1817’, staat op de bovenste. “Mijn bijbel”, zegt hij. “Hier haal ik heel veel informatie uit die ik gebruik voor de tentoonstelling.”
Het is niet toevallig dat juist Rozing, met steun van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig genootschap (Knag), de expositie samenstelt. De oud-docent, die voorheen onder meer bij een ingenieursbureau werkte, is verwoed verzamelaar van wandkaarten. Veilingen, rommelmarkten en beurzen loopt hij af voor zijn verzameling – met zo’n zeshonderd stuks naar eigen zeggen de grootste particuliere collectie in Nederland.
Hij laat er eentje zien uit 1909, waarin de aarde in twee halfronden is weergegeven. De zuidpool is nog niet ingetekend, pas een paar jaar erna zou Roald Amundsen hem voor het eerst bereiken. “Wist je trouwens dat op maar heel weinig van alle wandkaarten een jaartal staat?” De reden is simpel. “Als de uitgever er bijvoorbeeld 1968 opzette en hij hield er een aantal over die hij het jaar erna wilde verkopen, dan kreeg hij ze nauwelijks meer aan de man gebracht.”
Rozing: “Je moest eens weten wat ik bij scholen zelf heb opgehaald. De prachtigste kaarten worden weggedaan. Ik verzamel ze om te voorkomen dat ze worden vernietigd. Nu kan ik er mooi een paar tentoonstellen.”
En hoewel er geen bedoeling achter zit, komt alles volgens Rozing samen. De tentoonstelling kijkt ook vooruit naar nieuwe tijden. Volgend jaar wordt een nieuw curriculum voor de tweede fase ingevoerd en is het vak geen verplicht onderdeel meer van een examenprofiel. “En laat het dan ook precies honderdvijftig jaar geleden zijn dat aardrijkskunde met de Wet op het lager onderwijs in 1857 op school werd geďntroduceerd.”
Trekschuiten
De Thomas van Aquinostraat ligt in het zuidelijke deel van de grote campus van de Nijmeegse Radboud Universiteit. Daar, in de faculteit der managementwetenschappen, heeft geograaf Henk Donkers zijn werkkamer. Als jongetje uit het Brabantse Boekel raakte hij in de jaren zestig begeesterd door een leraar op de lagere school, die vertelde over reizen naar Italië en Noorwegen. Zelf kwam hij nooit ver uit het dorp. “Hooguit naar de markt in Uden. Maar die verhalen over die vreemde landen en volkeren spraken me aan.” De bosatlas van een oudoom fascineerde hem als kind. “Ik heb er eindeloos reizen in zitten uitstippelen.”
Donkers is naast geograaf de samensteller van Verdwenen Nederland, een verzameling aardrijkskundige wandplaten die in oktober bij Wolters-Noordhoff verschijnt. De wandplaten zijn voornamelijk tussen 1886 en 1935 gemaakt, in opdracht van de twee gefuseerde Groningse uitgeverijen, die elkaar destijds fel beconcurreerden. “Erkende schilders werden eropuit gestuurd om een schilderij te maken van een geografisch interessante locatie. Je ziet een tafereel, bijvoorbeeld in de Groningse veenkolonieën met trekschuiten, huisjes en afgegraven veengebieden. Daarbij kon de leraar dan uitleg geven.”
Voor het boek heeft de uitgeverij ter vergelijking foto’s laten maken vanaf precies dezelfde plekken. “De platen laten zien hoe ingrijpend Nederland veranderd is en hoe snel dat ging. Zo zijn er drie platen gemaakt van de havenmond bij IJmuiden. Op de eerste is het Noordzeekanaal net klaar, je ziet kale duinen, ergens in de verte ligt Amsterdam. De volgende laat zien dat IJmuiden net aan het ontstaan is. Weer later zie je de hoogovens in beeld verschijnen.”
De wandplaten zijn een typisch Gronings product, de bakermat van de vaderlandse cartografie. “In de eerste bosatlassen leek zuidelijk Nederland zeer dun bevolkt terwijl de provincie Groningen vol stond met stipjes.” Dat kwam onder meer door de wedloop tussen die actieve uitgeverijen. “En niet toevallig was Pieter Roelof Bos, die naast atlassen ook wandkaarten en leerboeken maakte, daar onderwijzer.”
