• blad nr 13
  • 24-6-2006
  • auteur L. Douma 
  • Redactioneel

Extra begeleiding voor buitenlandse starters 

Gezelligheid hoort bij ons schoolsysteem

Alle begin is moeilijk. Dat geldt zeker voor buitenlandse docenten die in Nederland starten met lesgeven. Vandaar dat het Penta College extra aandacht aan hen besteedt. “Als ze je willen pakken, dan pakken ze je op taal.”

“Dit schooljaar ben ik in Spijkenisse begonnen. Tot januari vond ik het heel moeilijk. Soms had ik geen plezier in mijn werk. Maar ik geef het gewoon nooit op. Ik kon zeven jaar lang lesgeven in Polen, dus waarom zou het hier niet lukken?”
Aan het woord is de Poolse Monika Jaskolska Ficchi. In haar moederland gaf ze Engelse les aan volwassenen tussen de achttien en vijftig jaar. Ze werd verliefd op een Italiaanse Nederlander en verhuisde tweeënhalf jaar geleden naar Nederland. Vooraf volgde ze in Polen een pittige taalcursus. “We kregen eigenlijk alleen Nederlandse grammatica, van een man die Vlaams sprak. Toen ik hier kwam, kreeg ik een shock. Het Nederlands was heel anders dan de taal die ik geleerd had.” Daarom volgde ze hier weer diverse cursussen. “Daarna vond ik werk in een psychiatrisch ziekenhuis. Ik voerde op een kantoor data in, niets ingewikkelds. Ik nam die baan ook om de taal te leren. Communiceren leer je in de praktijk.”
De klas lokte. Maar een onderwijsbaan bleek lastig te vinden. Dus ging Jaskolska Ficchi vrijwillig en onbetaald stage lopen op een Rotterdamse vmbo-school. “Toen wist ik wat ik niet wilde: werken op een Rotterdamse vmbo. Meestal gaf ik daar niet eens Engels, maar geschiedenis of Nederlands. Moet je nagaan, Nederlands! Dat ging dan ook niet goed.” Toch liet ze zich niet uit het veld slaan. Ze solliciteerde verder en kreeg uiteindelijk een baan als docent Engels op het Penta College, een scholengemeenschap met enkele vestigingen in de omgeving van Rotterdam. In Spijkenisse hadden ze al vaker collega’s gehad uit Oost-Europa. De ervaringen waren positief. “Bovendien heeft deze school een uitwisselingsproject met een Poolse school, er waren al contacten en dus wisten ze hier dat Polen geen achterlijk land is”, vertelt Jaskolska Ficchi.
“We zijn door ervaring wijzer geworden”, beaamt Joop Grimm, onderwijskundig directeur van het Penta College Angelus Merula in Spijkenisse. Hij verwacht dat er de komende jaren meer buitenlandse docenten toetreden tot het lerarenkorps van Penta. “We krijgen al steeds meer sollicitaties van buitenlandse leraren. Met de komende schaarste en het feit dat lerarenopleidingen in Nederland er kwalitatief en kwantitatief niet beter op worden – tenminste, zo ervaren wij dat - is het belangrijk dat je de deur openzet voor buitenlandse collega’s. Die moet je vervolgens goed begeleiden, anders branden ze af en dat zou zonde zijn.”

