- blad nr 13
- 24-6-2006
- auteur J. van Aken
- Redactioneel
Ministers komen en gaan, voortijdige uitval blijft altijd bestaan
Tekst Jaan van Aken Beeld Yvonne de Blauw en Ton Poortvliet
De cijfers over voortijdig schoolverlaten zijn onduidelijk en leveren al jaren discussiestof. Nog steeds zijn ze niet betrouwbaar volgens de Rekenkamer en het Centraal Planbureau (CPB). Ook Onderwijsminister Maria van der Hoeven geeft toe ‘de cijfers waren de afgelopen jaren nog niet helemaal sluitend, maar zijn dat nu al voor ongeveer 95 procent’. “Cijfers houden vooral beleidsmakers bezig”, reageert Joost Emmen van Transit uit Breda, een bureau voor trajectbegeleiding van voortijdige schoolverlaters. “Laten we geld en energie steken in jongeren en begeleiders. Nu worden we beperkt door gebrek aan mankracht, tijd en geld.”
Nel Winkel, programmamanager leerplicht in Amsterdam, zegt dat het systeem nu onvoldoende werkt. “Het moet beter, er vallen nog steeds teveel jongeren uit. Het is goed dat er extra middelen komen, dat zou moeten leiden tot minder uitval.”
Ook het CPB schrijft in 2005 dat ‘het beleid tegen voortijdig schoolverlaten tot dusver weinig succesvol lijkt’. De Rekenkamer sloot zich daar onlangs bij aan door te constateren dat het ministerie de afgelopen tien jaar steeds weer hetzelfde soort maatregelen heeft getroffen, zonder dat bekend was of ze werkten. De minister vindt dat de kritiek van de Rekenkamer een verkeerd beeld oproept omdat die niet gebaseerd is op het nieuwste aanvalsplan.
Dat plan kwam er omdat ook de minister constateerde dat in dit tempo de Europese afspraken niet gehaald zouden worden. Doel is de uitval in 2010 te halveren ten opzichte van 2002, van 70 duizend naar 35 duizend. Afgelopen jaar waren er 57 duizend uitvallers zonder startkwalificatie. Die kwalificatie betekent een diploma op minimaal op mbo niveau 2-, havo-, of vwo-niveau. Een van deze diploma’s geeft voldoende kansen op de arbeidsmarkt, is de gedachte.
Het belangrijkste wapen tegen uitval is de verlenging van de leerplicht tot achttien jaar. Deze maatregel moet op jaarbasis 13 duizend minder uitvallers opleveren. Emmen van Transit is niet enthousiast. “De overheid zoekt het vaak in repressiemaatregelen zoals de nieuwe leerplicht. Daarmee roept de overheid meer ellende over zich af dan nodig is.” Sommige jongeren trekken zich volgens hem nu al niks van de leerplicht aan. “Ik krijg hier zestienjarigen die weigeren naar school te gaan. Ik geloof niet dat het werkt.”
Kitty Busink, zorgcoördinator op het Technisch College Amsterdam vindt de verhoging wel een goed idee. “Daarmee heb je een stok achter de deur.” Al moet de praktijk uitwijzen of de maatregel vruchten afwerpt. “Ik heb ook wel eens een veertienjarige gehad die rustig in zijn bed bleef liggen, terwijl beneden in de huiskamer de hulpverleners zijn situatie bespraken.”
Ook Twan Wilmer, meld- en coördinatiefunctionaris West-Brabant, is voorstander omdat leerplichtambtenaren zeventienjarigen nu vaak laten lopen. “Het is goed als leerplichtambtenaren zich verantwoordelijk gaan voelen voor deze groep. Wel hebben ze dan extra ondersteuning nodig, want de wereld van het roc is hen vaak redelijk onbekend.”
Als tweede middel tegen uitval wil de minister duizenden extra stageplaatsen. Een goed idee, vindt Busink. “Het is verschrikkelijk moeilijk een plek te vinden, alle scholen vissen in dezelfde vijver.” Bedrijven moeten daarom meewerken en zorgen dat er plaatsen zijn. “Als ze stage gelopen hebben, komen ze als man terug op school, zeg ik wel eens. Ze hebben echt wat gepresteerd in de grote mensenwereld.”
Wilmer is tevens blij met de extra stageplaatsen. Voor jongeren in de beroepsbegeleidende leerweg is het vaak moeilijk om een stageplaats te vinden. “Als je die niet op tijd gevonden hebt, schrijft de school je uit en ben je voortijdig uitgevallen. Daarom is het goed dat er meer stageplekken komen.”
De nazorg bij de overstap van vmbo naar mbo wil de minster van Onderwijs ook verbeteren. Belangrijk, beaamt Busink. “Als leerlingen uit het vmbo doorstromen naar het mbo worden het niet ineens zieltjes zonder zorgen. Ze hebben een helpende hand nodig, zeker op niveau 1 en 2.” Alleen vindt ze de aandacht voor het mbo in de plannen onvoldoende. “Het zou fijn zijn als de minister erkent dat daar meer geld voor nodig is.”
Busink denkt dat switch-medewerkers die nazorg kunnen doen. Deze medewerkers steunen deelnemers die van school wisselen. “Gewoon een half uur per week met een kind bezig zijn is zo belangrijk. Zelfs de grootste spijbelaar komt dan perfect op tijd binnenlopen.”
