• blad nr 13
  • 24-6-2006
  • auteur R. Sikkes 
  • Commentaar

 

De spankracht van de school

Het speciaal onderwijs groeit weer. Niet alleen bij de zmok-scholen (cluster 4), maar ook andere typen speciale scholen zien het aantal leerlingen weer stijgen. In het voortgezet onderwijs is de vraag naar ambulante begeleiding geëxplodeerd. Voor de regionale expertisecentra betekent het drukte aan twee kanten: ze hebben meer docenten nodig voor de nieuwe groepen én meer personeel dat leerlingen op gewone scholen begeleidt. Maar wat veroorzaakt die groei? Twintig jaar geleden, toen het proces van Weer samen naar school in de steigers werd gezet, was het antwoord volgens onderzoekers duidelijk: het grote en goede aanbod aan speciaal onderwijs creëerde zijn eigen vraag. Door dat stelsel van speciaal onderwijs wisten leerkrachten basisonderwijs bovendien niet zo goed meer hoe ze zelf met probleemleerlingen om moesten gaan. Dat veranderde radicaal met weer samen naar school. In het basisonderwijs is de expertise van allerhande leer- en opvoedingsstoornissen enorm toegenomen. Er zijn intern begeleiders, extra hulp van buiten kan worden ingeroepen, er is bijgeschoold dat het een lieve lust is. Dyslexie, adhd, autisme, hoogbegaafdheid op heel veel scholen is de kennis daarover flink toegenomen. En door weer samen naar school – in basis en voortgezet onderwijs – worden die leerlingen nu ook gesignaleerd en waar mogelijk geholpen. Maar, zo constateert de Inspectie van het Onderwijs in een zinnetje dat in dat hele dikke Onderwijsverslag nauwelijks is opgevallen ‘wij horen van scholen dat ze onvoldoende personeel en tijd hebben om die leerlingen te geven wat ze nodig hebben.’ Er zijn grenzen aan de spankracht van de school.
Misschien dat dat de nieuwe groei van het speciaal onderwijs verklaart: leerkrachten willen ontzettend graag kinderen de hulp geven die ze nodig hebben, maar de problemen groeien ze boven het hoofd. Dat is niet zo vreemd, de klacht die de inspectie signaleert van gebrek aan tijd en personeel is gewoon waar. Een simpel rekensommetje kan dat al verklaren.
De financiering van het basisonderwijs gaat er van uit dat scholen 5 procent zorgleerlingen hebben. Uit de grote wsns-enquête van het Onderwijsblad bleek al in 2003 dat dat een grove onderschatting is. Leerkrachten gaven toen aan dat gemiddeld een kwart van de kinderen méér aandacht vraagt. Het SCP en de Rekenkamer kwamen ook op hogere aantallen (variërend van 15 tot 25 procent).
Terecht dat de inspectie daarom in het Onderwijsverslag opmerkt ‘soms zijn de problemen zo ernstig en complex dat ze de kracht van de leraar en de school te boven gaan.’ Maar het is meer dan dat: een paar zorgleerlingen kan de individuele leraar nog wel aan, maar zodra het er in zijn klas te veel worden, lukt het niet langer om iedereen de nodige aandacht te geven. De huidige groei van het speciaal onderwijs laat zich dus goed verklaren: de ambitie van scholen op kinderen alles te geven om vooruit te komen is er wel, maar de middelen om dat te doen ontbreken.

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.