Uitgavenummers
Ad van Doorn woont aan de groene, noordwestelijke rand van Helmond. De eindredacteur van de aardrijkskundemethode voor voortgezet onderwijs Wereldwijs wordt deze week 73. Van Doorn is als auteur al veertig jaar werkzaam voor uitgeverij Malmberg. “Aardrijkskundemethodes omvatten nu zo enorm veel”, vertelt hij. “Vroeger had je één boekje. Nu is het een handboek, een werkboek, een toetsenboek, een dvd, een cd-rom, internet, ga zo maar door. Als ik onze uitgaven voor de onderbouw neem, kom ik boven de honderd uitgavennummers. Allemaal verschillende items voor de klassen 1, 2 en 3.”
In de jaren zestig, toen hij zelf voor de klas stond op een middelbare school, was Van Doorn ontevreden over de gangbare lesmethoden. “De boekjes in die tijd gingen teveel over al de feitjes: gebergten, rivieren, bestaansmiddelen.” Zijn klacht werd gehoord door Malmberg en hij ging er aan de slag. “We wilden het aantrekkelijker maken, maar we mochten maar een beperkt aantal foto’s en tekeningen gebruiken, vanwege de kosten.” De eerste uitgave mondde uit in de Regionale katernen, examenonderwerpen over de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. “Wat later zochten we samenwerking met een Franse uitgever, waardoor het goedkoper werd om te illustreren. Eind jaren zestig maakten we een boek waarop de linkerpagina een illustratie had en de rechterpagina de tekst, met in de kantlijn klein de begrippen gedrukt. Dat was vooruitstrevend.”
Is het vak ook aantrekkelijker geworden met al die extra middelen? Van Doorn laat een korte stilte vallen. “Als je puur kijkt naar de methodes wel. Vroeger had je één saai, dik boek. Nu is er zoveel meer. Maar het is nog altijd de docent die de verbanden moet leggen, dat is heel belangrijk.”
Topografie schoof de laatste decennia verder naar de achtergrond. Toch blijft voor veel mensen aardrijkskunde synoniem aan die feitjes. Dat stoort hem. Wel juicht hij het toe dat topografie nu juist weer wat meer aandacht krijgt. “Als ik een onbekende plaats tegenkom, dan zoek ik het ook even op. Maar we zijn doorgeschoten. Je kreeg een situatie dat leerlingen van alles leerden over Mexico, maar als ze je vroeg waar het lag, wezen ze India aan.”
Regio
Het Van Unnikgebouw is een grote betonkolos op de Uithof, het onderwijsterrein aan de rand van Utrecht. Peter Lucas, onderwijscoördinator bij het Knag, en Joop van der Schee, onderwijsgeograaf en vakdidacticus aardrijkskunde bij het Onderwijscentrum van de Vrije Universiteit, laten de moderne geschiedenis van het vak in grote passen passeren. “Vanaf de Tweede Wereldoorlog gingen er sterke stemmen op om meer overzicht te geven dan de rijtjes”, zegt Van der Schee. Begin jaren zeventig resulteerde dat in een geleidelijke omslag: de thematische benadering. Een nadeel was dat de eigenheid van aardrijkskunde daardoor te lijden kreeg. “Neem nou migratie of milieu. Er zijn meer vakken die iets met het thema milieu doen, zoals biologie of maatschappijleer.”
Bij het aardrijkskundig genootschap is gewerkt aan een nieuw curriculum voor de tweede fase, Gebieden in perspectief, dat in 2007 wordt ingevoerd. Daarin verschuift het accent opnieuw: van thema naar regio. Van der Schee: “Bij het thema migratie kon je kijken naar de migratie van Mexico naar de VS of van Marokko naar Spanje. Op zich geen probleem, maar het bleef vaak hangen in een algemene beschrijving van het fenomeen migratie. Nu krijgt de regio de boventoon. Je behandelt een regio als Spanje, dan kies je vervolgens de thema's erbij. Het is een beetje een kip-en-het-ei-verhaal, maar toch vinden we dat met deze benadering het vak aardrijkskunde herkenbaarder is.”
Er is een basislijst met driehonderd te kennen aardrijkskundigheden voor het voortgezet onderwijs, met onder meer plaatsnamen, landen, rivieren, en gebergten in de wereld. Lucas: “Dat is nog steeds belangrijk. Ook bij andere vakken. Maar als je weet dat in 1600 de slag bij Nieuwpoort is geweest, weet je nog niet wie er vochten en waarom. Daarom is de context minstens zo belangrijk.”