Cultuurshock
Net als iedere andere starter op het Penta begon Jaskolska Ficchi al in de laatste week van de zomervakantie. Ze volgde een beginnerscursus die werd verzorgd door de Hogeschool Rotterdam. “In de wandelgangen noemen wij het ook wel een anti-crash-cursus”, zegt startersbegeleider Tineke Bekkering van het Penta. Drie dagen lang krijgen nieuwe leraren informatie over de school en hoe ze zich kunnen opstellen ten opzichte van leerlingen. Een breed arsenaal aan ordemaatregelen komt aan bod. Aan de hand van rollenspelen wordt de nieuwe lichting voorbereid op de vuurdoop. “Ik geniet ervan om het vervelende jochie te spelen. Daarna stel ik de vraag: Wat zou jij doen met zo’n leerling in de klas? Daar hebben we het dan over”, vertelt cursusleider Jaap van Elst van de Hogeschool Rotterdam. “Ik zie de cursus als een soort EHBO voor het lesgeven”, zegt Bekkering. “Je doet veel kennis op, maar je hebt nog steeds geen gewonde van de straat gehaald.”
Elke starter op het Penta krijgt een coach toegewezen. “Voor de begeleiding van buitenlandse starters is afgesproken dat daar twee keer zoveel tijd voor wordt uitgetrokken als voor de reguliere starter”, vertelt Bekkering, coach van Jaskolska Ficchi. “In het begin zat ik twee keer per week bij Monika in de klas. Tijdens die lessen probeerde ik altijd één aspect te belichten. Het contact met een klas vmbo-t was bijvoorbeeld moeilijk, daar lette ik dan op en gaf ik naderhand tips over. Ik heb haar gezegd dat ze om de tien minuten iets anders moest doen met ze. Ze moest minder een beroep doen op de luistervaardigheden van leerlingen, de lat lager leggen en daar vrede mee hebben.”
“Alle starters hebben vergelijkbare problemen”, weet Bekkering. “Maar wat misschien wel voor meer buitenlandse docenten geldt, is dat zij een situatie die wij gezellig vinden – geroezemoes bijvoorbeeld – als chaotisch ervaren. Maar gezelligheid hoort bij ons schoolsysteem. Docenten kunnen dan het idee krijgen dat zij falen, maar dat is helemaal niet nodig.”
Cultuurverschillen bemoeilijken het lesgeven wel eens. “Ook mensen die hier al een aantal jaren wonen, ondergaan een cultuurshock als zij eenmaal voor de klas staan. Ze zijn gewend dat de leraar respect krijgt en dat leerlingen naar hem luisteren, dat is in Nederland vaak niet het geval”, vertelt Van Elst van de Hogeschool Rotterdam. “De oorzaak daarvan ligt volgens mij in het feit dat zij niet zelf hier op de middelbare school hebben gezeten. Je baseert je verwachtingen over het lesgeven op wat je zelf hebt meegemaakt als scholier.”
Zo moest Jaskolska Ficchi heel erg wennen aan de klassengrootte in Nederland. “In Polen bestaat een klas uit zestien leerlingen. Daardoor is de opbouw van een les heel anders.” Dergelijke problemen komen Van Elst bekend voor. “Van een docent die oorspronkelijk uit Albanië kwam, hoorde ik dat hij het heel lastig vond om een tijdsplanning te maken en daarvan dan ook weer rustig af te wijken. Als de inspecteur in Albanië langskwam, wist die bij wijze van spreken op welke pagina en regel de docent moest zijn. Volgens mij is dat in veel voormalige Oostbloklanden het geval.”
Ook is het in Nederland moeilijker om de orde te handhaven. “In Polen had ik geen ordeproblemen, ik had gemotiveerde volwassen leerlingen. Hier kreeg ik 3-t. In die klas zijn de sociale contacten van groter belang dan het lesgeven. Ik ben zelf meer academisch ingesteld. Vwo-leerlingen hebben minder behoefte aan sociale contacten, dat werkt voor mij beter. Het niveau van 3-t is laag, de voorkennis vreselijk. Als een leerling niet weet wat pessimistisch in het Nederlands betekent, hoe moet ik dan uitleggen wat pessimistic is? De Nederlandse grammatica wordt als uitgangspunt gebruikt om Engels uit te leggen. Maar hoe doe je dat als je leerlingen de Nederlandse grammatica niet eens begrijpen? Tineke Bekkering heeft mij samen met Riet Verheij van de vakgroep Engels geholpen met dit soort vragen.”

Taalbarrière
“Wanneer docenten stress ervaren, zijn zij geneigd terug te vallen in oude patronen”, vertelt Van Elst. “Soms stellen ze zich autoritair op. Mijn eigen dochter heeft op het Penta les gehad van een buitenlandse docent. Bij de eerste les wilde zij een gezellig praatje maken. Maar de docent zag dat niet zitten: leerlingen zijn er om les aan te geven, niet om mee te kletsen. En dus negeerde de docent haar. Dat werkt niet in Nederland. Dan zetten leerlingen hun hakken in het zand.”
“Als ze je willen pakken, dan pakken ze je op taal”, waarschuwt coach Bekkering. “Hoe slechter je Nederlands, hoe onzekerder je wordt, hoe kwetsbaarder je bent. In het begin was er een leerling die tegen Monika zei: Ik versta u niet, hoe moet ik dan weten dat u een proefwerk opgegeven hebt?”
Van Elst: “Een accent kan inderdaad een probleem zijn. Maar op het moment dat jij het als docent bespreekbaar maakt, is het geen probleem meer. Je moet zeggen: Als jullie mij slecht verstaan, kunnen jullie dat aankaarten en dan verduidelijk ik wat ik zei. Punt is alleen dat het in veel culturen niet normaal is afspraken te maken met je leerlingen.”
Jaskolska Ficchi heeft de taalbarrière snel overwonnen. “Opmerkingen over mijn accent heb ik snel afgekapt.” Bovendien was ze de taal snel meester. “Als ik van leerlingen verwacht dat zij bepaalde dingen weten, moet ik die dingen zelf ook weten. Vandaar dat ik alle woorden die ik niet ken en die ik in een les kan verwachten, van tevoren opzoek. Daar leer ik veel van. Ik heb nu wel het gevoel dat de heftigste strijd gestreden is. Vanaf januari heb ik echt zin gekregen in het lesgeven.”
“Monika is een soort model-allochtoon”, vindt Bekkering. “Ze is zich erg bewust van haar tekortkomingen en werkt daar actief aan.” Vandaar dat haar coach de wekelijkse klassenbezoeken al een tijdje voor gezien houdt. “Ik loop wel eens langs en dan gaat alles goed. Ik wil niet de indruk wekken dat ze aan mijn hand moet lopen, dat is overigens ook echt niet nodig. In principe duurt de startersbegeleiding op Penta een jaar, in speciale gevallen langer. Maar Monika is niet zo’n speciaal geval.”

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.