Dweilen
Voor de twaalf regio’s waar de uitval het hoogst is, heeft de minister een aanvullende eis in petto. Daar moet de uitval 10 procent extra dalen. In Amsterdam, waar de uitval in 2004/2005 in absolute getallen met 7400 het hoogst was, gaan ze ervoor, kondigt programmamanager Winkel aan. “We hebben de structuur op orde. Jongeren worden opgeroepen voor een gesprek en er wordt een traject afgesproken. Alleen is er te weinig capaciteit op alle fronten. Met jongeren die hun school verlaten, kunnen we nu niet direct aan de slag.”
Het onderwijs vervult volgens haar een sleutelrol in het terugdringen van de uitval. “Mijn grote zorg is of het onderwijs in staat is jongeren op school te houden. Als dat lukt heb je de kraan én de dweil te pakken, anders moet je meer dweilen aanschaffen.” Daarom pleit ze voor afspraken over de zorg die scholen moeten verlenen voordat een jongere kans ziet uit te vallen. “Leerlingen die verzuimen eerder oppakken bijvoorbeeld. Op grote scholen is weinig aandacht voor leerlingen en te weinig maatwerk.”
Zorgcoördinator Busink kaatst de bal terug. Momenteel is ze bezig met een jongen die al maanden niet op school verschenen is en onvindbaar is. “Die kun je uitschrijven, zegt het regionaal meld- en coördinatiecentrum, maar dat wil ik niet voor ik weet waar hij is. Hij is absent gemeld en het centrum hoort actie te ondernemen, maar ik heb eigenlijk nooit zoveel gemerkt van actie.”
Dat haar school een vmbo- en een mbo-afdeling heeft is een voordeel in de strijd tegen uitval. Jongeren zonder vmbo-diploma kunnen toch instromen in het mbo. “Je hebt jongens die absoluut niet uit de voeten kunnen met theorie en schilder willen worden. Zo’n jongen gaat dan door naar mbo niveau 1 en als hij daarna niveau 2 doet, heeft hij een startkwalificatie. Hij omzeilt zo het examen en dat werkt goed.”
De 10 procent extra daling acht Winkel haalbaar door een fulltime verzuimcoördinator aan te stellen. “Iemand die constant zit te bellen, met ouders en met leerlingen om te vragen waar ze zijn.
Kickboksen
West-Brabant is met 5,1 procent (4600 uitvallers) de regio met relatief de grootste groep voortijdige schoolverlaters. Meld- en coördinatiefunctionaris Wilmer denkt dat zijn gebied meer uitvallers heeft door betere registratie. “Niet alle regio’s hebben de hele leeftijdscategorie tot 23 jaar in beeld.”
De uitvallers in West-Brabant kunnen terecht bij Transit. De gemeente Breda en het roc West-Brabant hebben in het bureau voor trajectbegeleiding van voortijdige schoolverlaters hun krachten gebundeld om jongeren een startkwalificatie te laten halen. “We helpen zo’n 350 jongeren per jaar”, vertelt Emmen. Soms is een gesprek over de verschillende mogelijkheden genoeg en schrijven jongeren zich in voor een opleiding. “Langdurige, intensieve trajecten heb je met jongeren die bijvoorbeeld al een aantal keer mislukt zijn bij een opleiding. We geven ze vaardigheids- of faalangsttraining en er is een kickboksprogramma voor jongeren die hun agressie kwijt willen.”
Of de halvering van het aantal uitvallers in 2010 haalbaar is moet blijken, zegt Emmen. “Nu al zie je dat leerlingen soms alleen ingeschreven staan omdat ze leerplichtig zijn, of vanwege de kinderbijslag. Dat wordt erger denk ik.” Bovendien bestaat het gevaar van een domino-effect. “Ongemotiveerde leerlingen op school kunnen anderen beïnvloeden.”
Volgens Wilmer moet de oplossing van het uitvalprobleem meer gezocht worden in wat hij “echte hulp” noemt. “Schotel ze een toekomst voor. Laat ze gedegen keuzes maken en geef ze daar de tijd voor.” Voor sommigen is het goed om op hun zestiende te stoppen met school. “Laat ze maar een paar jaar klooien, ze ontdekken vanzelf dat er niks aan is zonder diploma.” Als ze een jaar of 21 zijn, melden ze zich vaak weer bij Emmen. “Zulke mensen zijn gemotiveerd voor een opleiding.”
{kader}
Voortijdige uitval door de jaren heen
Vanaf begin jaren negentig stelt de overheid specifiek beleid en geld beschikbaar om de voortijdige uitval te beteugelen. Het recht op een startkwalificatie komt al drie jaar eerder ter sprake in een rapport van de Commissie Rauwenhoff. Het inrichten van regionale meld- en coördinatiecentra, die voortijdige schoolverlaters moeten registreren en begeleiden, is in 1994 een van de eerste maatregelen.
Twee jaar daarna volgt de eerste massamediale campagne gericht tegen voortijdig schoolverlaten. De Wet gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid, die de verantwoordelijkheid voor het voorkomen van uitval bij de gemeente legt, verschijnt in hetzelfde jaar.
Al in 1997 komt er geld beschikbaar om het vmbo en mbo beter op elkaar af te stemmen. Een jaar daarna beginnen de eerste trajectbegeleiders, die uitvallers bijstaan op weg naar een startkwalificatie.
Grondlegger van het huidige beleid is het Plan van aanpak voortijdig schoolverlaten uit 1999. Preventie is een van de hoofdpunten van het plan. De leerplicht moet beter gecontroleerd en de aansluiting vmbo/mbo moet wederom geoptimaliseerd worden. De al vijf jaar draaiende meld- en coördinatiecentra moeten versterkt worden. En er komt een aanpak voor risicojongeren in de grote steden.