Naast het nieuwe onderwijsprogramma staat het vak nog een verandering te wachten. Vanaf volgend jaar is aardrijkskunde niet meer verplicht in het profiel economie en maatschappij, maar moet het concurreren met drie andere profielkeuzevakken. Wel heeft het vak volgens Lucas een sterkere plek gekregen in het profiel natuur en gezondheid, omdat het “een unieke combinatie is van alfa- en gammavakken”.
Vorig schooljaar deden 22 duizend havisten examen in aardrijkskunde (ter vergelijking: er waren 48 duizend examens Nederlands) en 14 duizend vwo’ers (34 duizend Nederlands). “Het komt er nu op aan”, aldus Lucas. “Het is nog meer dan nu aan de sectie om enthousiasme te kweken.”
Coffeeshops
Niet ver van de rivier de Vliet ligt het gebouw van scholengemeenschap Dalton Voorburg, waar docent Willem Korevaar aardrijkskunde geeft. Vakgenoten kennen hem om zijn affiniteit met vernieuwende middelen, zoals het geografic information system (GIS). Dat is een instrument waarmee je op een computer allerlei gegevens aan een geografische kaart kunt koppelen.
Korevaar geeft een voorbeeld van een opdracht: “Mijn vraag: Hoeveel coffeeshops zouden er in Den Haag moeten verdwijnen omdat ze te dicht bij een middelbare school liggen? Je laat alle coffeeshops op een kaart weergeven. Dan trek je een cirkel rond die coffeeshops van vijfhonderd meter. Vervolgens laat je ook de middelbare scholen verschijnen op de kaart. Heel reëel, want dat komt precies overeen met hoe het in Den Haag is afgesproken.”
Zijn leerlingen hoeven geen GIS’ers te worden, zegt Korevaar. “Maar wat ik wil is dat ze gebruik kunnen maken van dit soort middelen.” Bovendien, zegt hij, ze vinden het ook nog eens interessant. Vernieuwende technieken, die GIS mogelijk maken, zijn volgens hem belangrijk voor de toekomst van het vak. “Daarmee kunnen we laten zien hoe modern het is. Straks moeten leerlingen het vak gaan kiezen. Landelijk zal het aantal leerlingen dat examen doet in aardrijkskunde teruglopen, denk ik. Het betekent dat we ons meer nog dan nu heel duidelijk moeten profileren.”
Wat het vak volgens Knag-onderwijscoördinator Lucas en docent Korevaar parten speelt, is dat geen enkele vervolgopleiding in het hoger onderwijs aardrijkskunde als toegangseis stelt. “Ze willen natuurlijk niet de markt verkleinen”, aldus Lucas. “Ik begrijp de motieven wel, maar voor de hardheid van het vak is het niet goed. Met GIS krijgt de leerling bijvoorbeeld ook een ict-kant mee. Die komt bij veel instellingen en bedrijven weer van pas”, zegt Korevaar. “Als docent ben je uiteindelijk natuurlijk zelf verantwoordelijk voor het vak.”
En dus ook voor het bestrijden van storende clichébeelden, zoals dat van de eindeloze topografie? “Ik denk dat we daar nog niet genoeg in slagen”, peinst eindredacteur Van Doorn. “Aardrijkskunde gaat over de inrichting van de aarde. Hoe is het landschap ontstaan waar ik door mijn raam op uitkijk? Het is allemaal zo fijn afgestemd, zoiets prachtigs. Ik heb er nooit spijt van gehad dat ik hiervoor koos.”
{kader}
Waar ben ik?
De tentoonstelling Waar ben ik? is van 7 oktober 2006 tot en met 24 juni 2007 te zien in het Nationaal Onderwijsmuseum in Rotterdam. De expositie richt zich op de ontwikkeling van aardrijkskundige leermiddelen, zoals atlassen, globes, wandkaarten, dia’s, films en computerspellen. Naast historische voorwerpen is er ruimte voor de visualisatie van een aantal toekomstscenario’s. Er is ook een adaptieve test die bezoekers kunnen maken om hun aardrijkskundekennis te toetsen. Het niveau van de test past zich aan dat van de deelnemer aan. Samensteller Dick Rozing: “De resultaten worden verzameld en geanalyseerd. Het is de bedoeling om de toets elke paar jaar te herhalen, zodat we een ontwikkeling in beeld kunnen krijgen. Gaat het niveau achteruit, of juist vooruit?”
www.waarbenik.info
{kader}
Verder surfen
www.edugis.nl
www.geoweek.nl
http://earth.google.com/